2.2Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2021 en 2 april 2021 houdt in dat de verdachte daar niet is verschenen. Het houdt verder onder meer het volgende in:
“Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, die verklaart waar te nemen voor zijn kantoorgenoot mr. P.W. Szymkowiak en die verklaart niet uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd om de verdediging te voeren.
De voorzitter deelt mede:
Het hof heeft vanochtend van de raadsman mr. Szymkowiak een emailbericht ontvangen dat verdachte niet kan komen vandaag omdat hij ziek is. De raadsman heeft daarom om aanhouding verzocht. Het hof heeft teruggemaild dat verdachte ook digitaal kan deelnemen aan de zitting door middel van een video/skypeverbinding. Het hof heeft zojuist van de raadsman via een emailbericht begrepen dat verdachte niet digitaal kan deelnemen omdat hij slechts in het bezit is van een oude iPhone en voorts omdat hij te ziek is.
Het hof heeft direct een mail teruggestuurd waarin het hof – kort samengevat – heeft aangegeven dat het hof verdachte verzoekt om, in het geval er niet digitaal wordt deelgenomen, per ommegaande een doktersverklaring te doen toekomen aan het hof waaruit naar voren komt dat hij niet in staat is ter zitting te verschijnen, en ook niet digitaal aan de zitting deel kan nemen. Het hof zal om 15.30 uur een beslissing nemen omtrent het aanhoudingsverzoek. Bij afwijzing van dit verzoek zal alsnog na 15.30 uur een inhoudelijke behandeling plaats vinden.
De voorzitter deelt mede:
Het hof zal het onderzoek thans onderbreken tot 15.30 uur, in afwachting van een bericht van de verdediging.
Het hof hervat het onderzoek om 15.30 uur.
Verdachte noch zijn raadsman zijn ter terechtzitting aanwezig.
De voorzitter deelt mede:
Er heeft na de onderbreking van hedenmiddag nog een mailwisseling plaatsgevonden tussen het hof en mr. Szymkowiak. De raadsman persisteert bij zijn verzoek om aanhouding. Door de verdediging is geen doktersverklaring overgelegd, noch een bericht van de huisarts waarin de per mail gedane mededeling door de raadsman dat verdachte contact heeft opgenomen met de huisarts en getest zou moeten worden, wordt bevestigd.
De advocaat-generaal deelt mede:
Er wachten drie getuigen. Het hof wordt voor een voldongen feit gesteld. Als er medische redenen zijn waarom verdachte niet kan komen en ook niet digitaal kan deelnemen aan de zitting, dan mag hij wel zijn best doen om dat te onderbouwen. In beginsel verzoek ik het hof het verzoek om aanhouding dan ook af te wijzen.
Het hof onderbreekt het onderzoek voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter als beslissing van het hof het volgende mede.
Hedenochtend om 09:09 uur heeft de raadsman van de verdachte schriftelijk per mail namens zijn cliënt verzocht om aanhouding van de behandeling van de strafzaak in verband met – kort gezegd – ziekte van zijn cliënt. Deze zou vannacht zijn wakker geworden met klachten als snotteren en hoesten en hij zou zich mettertijd steeds slechter zijn gaan voelen en hij vermoedt koorts. Het standpunt is dat de verdachte zichzelf niet in staat acht om af te reizen naar Den Bosch om zijn strafzaak naar behoren te kunnen bijwonen.
Het hof heeft vervolgens aan de raadsman van de verdachte bericht dat hij de zitting ook via een Skype-verbinding zou kunnen bijwonen, waarop de raadsman te kennen heeft gegeven dat dit een mooi alternatief betreft. Vervolgens is namens het hof een link voor de Skype-vergadering aan de raadsman toegestuurd.
Om 12:19 uur heeft de raadsman vervolgens bericht dat het deelnemen aan de zitting via Skype toch geen werkbare optie is, omdat de verdachte – kort gezegd – zich miserabel voelt en niet fit genoeg is om de zitting via Skype adequaat te kunnen volgen en eventuele vragen van het hof of advocaat-generaal te beantwoorden en omdat hij niet in het bezit is van de voor het opzetten van een Skype-verbinding benodigde hardware.
Het hof heeft vervolgens zowel per mail aan de raadsman mr. Szymkowiak als de na het uitroepen van de zaak aan de ter terechtzitting aanwezige kantoorgenoot mr. Maessen laten weten dat het een doktersverklaring wenst waarin is opgenomen dat de verdachte zich deze morgen tot de huisarts heeft gewend, met het tijdstip van het telefoongesprek, de verschijnselen die zijn medegedeeld en het advies van de arts. Vervolgens is de behandeling van de zaak onderbroken tot 15:30 uur.
Na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting is namens de verdachte geen doktersverklaring aan het hof overgelegd. De verdediging heeft gepersisteerd bij het verzoek om aanhouding. Van de zijde van de verdediging is te kennen gegeven dat zijn cliënt niet bij de arts terecht kan, maar zich zou moeten laten testen. Van de zijde van het hof is aan de raadsman te kennen gegeven dat in plaats van een doktersverklaring, wanneer die niet kan worden verkregen, een bericht van de huisarts wordt gevraagd om die mededeling te bevestigen. Ook dat bericht is niet gekomen.
Het hof stelt bij de beoordeling van het aanhoudingsverzoek het volgende voorop.
