3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- Vitalis exploiteert verzorgingstehuizen en is actief op het gebied van gezondheidszorg.
- [appellante] , geboren op [geboortedatum] 1972, is op 1 september 2006 in dienst
getreden bij Vitalis. De laatste functie die [appellante] vervulde, is die van coördinator horeca, met een salaris van € 2.668,93 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag, 7,4% eindejaarsuitkering en de gemiddelde onregelmatigheidstoeslag. [appellante] verrichtte haar werkzaamheden gewoonlijk op de locatie van verzorgingshuis ‘ [locatie] ’ in [vestigingsplaats] .
- In haar vrije tijd houdt [appellante] zich onder meer bezig met het organiseren van kien-avonden (een soort bingo). Personen die deelnemen aan het kienen kunnen tegen contante betaling meespelen en kunnen onder andere contante geldprijzen winnen. Om die reden heeft [appellante] vaak contante geldbedragen onder zich, die zij bewaart in de in haar woning aanwezige kluis.
- Binnen de horeca van locatie [locatie] wordt door bewoners en overige cliënten
zowel contant als met pinpas betaald. [appellante] heeft contant geld, dat aan Vitalis toebehoorde mee naar huis genomen en daar bewaard. Zij wisselde dit geld om met grote coupures die zij uit hoofde van de kien-avonden onder zich had.
- Op de locatie [locatie] zijn drie kluizen aanwezig:
- het wisselkluisje, waarin wisselgeld wordt bewaard;
- de grote kluis, waarin briefgeld, papieren en muntgeld worden bewaard:
- de afstortkluis, waarin geld wordt weggelegd dat dient te worden afgestort.
- Tijdens de kascontrole in oktober 2018 bedroeg het kassaldo € 32.015,80.
- Op zondag 13 januari 2019 heeft [appellante] nog gewerkt. Op maandag 14 januari 2019 heeft zij zich ziek gemeld.
- Vitalis wilde op 14 januari 2019 een kas- en kluiscontrole uitvoeren op locatie
[locatie] . Vitalis heeft [appellante] gebeld, met de vraag om de code van de grote kluis te verstrekken. [appellante] heeft op dat moment de code van die kluis niet aan Vitalis verstrekt.
- Op dinsdag 15 januari 2019 heeft Vitalis door middel van de sleutel de grote kluis
geopend. In de grote kluis heeft zij enkel rollen muntgeld en andere papieren aangetroffen.
- Op woensdag 16 januari 2019 heeft Vitalis aan het begin van de dag nogmaals de grote kluis gecontroleerd. In deze kluis lag op dat moment nog steeds geen briefgeld.
Later die ochtend hebben twee medewerkers van Vitalis, de heer [leidinggevende van appellante] , leidinggevende van [appellante] (verder te noemen: [leidinggevende van appellante] ) samen met een collega, een bezoek aan [appellante] gebracht. Het bezoek zou volgens Vitalis een ziekenbezoek zijn, de medewerkers hebben (ook) gevraagd naar de codes van de kluizen. [appellante] heeft de codes van de kluizen gegeven.
- Op dezelfde woensdag 16 januari 2019, meteen na het bezoek van de collega’s, is [appellante] naar de locatie [locatie] gereden om een envelop met geld in de kluis te leggen. Toen zij weer terug thuis was heeft zij [leidinggevende van appellante] gebeld en gesproken over een bedrag van € 25.000,-- dat in de kluis aanwezig zou zijn. Vitalis heeft vervolgens de grote kluis gecontroleerd en heeft hierin een G4S-envelop (G4S is een transporteur van geld) met € 25.000,-- (in biljetten van € 500,-- en € 100,--) aangetroffen.
- Vitalis heeft [appellante] na het aantreffen van de envelop met € 25.000,-- op non-actief gesteld. Zij heeft dit op 16 januari 2019 ingesproken op de voicemail van [appellante] , en bevestigd per brief van diezelfde datum. In deze brief is, onder andere, het volgende vermeld:
“Hierbij stuur ik u de bevestiging dat u op non-actief bent gesteld.
Reden hiervoor is dat Vitalis het concrete vermoeden heeft dat sprake is van ongeregeldheden aangaande het contant geld dat bij Vitalis wordt bewaard. Wij onderzoeken uw rol in dezen. (...)”
- Vitalis heeft op 16 januari 2019 een onderzoeksbureau ingeschakeld: [het onderzoeksbureau] .
- Op dinsdag 22 januari 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen partijen.
Zijdens Vitalis waren aanwezig de heer [HR medewerker] (HR medewerker) en twee onderzoekers verbonden aan [het onderzoeksbureau] . [appellante] was aanwezig, vergezeld door haar toenmalige gemachtigde.
- Op dinsdag 29 januari 2019 heeft Vitalis telefonisch contact opgenomen met [appellante] met de vraag of het haar zou schikken om de daaropvolgende dag een (tweede) bespreking bij te wonen. Per email van 29 januari 2019 heeft de gemachtigde van [appellante] onder meer geprotesteerd tegen de non-actief stelling en vermeld dat [appellante] wegens ziekte niet in staat was om de volgende dag (30 januari 2019) een bespreking bij te wonen.
- Op vrijdag 1 februari 2019 is [appellante] bij de bedrijfsarts geweest. De bedrijfsarts heeft op diezelfde dag aan Vitalis geschreven:
“Op basis van mijn bevindingen acht ik mevrouw [appellante] volledig arbeidsgeschikt per 4 februari 2019.”
