3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[de werkgever] was in 2017 op zoek naar een manager voor haar “pilot plant” (oefenfabriek) op het [complex] van DSM. Daartoe heeft zij een “headhunter” ingeschakeld. Deze headhunter heeft, onder andere, [de werknemer] (geboren op [geboortedatum] 1962) benaderd. [de werknemer] was op dat moment werkzaam voor een derde.
De gesprekken tussen [de werkgever] en [de werknemer] hebben ertoe geleid dat hij op 16 oktober 2017 bij [de werkgever] in dienst is getreden in de functie van Pilot Plant Manager op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden tegen een loon van € 6.558,23 bruto per maand, exclusief emolumenten. Deze arbeidsovereenkomst is met ingang van 16 oktober 2018 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
In de tweede helft van 2018 bestond er tussen partijen overeenstemming over het feit dat [de werknemer] behoefte had aan coaching. Daarom is in november 2018 een coachingstraject gestart onder leiding van de heer [coach] (hierna: [coach] ). In het programma van dit traject, gedateerd op 28 januari 2019 van [coach] is opgenomen (voor zover hier van belang):
“Centraal uitgangspunt is het meer bewust worden van ‘het eigen gedrag’ (verbaal en non verbaal). Dit bezien in relatie met hoe dit gedrag bij de ander overkomt en welk effect dit gedrag heeft op iemand anders.
De coaching heeft twee speerpunten namelijk:
A. Voorkomen van wrijvingen in communicatie en omgang met gelijk- en ondergeschikten.
B. Optimaliseren werkrelatie met nieuwe manager mevrouw [nieuwe manager] .”
Onderdeel A is uitgevoerd, onderdeel B is niet uitgevoerd doordat [nieuwe manager] uiteindelijk niet aan de coaching heeft deelgenomen.
In de periode van mei 2019 tot medio september 2019 is op verzoek van de heer [toenmalig directeur] , de toenmalig directeur R&D van [de werkgever] , de heer [voormalige productiemanager] werkzaam geweest in de pilot plant. De heer [voormalige productiemanager] was een voormalige productiemanager van [de werkgever] van de papierfabriek in [plaats] .
Op verzoek van [toenmalig directeur] van 3 september 2019 doet [voormalige productiemanager] verslag van zijn bevindingen met betrekking tot het functioneren van [de werknemer] . Dit verslag is gedateerd op 17 september 2019. Hierin staat, voor zover relevant:
“
Specifieke coaching gesprekken gevoerd op o.a. 7 juni 2019, 2 juli 2019, 2 augustus 2019 en 15 augustus 2019.
Tussendoor talloze malen de tijd genomen om [de werknemer] bij te sturen, te helpen het grotere geheel te zien of aan te geven dat dingen aan het fout lopen waren en aan hem voorbij gingen.
Op 15 augustus 2019 heb ik met [de werknemer] duidelijke afspraken gemaakt over taakverdeling tussen hem en mezelf en waar hij zich specifiek op dient te richten.
(…)
Tot op heden zie ik weinig verbetering. [de werknemer] blijft uit de lucht vallen als er specifieke vragen gesteld worden en heeft geen enkel zicht op wat zou moeten gebeuren, wat de stand van zaken is en wie waar nu precies mee bezig is. Hem aangereikte tools ( …) worden niet gebruikt. (…)
Ook lijkt hij gemaakte onderlinge afspraken uit het oog te verliezen.
Ik acht de kans dat [de werknemer] de juiste Pilot Plant Manager is of kan worden als onbestaande.
Kort en ‘hard’ samengevat:
Geen overzicht
Geen planning
Geen kennis
Geen opvolging
Is vaak met dingen bezig waar hij niet mee bezig zou moeten zijn en delegeert anderzijds de dingen die hij zelf zou moeten doen
(…)”
Op 7 oktober 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen waarbij [de werkgever] heeft kenbaar gemaakt de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] te willen beëindigen. Tevens is [de werknemer] met ingang van 8 oktober 2019 op non-actief gesteld.
Sinds 1 november 2019 valt de pilot plant niet meer onder de verantwoordelijkheid van de afdeling R&D maar onder de leiding van [B.V. 2] BV ( [B.V. 2] ); zij is vanaf dat moment geplaatst binnen een productieomgeving.
Bij e-mail van 14 november 2019 heeft [de werknemer] aan een operator in dienst van [de werkgever] , genaamd [operator] , onder meer laten weten:
“(…)
Ik hoop dat wanneer [X] weer opgestart moet worden, [betrokkene 2] en jij dan vaak zeggen: “Sorry dat weet alleen [de werknemer] .” En werk svp minimaal mee. De CO2 voeding vanuit buiten snappen we niet etc.
Niet te volgen dat [betrokkene 3] haar oogappeltje [betrokkene 4] de verbeteringen aan [X] wil laten doorvoeren. Hij is toch geen proces specialist? En heeft die niets anders te doen? LAAT HEM MOOI ZWEMMEN EN HELP HEM SVP NIET. Het is een eikel van een vent.
(…)”
Op 9 december 2019 heeft [de werknemer] zich naar de pilot plant begeven. Hij heeft toegang verkregen en heeft daar met [voormalige productiemanager] gesproken. Aan [de werknemer] is gevraagd de pilot plant te verlaten.
Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [de werknemer] heeft deze overeenkomst op 27 december 2019 ondertekend. Op 31 december 2019 bericht [de werknemer] dat hij een beroep doet op zijn wettelijke bedenktijd en zijn instemming intrekt.