Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden wegens deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank had ook beslag gelegd op twee ploertendoders en een boksbeugel, en gelast dat een geldbedrag van € 660,00 en € 927,54 aan de verdachte zou worden teruggegeven. Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De verdachte en zijn raadsman zijn echter niet verschenen op de zitting. Het hof heeft het beroep van de advocaat-generaal gevolgd en het vonnis van de rechtbank bevestigd, met enkele aanvullingen op de gronden en de strafmotivering.
Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor het ten laste gelegde gewoontewitwassen, maar heeft wel geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. De verdachte is op 1 oktober 2013 aangehouden, en het hof heeft geoordeeld dat de totale overschrijding van de redelijke termijn meer dan 30 maanden bedraagt. Dit heeft geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk zou zijn opgelegd. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 20 maanden, met aftrek van voorarrest, en het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd.