3.1De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 2. is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt, met een door het hof aangebrachte letteraanduiding:
a. [appellant 2] huurt een tweetal panden aan de [adres 1] en [adres 2] te ( [postcode] ) [plaats] . Bij brief van 22 mei 2018 heeft [appellant 2] de eigenaar van voornoemde panden, [eigenaar panden] , onder andere als volgt bericht:
“(…) Namens ondergetekende en [de vennootschap] het navolgende:
Gebaseerd op onze gesprekken van de afgelopen weken inzake de door ons geïnitieerde herbestemming, ontwikkeling, verbouwing c.q. renovatie en het beheer van de panden [adres 1] en [adres 2] het navolgende:
Inmiddels is er door ons bij de gemeente Eindhoven, Sector Ruimtelijke Expertise, Afdeling Omgevingskwaliteit een plan ingediend voor de herbestemming van het gehele pand, wat nu nog deels door ons wordt gehuurd. De herbestemming zal moeten leiden van winkel en wonen naar een boutique en shortstay hotel/appartementen met horeca.
Ten behoeve van de herbestemming van de [adres 2] zijn al verleend een exploitatievergunning, en wordt inmiddels ook de omgevingsvergunning gewijzigd. (…) U heeft aangegeven hiermee akkoord te zijn, op basis waarvan wij nu de definitieve plannen zullen gaan maken en de werkzaamheden zullen gaan starten voor de herbestemming en het gebruiksklaar maken van de ruimtes en delen van het pand [adres 2] en [adres 1] die op dit moment niet worden benut, althans zonder rendement. (…)”
Tussen [geïntimeerde] en [appellant 1] heeft veelvuldig (e-mail)correspondentie plaatsgevonden. [appellant 1] heeft daarbij steeds gebruik gemaakt van het e-mailadres [e-mailadres] . Coolindustriez is geen bestaande onderneming, althans deze is niet ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Bij e-mail van 17 september 2018 heeft [geïntimeerde] – voor zover van belang – als volgt aan [appellant 1] bericht:
“(…) Bijgaand vindt je onze aanbieding mbt werkzaamheden transformatie panden [adres 1] en [adres 2] aan de [straatnaam] in [plaats] . We stellen voor in eerste instantie de eerste 2 fasen van het totale proces aan te bieden. Het in deze fasen gerealiseerde Voorlopig Ontwerp zal dienen als document voor het overleg met de gemeente. Onder andere mbt de CRK (voorheen welstand).
Zodra we meer inzicht hebben in het te realiseren bouwvolume, kunnen we de aanvullende werkzaamheden ten behoeve van de indiening van de omgevingsvergunning, bestemmingsplan wijziging en bouw aanbieden.
Hopende jullie hiermee een passende aanbieding te hebben gedaan. (…)
Indien mogelijk komen we graag morgen ochtend een rondgang maken door de gebouwen. (…)”
Voornoemde (honorarium)aanbieding van 17 september 2018 luidt - voor zover van belang - als volgt:
“(…)Honorarium
Fase Inventarisatie
- Bestemmingsplan en kadaster check. (We gaan er in deze offerte vanuit dat het
vigerende bestemmingsplan tzt aangepast zal dienen te worden).
- Opvragen, zoeken naar originele tekeningen
- Eerste globaal historisch onderzoek
- Locatie-inspectie
- Eigen maken van de aangeleverde digitale tekeningen van de bestaande toestand
- Tekeningen 1:100
○ Situatie, plattegronden, gevels en doorsnede
- Afstemming
○ Opdrachtgever
○ Gemeente, mbt bestemmingsplan
Planning: doorlooptijd 2-3 weken (deels afhankelijk van gemeente)
Totaal exclusief BTW en onkosten € 4.880,00
Fase VO; voorlopig ontwerp
- Tekeningen 1:100
○ Situatie, plattegronden, gevels en doorsnede
○ Inclusief globale positionering evt. (vast) meubilair
○ Waar nodig ondersteund door 3d afbeeldingen
- Afstemming
○ Opdrachtgever
■ Afstemming planvorming/ ontwerp
■ Afstemming plan van aanpak
○ Indienen schriftelijk Conceptaanvraag (separaat kosten mbt leges)
○ Vooroverleg gemeente Eindhoven, oa mbt CRK
○ Eerste afstemming met constructeur
Planning: doorlooptijd 6-8 weken
Totaal exclusief BTW en onkosten € 26.760,00 (…)”
In reactie op de (honorarium)aanbieding bericht [appellant 1] [geïntimeerde] bij e-mail van 17 september 2018 als volgt:
“(…) Mijn dank voor de gedane aanbieding, wij gaan dit bespreken maar het ziet er mijns inziens prima uit. Morgenochtend is geen enkel probleem, kun je even aangeven hoe laat ongeveer? (…)”
Op 18 september 2018 heeft [geïntimeerde] de panden aan de [straatnaam] te [plaats] bekeken in aanwezigheid van [appellanten] .
Op 9 oktober 2018 hebben [geïntimeerde] , [appellanten] elkaar gesproken over de voorgenomen plannen met betrekking tot voornoemde panden. [geïntimeerde] heeft bij e-mail van diezelfde dag het volgende aan [appellant 1] medegedeeld:
“(…) Vandaag een goed gesprek. Wat ons betreft gaan we de goede richting uit mbt de ontwikkeling van jullie 2 panden. Ik zie ook uit naar het eerste gesprek met de gemeente. We gaan er inmiddels vanuit dat je/ jullie akkoord zijn gegaan met de aanbieding en start van onze werkzaamheden. In de onderstaande mail had je dit nog niet volledig gedaan. Volledigheidshalve verzoek ik je dan ook eea alsnog te formaliseren en eea te bevestigen door:
-
Of door handmatig op onze aanbieding van 17-9-2018 een akkoord, datum en handtekening te zetten en retour te sturen
-
Of dit per e-mail te bevestigen (…)”
[appellant 1] heeft hierop bij e-mail van 18 oktober 2018 als volgt gereageerd:
“(…) Mijn excuus voor mijn verlate reactie, maar hierbij wil ik jou bevestigen dat wij uiteraard akkoord zijn met het door jou gedane voorstel. Nog onze dank voor de fijne en goede presentatie en het concept ontwerp. (…)”
i. Bij e-mail van 18 oktober 2018 heeft [geïntimeerde] [appellant 1] op haar beurt als volgt bericht:
“(…) Dank hiervoor.
We zijn momenteel de presentatie tbv de gemeente aan het afronden. Zodra we het concept klaar hebben zullen we je eea nog vooraf toezenden. (…)”
Bij e-mail van 9 oktober 2018 heeft [appellant 1] [medewerkster gemeente] , medewerkster van de gemeente Eindhoven, als volgt bericht:
“(…) Graag zouden wij, tezamen met onze architect [architect 1] met u op korte termijn een afspraak willen maken, (…) om onze plannen te presenteren. Naar aanleiding van onze bespreking op 13 augustus jl. en de daar besproken uitgangspunten, hebben wij onze plannen aangepast en wij hebben inmiddels nieuwe tekeningen (gevelaanzichten, doorsnede’s, plattegronden, 3D tekeningen en een maquette van de ontwikkeling inclusief de omgeving. Alvorens te komen tot een aanvrage zouden wij graag eerst onze plannen aan u presenteren en met u bespreken. (…)”
Op 29 oktober 2018 hebben [appellant 2] , [appellant 1] en [geïntimeerde] de plannen met betrekking tot de twee panden aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats] gepresenteerd / toegelicht tijdens een bijeenkomst bij en met de gemeente Eindhoven.
Bij factuur van 30 oktober 2018 – gericht aan “Coolindustriez” en ter attentie van [appellant 1] - heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 18.205,95 (inclusief btw) in rekening gebracht. Op de factuur is vermeld dat het gaat om € 3.904,00 (exclusief btw) ter zake van de “Fase Inventarisatie 80% gereed”, om € 10.704,00 (exclusief btw) ter zake van de “Fase VO 40% gereed” en om € 438,24 (exclusief btw) ter zake van verschotten.
Bij brief van 7 november 2018 heeft [appellant 1] de gemeente Eindhoven, in de persoon van [medewerker gemeente 2] , onder andere als volgt bericht:
“(…) Ondergetekende heeft tijdens de presentatie van onze concept-aanvrage op 29 oktober 2018 bij volharding moeten vernemen, dat u op niet te verstane wijze in het bijzijn van onze architect allerhande ongepaste, ongefundeerde en ook overigens onjuiste mededelingen heeft gedaan over ondergetekende en [appellant 2] . (…)
Het is mij toegestaan om op persoonlijke titel [appellant 2] te adviseren en te begeleiden omtrent het optuigen van een vastgoedproject om te komen tot een concept-vergunningsaanvrage. Ondergetekende beoefend een vrij beroep, is niet gevestigd in Nederland (is ook niet strafbaar en verboden) mag zich daarbij ook bedienen van een naam waaronder hij zich presenteert en te bereiken is. Nogmaals voor de goede orde en alle duidelijkheid wil ik hierbij, wellicht nog ten overvloede stellen; dat ondergetekende op geen enkele manier een betrokken partij of een contractspartner is, geen overeenkomsten met derden aangaat in het kader van de ontwikkeling en de concept-aanvrage met betrekking tot de [adres 2] en [adres 1] Dus ook niet met de Gemeente Eindhoven. (…) De wijze waarop u heeft gemeend inbreuk te mogen maken op de goede intenties van ondergetekende en [appellant 2] is onrechtmatig, temeer door ons doelbewust en ongefundeerd, met naam en toenaam te vereenzelvigen en te identificeren met de huidige pandeigenaar [eigenaar panden] , waarbij u waagt te stellen en te suggereren dat wij de beoogde aankoop en ontwikkeling van [adres 1] en [adres 2] te [plaats] zouden doen als zijnde “stromannen” en de “witwassers” handelend in opdracht van [eigenaar panden] . Wat daar ook van zij; ondergetekende en [appellant 2] zijn geenszins bereid om deze opstelling en handelswijze van u en de gemeente Eindhoven te laten welgevallen. Zulks klemt overigens temeer, nu u ook al direct aankondigde tijdens onze presentatie/bespreking op 29 oktober jl. om onze concept-aanvrage te zullen schrappen als wij u geen voldoende persoonlijke informatie zouden verstrekken omtrent onze werkzaamheden, en financiële achtergrond. (…) Ik vertrouw erop u met het vorenstaande voldoende te hebben geïnformeerd en zie uw bevestiging graag zo spoedig mogelijk tegemoet, dat u de door ons gedane concept-aanvrage niet niet-ontvankelijk zult verklaren. (…)”
[geïntimeerde] heeft [appellant 1] op 8 november 2018 het volgende bericht:
“(…) Is het wenselijk binnenkort bij elkaar te zitten, om eea af te stemmen? Volgende stap zou zijn, naar aanleiding van het gesprek het ontwerp voorstel document aan te passen en klaar te maken tbv een principe verzoek. Zijn jullie er verder uit gekomen mbt het aanleveren van de stukken waar [medewerker gemeente 2]]
naar vroeg? (…)”
In reactie op voornoemde e-mail heeft [appellant 1] [geïntimeerde] als volgt bericht:
“(…) Het is zeker wenselijk om binnenkort bij elkaar te zitten om alles af te stemmen en even bij te praten. Uiteraard ben ik er uit gekomen richting [medewerker gemeente 2] en ik zal en wil jou daar samen met [appellant 2] ook persoonlijk over informeren. (…)”
[geïntimeerde] heeft diverse e-mails verzonden aan [appellant 1] in verband met het openstaande factuurbedrag van € 18.205,95 en met het verzoek om contact op te nemen over de voortgang van de werkzaamheden. Bij e-mail van 21 december 2018 heeft [appellant 1] het volgende aan [geïntimeerde] medegedeeld:
“(…) Ik heb gelet op diverse omstandigheden nog niet inhoudelijk kunnen reageren richting jou en op de aan ons toegezonden factuur.
