Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de VOF] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[vennoot 1]en
[vennoot 2],
[de vennootschap 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de vennootschap 2],
[de vennootschap 3],
[de VOF 2],
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- het tegen [Tandtechniek] verleende verstek
- de memorie van grieven met producties A, B, C en D
3.De feiten
4.De procedure in eerste aanleg
- [de vennootschap 1] is veroordeeld tot het betalen van € 8.550,99, met de wettelijke handelsrente;
- [de vennootschap 2] is veroordeeld tot het betalen van € 968,38, met de wettelijke handelsrente;
- [de vennootschap 3] is veroordeeld tot het betalen van € 4.321,13, met de wettelijke handelsrente;
- [de VOF 2] is veroordeeld tot het betalen van € 3.181,89.
5.De beoordeling in hoger beroep
beoordelingmoet per klachtnummer en per werkstuk worden gemaakt. Er kan dus niet worden volstaan met een algemene indruk.
beschrijvingvan de bevindingen moet per klachtnummer en per werkstuk inzicht geven in eventuele tekortkomingen. Het beschrijven van de bevindingen moet echter ook doelmatig worden uitgevoerd. De deskundige kan bijvoorbeeld (indien mogelijk) aan de hand van categorieën met tabellen of verwijzingen, per categorie zijn bevindingen en conclusies beschrijven en toelichten.
- de aan de deskundige te stellen vraag of vragen
- de persoon van de deskundige
6.De uitspraak
29 juni 2021voor akte aan de zijde van [appellanten] , zoals hiervoor in 5.32 is overwogen;