ECLI:NL:GHSHE:2021:1325

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
20-000902-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank Zeeland-West-Brabant in strafzaak tegen verdachte wegens poging tot zware mishandeling en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 21 maart 2019 was gewezen. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van twee slachtoffers en van bedreiging met enig misdrijf. De officier van justitie heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld, met de vordering om het vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdediging heeft gepleit voor integrale vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van enkele zinsneden die niet in de overwegingen zijn meegenomen. Het hof heeft geoordeeld dat de argumenten van de advocaat-generaal niet voldoende waren om tot een andere beslissing te komen dan de rechtbank had gedaan.

De uitspraak van het hof bevestigt de vrijspraak van de verdachte, waarbij het hof zich verenigt met de overwegingen van de rechtbank, behoudens enkele specifieke passages die niet in de beslissing zijn meegenomen. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en mr. N. van der Laan was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000902-19
Uitspraak : 3 mei 2021
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 21 maart 2019, in de strafzaak met parketnummer
02-700061-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (het primair tenlastegelegde) en bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (het subsidiair tenlastegelegde) vrijgesproken.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte primair ten aanzien van [slachtoffer 2] is ten laste gelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust, behoudens de zinsnede op de laatste drie regels op pagina 5 en de eerste twee regels op pagina 6, te weten:

Uit de verklaringen van de verbalisanten en de verklaring van [slachtoffer 1] , dat [slachtoffer 2] opzij moest worden getrokken of achteruit moest stappen om niet door de lepels van de verreiker te worden geraakt, kan ook niet worden afgeleid dat verdachte op korte afstand van [slachtoffer 2] (tot stilstand) is gekomen”.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. N. van der Laan, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 3 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. N. van der Laan is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.