In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep over de vergoeding voor vrijwilligerswerkzaamheden bij een voetbalvereniging. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.H. Vader, had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de Sportvereniging, vertegenwoordigd door mr. J. van Arkel, over de omvang van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Het hof had eerder, in een tussenarrest van 11 februari 2020, de appellant toegelaten tot bewijslevering over een specifieke post (post C) en partijen aangemoedigd om een regeling te treffen om kosten te besparen. Tijdens de procedure heeft de Sportvereniging erkend dat post C tot een bedrag van € 750,-- verschuldigd was, wat leidde tot verdere beoordeling van de zaak.
In de uitspraak van 17 maart 2020 heeft het hof geoordeeld dat post C toewijsbaar is tot het erkende bedrag van € 750,--. Daarnaast heeft het hof ook andere posten beoordeeld, waarbij post A eveneens toewijsbaar werd verklaard tot € 750,-- en post D tot € 83,55. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd voor zover de Sportvereniging was veroordeeld om een lager bedrag aan de appellant te betalen en heeft de nieuwe veroordeling vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.583,55, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 maart 2020.