Indien een verdachte door ziekte is verhinderd op de terechtzitting te verschijnen en in verband daarmee schorsing van het onderzoek heeft verzocht of doen verzoeken, voldoet de rechter aan dit verzoek teneinde de verdachte alsnog de gelegenheid te geven bij de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting aanwezig te zijn. Dit spruit voort uit het onder meer in art. 6 EVRM gewaarborgde aanwezigheidsrecht van de verdachte. Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat de rechter tot het oordeel komt dat het belang van een behoorlijke strafvordering – welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn – ernstig in het gedrang zou komen, indien het onderzoek op de terechtzitting zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak tegenwoordig te zijn.
Het staat ter beoordeling van de rechter of hij de aangevoerde reden aannemelijk en van voldoende gewicht acht en of het belang van een behoorlijke strafvordering de voorrang moet hebben boven het belang van de verdachte bij aanhouding. In de regel mag daarom van de verdachte of diens raadsman worden gevergd dat hij ter staving van het verzoek (alsnog) de gegevens kan verstrekken die de rechter met het oog op de te nemen beslissing wenselijk acht. Aan de rechter staat het vrij om, indien een verzoek onvoldoende door bewijsstukken is gestaafd of indien aan diens verlangen tot aanvulling niet of niet genoegzaam is voldaan, daaraan gevolgtrekkingen te verbinden.
Het hof stelt vast dat de strafzaak tegen de verdachte deel uit maakt van meerdere andere strafzaken tegen verdachten die in hoger beroep aanhangig zijn en voortvloeien uit het zeer omvangrijke strafrechtelijk onderzoek met de naam Wolf/Beretta. De uitspraken in de strafzaken tegen alle verdachten, dus ook tegen de verdachte [verdachte] , zijn door de rechtbank gedaan op 29 maart 2018. Inmiddels zijn drie jaren verstreken. De redelijke termijn voor berechting in hoger beroep is al aanzienlijk overschreden. Een aspect van de verdenking tegen de verdachte is deelname aan een crimineel samenwerkingsverband. Andere verdachten die in hoger beroep terecht staan, wordt eveneens deelname aan dit samenwerkingsverband verweten. Het hof heeft in de onderhavige samenstelling al meerdere strafzaken in dit onderzoek inhoudelijk ter terechtzitting in hoger beroep behandeld. Het voornemen bestaat om op één datum alle onderzoeken te sluiten en om twee weken later in alle zaken tegelijk arrest te wijzen. Het hof ontkomt er niet aan om in het kader van het crimineel samenwerkingsverband aandacht te besteden aan de rol van de verdachte daarin. Een voor de verdachte nadelig oordeel daarover in een of meerdere zaken tegen medeverdachte(n), zou betekenen dat het hof in de zaak tegen de verdachte zichzelf materieel niet meer aangewezen acht om de zaak onbevangen op dit punt tegemoet te treden. Een aanhouding van de zaak tegen deze verdachte zou dus betekenen dat een geheel nieuwe combinatie van raadsheren zich in het omvangrijke dossier zou moeten inlezen. Daarbij komt dat voor de terechtzitting van heden meerdere getuigen op verzoek van de verdediging zijn opgeroepen teneinde te worden gehoord en dat een van die getuigen wegens verblijf in het buitenland via Skype wordt gehoord. Een aanhouding van de zaak zou betekenen dat een nieuwe zittingsdatum moet worden gezocht waarop deze getuigen beschikbaar zijn, nog daargelaten dat wegens het drukke zittingsschema van het hof en de drukke agenda van de zaaksadvocaat-generaal een hervatting van de behandeling van de zaak tegen de verdachte niet binnen afzienbare termijn valt te verwachten.
Een en ander brengt mee dat het belang van een goede procesvoering en het belang van een behoorlijke strafvordering ernstig in het gedrang zou komen indien het onderzoek ter terechtzitting zou worden geschorst. Dit belang moet onder de gegeven omstandigheden naar ’s hofs oordeel zwaarder wegen dan het belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak tegenwoordig te zijn. Het hof heeft zich bij die afweging van belangen rekenschap gegeven van het feit dat de verdachte heeft aangekondigd vragen te willen/kunnen beantwoorden van de zijde van het hof en de advocaat-generaal, maar het hof acht dit, gegeven de omstandigheden, van onvoldoende gewicht. Die gelegenheid heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg immers wel gehad en hij kan, indien hij een behandeling op tegenspraak wenst, verweren wil aandragen en de getuigen wil ondervragen, zijn advocaat uitdrukkelijk machtigen om namens hem de verdediging te voeren; iets dat de verdachte kennelijk welbewust niet heeft willen doen. Dat dient dan voor rekening van de verdachte te komen.
Ten slotte heeft het hof bij e.e.a. nog in aanmerking genomen dat gesteld maar op geen enkele wijze is gebleken dat verdachte gezondheidsklachten heeft, en het tevens onvoldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte, voor zover hij al gezondheidsklachten heeft, daardoor in het geheel niet in staat is om op adequate wijze ter terechtzitting aanwezig te zijn, al dan niet via Skype, en de behandeling van zijn zaak te volgen, Dat de verdachte niet over de benodigde hardware beschikt voor een Skype-verbinding acht het hof niet aannemelijk, nu hij immers wel de mails en Whatsapp berichten van zijn raadsman kan ontvangen.
Het verzoek om aanhouding wordt mitsdien verworpen.”