ECLI:NL:GHSHE:2021:1632

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
200.212.545_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en de toepassing van Duits recht op onroerende zaken

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een geschil over huwelijkse voorwaarden en de verdeling van vermogen na een scheiding. De zaak is ontstaan uit een eerdere beschikking van de rechtbank, waarin onder andere een voorschot op de kosten van een deskundige werd vastgesteld. De vrouw, verzoekster in principaal appel, en de man, verweerder in principaal appel, hebben beiden hun standpunten naar voren gebracht over de verdeling van de activa, waaronder onroerende zaken in Duitsland en aandelen in een Nederlandse besloten vennootschap. Het hof heeft vastgesteld dat op de onroerende zaak in Duitsland Duits recht van toepassing is, en dat de wettelijke algehele gemeenschap van goederen van toepassing is, met uitzondering van het eenheidsbeginsel. Dit heeft geleid tot een discussie over de waarderingsmethode, waarbij de discounted cash flow (DCF) methode werd genoemd. De deskundige heeft een aanvullend voorschot van € 3.800,-- inclusief BTW aangevraagd, wat door beide partijen werd goedgekeurd, zij het onder voorwaarden. Het hof heeft uiteindelijk besloten dat het aanvullend voorschot door beide partijen voor de helft dient te worden voldaan en heeft verdere beslissingen aangehouden. De uitspraak werd gedaan op 3 juni 2021, waarbij de rechters G.J. Vossestein, P.P.M. van Reijsen, M.A. Ossentjuk en C.D.M. Lamers betrokken waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 juni 2021
Zaaknummer: 200.212.545/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/126275 / FA RK 13-1564
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.M.H.H. Tuinstra te Maastricht
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
verzoeker in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. N.H.J. van der Pluijm te Panningen.

21.De beschikking d.d. 27 februari 2020

In vervolg op de beschikking van 1 april 2021, herinnert het hof er aan dat het bij beschikking van 27 februari 2020 onder meer het voorschot op de kosten van de deskundige Ir. P.D. Schuitmaker MBA RAB van BB O&F (in deze beschikking verder: de deskundige) heeft bepaald op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 5.505,50 (inclusief BTW).
22. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep en de verdere beoordeling
Partijen hebben het voorschot op de aangegeven wijze voldaan.
Bij brief van 8 juni 2020, ingekomen bij het hof op 9 juni 2020, heeft de deskundige aan de griffier van het hof, samengevat, bericht dat de behandeling van de zaak door onder meer de omvang van het dossier en de gebleken complexiteit tot dusverre meer tijd heeft gevergd dan verwacht. Hij heeft het hof verzocht een aanvullend voorschot te bepalen – uitgaande van een begroting van achttien extra uren – op € 3.800,-- inclusief BTW.
Op 9 juni 2020 heeft de griffier van het hof (de advocaten van) partijen in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van veertien dagen te reageren op deze verhoging.
De vrouw heeft per brief van 12 juni 2020 aangegeven dat zij kan instemmen met het verzoek van de deskundige tot vaststelling van een aanvullend voorschot, in de hoop en verwachting dat de werkzaamheden binnen de nieuwe begroting kunnen worden uitgevoerd.
De man heeft bij brief van 15 juni 2020 aangegeven akkoord te kunnen gaan met het aanvullend voorschot, op voorwaarde dat beide partijen de helfte van dit voorschot in rekening wordt gebracht.
De vrouw heeft bij brief van 26 mei 2021 verzocht om zo spoedig mogelijk te beslissen op het verzoek van de deskundige om een aanvullend voorschot vast te stellen.
Het hof zal dienovereenkomstig beslissen zoals in het dictum is bepaald.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

23.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat voor de kosten van de deskundige een aanvullend voorschot dient te worden voldaan van € 3.800,-- (inclusief BTW), door partijen ieder voor de helft te voldoen;
bepaalt dat genoemd voorschot
binnen twee weken na hedenzal worden voldaan na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Vossestein, P.P.M. van Reijsen en M.A. Ossentjuk en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2021 door mr. C.D.M. Lamers in tegenwoordigheid van de griffier.