3.2.In eerste aanleg heeft [appellante] de kantonrechter het volgende verzocht:
• op grond van artikel 7:682 BW:
primair:
- [verweerster] te veroordelen aan [appellante] te betalen een billijke vergoeding van € 742.790 bruto. vermeerderd met de winstdelingsuitkering over 2018 en pensioenschade van € 186.436,80, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van de beschikking in eerste aanleg:
subsidiair:
- de arbeidsovereenkomst tussen partijen ex artikel 7:682 lid 1 sub a BW in samenhang met
3:300 BW te herstellen dan wel [verweerster] te veroordelen dat te doen per 1 februari 2019 dan
wel op een door de kantonrechter te bepalen datum;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling van het salaris inclusief emolumenten vanaf de datum
van herstel van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke verhoging en
wettelijke rente, alsmede de winstdelingsuitkering over 2018;
- indien de datum van herstel van de arbeidsovereenkomst zes maanden of langer na 1
februari 2019 ligt, de voorziening te treffen dat beide arbeidsovereenkomsten samen moeten
worden genomen voor alle arbeidsrechtelijke regelingen, waarvoor de doorbrekingstermijn
van zes maanden nadelige gevolgen heeft voor de werknemer;
- de voorziening te treffen dat [verweerster] wordt veroordeeld tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 4.095,20, vermeerderd met 8% vakantietoeslag en winstdelingsuitkering indien
de arbeidsovereenkomst aansluitend op 1 februari 2019 wordt hersteld, alsmede een bedrag van € 4.095,20 vermeerderd met 8% vakantietoeslag en winstdelingsuitkering voor iedere maand dat de onderbreking heeft geduurd, zulks ter compensatie van het door [appellante] geleden nadeel:
primair en subsidiair:
[verweerster] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellante] te betalen de geliquideerde kosten, waaronder het salaris van haar advocaat, binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van de beschikking in eerste aanleg;
• op grond van artikel 7:673 BW:
- [verweerster] te veroordelen aan [appellante] te betalen het bedrag van € 2.096,00 bruto uit hoofde van
te weinig betaalde transitievergoeding ex artikel 7:673 BW te voldoen binnen veertien dagen
na dagtekening van de beschikking in eerste aanleg, vermeerderd met de wettelijk rente daarover vanaf 1 februari 2019 tot de dag der algehele vergoeding;
- [verweerster] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellante] te betalen de
geliquideerde kosten, waaronder het salaris van haar advocaat, binnen veertien dagen na
dagtekening van de beschikking in eerste aanleg, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van de beschikking in eerste aanleg;
• op grond van nakoming van de arbeidsovereenkomst:
- [verweerster] te veroordelen aan [appellante] te betalen het bedrag van € 161,50 netto uit hoofde van
onterecht ingehouden reiskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de
beschikking in eerste aanleg, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2019 tot de dag der algehele vergoeding:
- [verweerster] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellante] te betalen de
geliquideerde kosten, waaronder het salaris van haar advocaat, binnen veertien dagen na
dagtekening van de beschikking in eerste aanleg, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van de beschikking in eerste aanleg.