Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 17 december 2019;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 9 maart 2020, waarbij geen minnelijke regeling van het geschil is bereikt;
- de memorie van grieven van [appellant] van 21 april 2020 met producties en eiswijziging;
- de akte van depot van [appellant] van 6 mei 2020;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 7 juli 2020.
6.De verdere beoordeling
in conventie, samengevat:
in reconventie, samengevat:
in conventievoor recht verklaard dat [geïntimeerde] gehouden is tot betaling van zijn gedeelte in de onderhoudskosten voor de weg welke onderwerp is van de erfdienstbaarheid van weg en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
In reconventieheeft de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, met uitzondering van onderdeel b. en met bepaling van één dwangsom voor overtreding van de geboden in de onderdelen a. en c.
- de reikwijdte van de erfdienstbaarheid;
- het hek en het aantal sleutels (handzenders) dat [appellant] voor dat hek aan [geïntimeerde] ter beschikking moet stellen;
- de kosten van onderhoud van de weg waarop de erfdienstbaarheid rust.
ex aequo et bonobepalen op een bedrag van in totaal € 375,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit arrest tot aan de voldoening. Voor de hierna volgende jaren zullen partijen een nadere afspraak moeten maken.