ECLI:NL:GHSHE:2021:2019

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
200.269.459_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming handschriftdeskundige in geschil over valsheid schuldbekentenis

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de kantonrechter in een civiele procedure. De zaak betreft de vraag of een schuldbekentenis, die door [appellant] zou zijn ondertekend, vals is. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [geïntimeerde] een bedrag van € 11.038,08 van [appellant] vorderde, gebaseerd op diverse geldleningsovereenkomsten. [appellant] betwistte de echtheid van de schuldbekentenis en voerde aan dat hij reeds een deel van de schuld had terugbetaald. De kantonrechter had [appellant] in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van zijn stellingen, maar oordeelde uiteindelijk dat hij hierin niet was geslaagd. Het hof heeft in hoger beroep de procedure voortgezet en [geïntimeerde] opgedragen de originele schuldbekentenis ter griffie te deponeren. De uitspraak van het hof is op 29 juni 2021 gedaan, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhield en de betrokken partijen in de gelegenheid stelde om hun standpunten verder toe te lichten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.269.459/01
arrest van 29 juni 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. S.P. Koerselman te Zoetermeer,
tegen
[beschermingsbewindvoerder] h.o.d.n. [Bewindvoering] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen en gelden van
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. C.C. Berends te Brunssum,
op het bij exploot van dagvaarding van 6 november 2019 ingeleide hoger beroep van het tussenvonnis van 17 oktober 2018 en het eindvonnis van 25 september 2019, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6918892 \ CV EXPL 18-3186)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met productie;
  • de memorie van antwoord;
  • de mondelinge behandeling op 28 april 2021.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De vaststaande feiten
3.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 17 oktober 2018 onder 2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Die feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen dus ook het hof als uitgangspunt.
[geïntimeerde] en [appellant] zijn beiden van Roemeense afkomst en hebben elkaar in 2007 in Nederland leren kennen. Ze zijn huisgenoten geweest en zijn bevriend geraakt.
[geïntimeerde] heeft in de periode van 23 juli 2009 tot 7 december 2011 de volgende bankoverschrijvingen aan [appellant] gedaan:
Datum
Bedrag
Van rekeningnr.
Naar
rekeningnr.
Naam
Omschrijving
23-07-2009
400
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Voor rent thuis [persoon 1] and [persoon 2] tot 28.sep 2009 tot 7 oct. 2009
28-07-2009
150
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Amprumut
Pana la 10 August 09
29-07-2009
10
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
03-08-2009
260
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Retur back holiday 10 August
03-08-2009
250
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Rent pana 7 Novembrie
04-08-2009
50
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
05-08-2009
50
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
27-08-2009
500
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Amprumut
01-09-2009
300
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Amprumut
Nevol personale
16-09-2009
100
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Amprumut
25-09-2009
50
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Amprumut
27-03-2010
150
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Kadou
27-03-2010
50
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Amprumut
20-06-2010
7
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Job travel
20-06-2010
7
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Travel job
20-06-2010
7
[bankrekening 1]
[bankrekening 2]
[appellant]
Travel job
09-06-2011
50
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
11-08-2011
100
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
30-08-2011
20
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
14-09-2011
25
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
19-09-2011
25
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
20-09-2011
10
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
27-10-2011
390
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
29-10-2011
150
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
11-11-2011
75
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
17-11-2011
100
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
07-12-2011
100
[bankrekening 1]
Niet bekend
[appellant]
[geïntimeerde] heeft als productie 4 een overzicht genaamd “expenses for [appellant] ” in het geding gebracht (hierna: de schuldbekentenis). Hierop staat het volgende:

Name [geïntimeerde]
Bank Account no [bankrekening 1]
Company [vof geïntimeerde] vof
Date 08/jan/14
Period 1/1/2009 tot 30/03/2012
Hieronder staat een schema met voor zover relevant de volgende inhoud:

Date Type of Expenditure Amount
30/mrt/12 name declant [geïntimeerde] € 595,00
30/mrt/12 name declant [betrokkene 1] € 490,00
05/mrt/12 westerunion mtion [betrokkene 2] / [appellant] help € 58,50
16/mei/12 westerunion ionita [betrokkene 3] / [appellant] help € 216,00
26/mei/12 westerunion miton [betrokkene 2] / [appellant] help € 216,00
16/feb/12 westerunion miton [betrokkene 2] / [appellant] help birthday € 117,00
01/feb/12 westerunion miton [betrokkene 2] / [appellant] help € 220,50
22/aug/10 incaso pay back [geïntimeerde] from [appellant] about money back € 38,08
30/mrt/12 Declaratie [appellant] must pay back € 1.085,00
27/aug/09 ABN overzicht help [appellant] voor Home [woongemeente] € 2.411,00
07/dec/11 ABN overzicht help [appellant] voor Home [woongemeente] € 1.356,00
09/sep/09 ABN overzicht help [appellant] voor Home [woongemeente] € 170,00
29/okt/11 Help Abonament [appellant] € 150,00 € 7.123,08
01/jan/09 Help [appellant] ook kas/imprumut si help 5000,00 € 5.000,00
more? [betrokkene 4] 2009
Total € 12.123,08
Onder het schema staat de handtekening van [geïntimeerde] .
Achter het bedrag € 1.085,00 is met de hand geschreven “= 1 + 2 = -/- 1085 €”.
Onder het totaal bedrag is met de hand geschreven, met daaronder de handtekening van [geïntimeerde] :