De totstandkoming en het sturen van de factuur, daaraan ligt ten grondslag de gedane uitspraken en de toonzetting van onze bespreking bij de Gemeente Eindhoven. Laat dat duidelijk zijn! (…) Het lijkt mij geen goede zet om een incassobureau in te schakelen aangezien er inmiddels een hoop te zeggen is met betrekking tot onze goede en oprechte intenties en de ondanks dat ontstane situatie. Daarnaast lijkt het mij voor de hand liggen dat de uitgevoerde werkzaamheden gespecificeerd en gekwalificeerd dienen te worden na ratio van bestede uren, voortgang en resultaat. Wellicht kunnen we e.e.a. beter bespreken tijdens een overleg. (…)”
[geïntimeerde] heeft bij e-mail van 21 december 2018 als volgt gereageerd op voornoemde e-mail van [appellant 1] :
“(…) Onze werkzaamheden staan volledig los van de jouw afstemming met de gemeente. Daar is geen discussie over. De factuur vertegenwoordigd een percentage van de werkzaamheden. Let op; Daar wij in de veronderstelling waren dat het werk door zou gaan na het overleg is een lager percentage in rekening gebracht dan daadwerkelijk aan werkzaamheden inmiddels is verricht. Als het werk verder niet doorgaat, zijn wij genoodzaakt naar ratio de aanvullende nog niet in rekening gebrachte werkzaamheden in rekening te brengen. Naar aanleiding van de input van de gemeente en het overleg met jullie, stonden wij klaar het VO af te ronden tbv concept indiening bij de gemeente.
Spijtig en helaas dat het nu anders is verlopen. Dat kan je ons niet verwijten.
We hebben je al meerdere malen verzocht de rekening te betalen. Vandaar dat wij helaas genoodzaakt zijn dit uit handen te geven. (…)”
Bij brief en e-mail van 10 januari 2019 heeft de (incasso)gemachtigde van [geïntimeerde] [appellanten] gesommeerd om binnen 5 dagen na dagtekening van de brief een bedrag van € 21.198,82 (de hoofdsom van € 18.205,95, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten) te voldoen.
In reactie op voornoemde brief/e-mail heeft [appellant 1] de (incasso)gemachtigde van [geïntimeerde] het volgende medegedeeld:
“(…) Wij achten ons niet aansprakelijk en verantwoordelijk voor de vordering welke door u wordt opgevoerd, en ik wil u verwijzen naar de gemaakte afspraken daarover met uw cliënt. De grondslag voor het verzenden van een factuur ontbreekt op dit moment aangezien de besproken prestatie tot op heden nog is uitgebleven. Dit is ook bij uw cliënt bekend. Het opvoeren van een vordering door uw cliënt is een geheel eenzijdig, zonder overleg en een goedgekeurde overeenkomst gebeurd. (…)”
[appellanten] zijn niet overgegaan tot betaling van het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag.
In haar memorie van antwoord (punt 11) verzoekt [geïntimeerde] het hof ‘eventuele aanvullende feiten als hierna gemeld die worden betrokken in de beoordeling van de grieven voor zover nodig ook vast te stellen’. Een concreet bezwaar tegen de feitenvaststelling is in dit weinig omlijnde verzoek niet te lezen.
De procedure in eerste aanleg