- Op maandag 4 februari 2019 heeft een (tweede) bespreking tussen partijen bij Vitalis plaatsgevonden. Na dat gesprek heeft [het onderzoeksbureau] haar onderzoeksresultaten gerapporteerd. Omstreeks 19:00 uur van diezelfde dag heeft Vitalis [appellante] per email geschreven dat zij op staande voet ontslagen is. Het ontslag op staande voet is tevens per (aangetekende) brief van 4 februari 2019 aan [appellante] bevestigd. In deze brief is, onder andere, het volgende vermeld:
“Hierbij deel ik u mede dat u vandaag per direct bent ontslagen op staande voet. De redenen hiervoor zijn als volgt.
De afgelopen dagen heeft een onderzoek plaatsgevonden binnen Vitalis naar aanleiding van uw handelen. Uit dit onderzoek, dat vandaag is afgerond, zijn de volgende feiten gebleken:
U heeft, tegen de instructies in, lange tijd niet het geld in de kluis c.q. kluizen afgestort waardoor een ongewoon hoog bedrag in de kluizen van Vitalis lag.
U heeft een groot bedrag contant geld van Vitalis mee naar huis genomen.
U heeft geen toestemming om dergelijke sommen geld van Vitalis mee naar huis te nemen.
U heeft ook nimmer om toestemming gevraagd om dergelijke sommen geld mee naar huis te nemen.
U heeft uw collega‘s, waaronder de heer [collega van appellante] en de heer [leidinggevende van appellante] , toen zij kas- en
kluiscontroles wilden uitvoeren, niet op hun (meermaals herhaald) verzoek de code(s) van de diverse kluizen gegeven. U zei dat u zich deze code(s) niet kon herinneren.
U heeft op 16 januari 2019 een G4S-sealbag met daarin € 25.000,- in een kluis van Vitalis gelegd.
Het geld heeft u in de kluis gelegd direct nadat uw leidinggevende en een collega aan u een ziekenbezoek hebben gebracht. Tijdens dit ziekenbezoek deed u alsof u niet in staat was om te werken of om de deur uit te gaan.
U heeft direct nadat u voornoemd geld heeft teruggelegd uw leidinggevende gebeld en gezegd dat u zich de code voor de kluis weer herinnert.
U heeft zichzelf via de nooduitgang toegang tot het pand van Vitalis verschaft, waarna u uw collega(s) hebt verzocht hierover “niets te vertellen aan [leidinggevende van appellante] ” (uw leidinggevende).
U heeft pas op l6 januari 2019, nadat u het geld had teruggelegd, verteld dat u dit geld heeft omgewisseld, ondanks de vele mogelijkheden dit al eerder te vertellen.
U heeft aangegeven dat u het geld heeft gebruikt tijdens door u georganiseerde
“kienavonden”, waar bezoekers van deze avonden hun biljetten van € 500,- en
€ 100,- konden wisselen.
U gaf eerder aan dat u niet kon vertellen wanneer u het geldbedrag heeft teruggelegd. Pas nadat u ermee werd geconfronteerd dat Vitalis wist wanneer het geld er in ieder geval niet lag, heeft u openheid van zaken gegeven.
Er ontbrak een bedrag dat de door u teruggelegde € 25.000 overschrijdt.
Nog steeds ontbreekt een groot bedrag van duizenden euro’s.
Het bijhouden van de kassen is een van uw verantwoordelijkheden. U draagt bovendien de verantwoordelijkheid voor een deugdelijke administratie.
Omdat u geen deugdelijk administratie heeft bijgehouden, kan niet goed worden vastgesteld welke bedragen ontbreken.
Wij hebben u op 22 januari 2019 gesproken. U heeft bovenstaande feiten bekend en bevestigd.
(…)In aanvulling daarop heeft u , al dan niet in antwoord op onze vragen, toen aangegeven:(…) Dat u niet bijhoudt welke bedragen u op welke momenten uit de kluizen heeft meegenomen en dat u ook niet bijhoudt hoeveel geld u in totaal heeft meegenomen en daarom niet weet hoeveel geld van Vitalis u telkens hebt meegenomen.(…) Als persoonlijke omstandigheden heeft u aangevoerd (…)
Al deze afzonderlijke feitelijke handelingen zoals hierboven beschreven, evenals het feit dat u door zo te handelen in ernstige mate ons vertrouwen hebt beschaamd, zijn elk voor zich, maar ook in onderlinge samenhang voor ons dringende redenen (als bedoeld in artikel 7:678 BW) en vormen aanleiding voor ontslag op staande voet. Uw dienstverband eindigt per heden. Ik benadruk dat Vitalis in haar belangenafweging uitdrukkelijk rekening heeft gehouden met uw persoonlijke omstandigheden, en dat deze niet tot een andere conclusie hebben geleid.”
- Op verzoek van [appellante] heeft Vitalis haar vervolgens op 28 februari 2019 (delen van) de administratie toegezonden. Aan de hand van die stukken heeft [appellante] zich op het standpunt gesteld dat zij nog een aan Vitalis toebehorend bedrag van € 7.131,16 in haar kluis in haar woning had liggen. Genoemd bedrag heeft [appellante] op 3 april 2019 aan Vitalis laten overhandigen door een derde.