- 1.085
-----------
€ 11.038,08
Naast het schema is met de hand geschreven, met daaronder de handtekening van [appellant] :
“Ik verklaar dat bijgaande bedragen correct zijn en erken de schuld van totaal € 12.123.08 aan [geïntimeerde] .
[woongemeente] 9 januari 2014”
De tekst “
9 januari” en de handtekening van [appellant] lopen door elkaar heen.
[appellant] heeft een minnelijke schuldsanering (MSNP) doorlopen en heeft dit traject succesvol afgerond. In het schuldenoverzicht dat in dit verband op 19 juli 2014 is opgemaakt, is geen vordering van [geïntimeerde] opgenomen.
De vorderingen van [geïntimeerde] en het geding in eerste aanleg
3.2.1.
In deze procedure vordert [geïntimeerde] veroordeling van [appellant] tot betaling van € 11.038,08, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, nakoming van diverse geldleningsovereenkomsten ten grondslag gelegd. Volgens [geïntimeerde] heeft hij [appellant] diverse bedragen van in totaal € 11.038,08 verstrekt, ten aanzien waarvan partijen mondeling zijn overeengekomen dat [appellant] deze aan [geïntimeerde] zou terugbetalen. Ter onderbouwing hiervan verwijst [geïntimeerde] naar de schuldbekentenis, waarin [appellant] volgens hem heeft verklaard dat hij een bedrag van € 11.038,08 aan [geïntimeerde] is verschuldigd.
3.2.3.
[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In het tussenvonnis van 17 oktober 2018 heeft de kantonrechter, samengevat en voor zover in hoger beroep relevant, als volgt geoordeeld:
  • [appellant] erkent dat hij van [geïntimeerde] de in de eerste twee posten op de schuldbekentenis genoemde bedragen van in totaal € 1.085,00 heeft geleend en dus ligt dit deel van de vordering in beginsel voor toewijzing gereed (rov. 4.3.).
  • Uit de door [geïntimeerde] overgelegde betalingsoverzichten volgt dat [geïntimeerde] een bedrag van € 1.150,00 aan [appellant] heeft geleend en dus ligt ook dit deel van de vordering in beginsel voor toewijzing gereed (rov. 4.5.).
  • Aangezien [appellant] voor het overige deel van de vordering ad € 8.803,08 de echtheid van de schuldbekentenis betwist, zal [appellant] in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat de schuldbekentenis vals is. Slaagt hij daarin niet, dan ligt de vordering van [geïntimeerde] in beginsel voor toewijzing gereed (rov. 4.6.).
  • Indien [appellant] wel slaagt in het te leveren bewijs, geldt dat [geïntimeerde] het bepaalde in artikel 21 Rv heeft veronachtzaamd. In dat geval zal de vordering van [geïntimeerde] voor het meerdere van € 2.235,00 (€ 1.085,00 + € 1.150,00) worden afgewezen (rov. 4.7.).
  • [appellant] zal in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat hij van het geleende geld reeds € 2.000,00 heeft terugbetaald. Indien hij hierin slaagt, zal dit bedrag op de vordering in mindering worden gebracht (rov. 4.9.).
De kantonrechter heeft [appellant] vervolgens toegelaten bewijs te leveren van zijn stellingen dat de schuldbekentenis van 9 januari 2014 vals is en dat hij van het geleende geld reeds € 2.000,00 in contanten heeft terugbetaald. [appellant] heeft zichzelf en de heer [getuige 1] doen horen. [geïntimeerde] heeft, in contra-enquête, de heer [getuige 2] en de heer [betrokkene 1] doen horen.
3.2.5.
In het eindvonnis van 25 september 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] niet is geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs van zijn stelling dat de schuldbekentenis vals is. De kantonrechter heeft voorts geoordeeld dat wel voldoende is komen vast te staan dat hij een bedrag van € 2.000,00 aan [geïntimeerde] heeft betaald. De kantonrechter heeft ten slotte geoordeeld dat voorbij moet worden gegaan aan het verzoek van [appellant] om een deskundige te benoemen die onderzoek zou moeten doen naar de schriftsporen van de handtekening en de in handschrift gestelde datum. Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter de vordering van [geïntimeerde] tot een bedrag van € 9.038,08 (€ 11.038,08 -/- € 2.000,00) toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2008 tot aan de dag van algehele voldoening, en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
Het geding in hoger beroep
3.3.
[appellant] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen eindvonnis en primair tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] en subsidiair tot het gelasten van een deskundigenonderzoek ter zake de echtheid van de schuldbekentenis, een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten met rente. [appellant] heeft verder gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] terug te betalen al hetgeen hij op grond van het beroepen vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente.
Originele schuldbekentenis
3.4.
In hoger beroep is onder andere aan de orde het verweer van [appellant] dat de schuldbekentenis vals is, in die zin dat hij eerst zijn handtekening heeft gezet op een blanco blad en dat daarna de tekst er boven is geplaatst. [geïntimeerde] heeft ter zitting verklaard dat de originele schuldbekentenis in zijn bezit is en kan worden overgelegd. Het hof ziet aanleiding [geïntimeerde] op te dragen om de originele schuldbekentenis ter griffie van het hof te deponeren.
3.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
draagt [geïntimeerde] op om uiterlijk 27 juli 2021 de originele schuldbekentenis ter griffie van het hof te deponeren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, S.C.H. Molin en N.W.M. van den Heuvel en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 juni 2021.
griffier rolraadsheer