ECLI:NL:GHSHE:2020:874

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
200.214.581_01 H
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling van een eerder arrest inzake wettelijke rente over schadeposten in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2020 een arrest gewezen dat een aanvulling betreft van een eerder arrest van 19 november 2019. De procedure betreft een hoger beroep waarin de appellante, vertegenwoordigd door mr. E.A.L. van Emden, en de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. H. Nieuwenhuizen, betrokken zijn. De zaak draait om de toewijzing van wettelijke rente over de taxatiewaarde van een woning die door de geïntimeerde niet eerder kon worden verkocht. De geïntimeerde had een schadepost van € 106.571,61 ingediend, die betrekking heeft op de wettelijke rente over de taxatiewaarde van de woning, berekend over de periode van 2 juni 2004 tot 12 maart 2014. Het hof had eerder deze wettelijke rente afgewezen voor de periode na 12 maart 2014, maar de advocaat van de geïntimeerde, mr. Nieuwenhuizen, heeft verzocht om deze beslissing aan te vullen, omdat hij van mening was dat de schade vanaf die datum wel rentedragend was.

De advocaat van de appellante, mr. Van Emden, heeft echter betoogd dat het hof al over de gehele vordering had beslist en dat er geen plaats was voor aanvulling. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat het in het eerdere arrest niet had verzuimd om over een deel van de vordering te oordelen. Het hof heeft vastgesteld dat de wettelijke rente over de taxatiewaarde van de woning voor de periode van 2 juni 2004 tot 12 maart 2014 wel degelijk was gevorderd en dat het hof dit onderdeel van de vordering niet had behandeld. Daarom heeft het hof besloten om het eerdere arrest aan te vullen en de wettelijke rente over het bedrag van € 216.496,58 toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2015 tot aan de dag van voldoening. Deze aanvulling is op de minuut van het eerdere arrest vermeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.214.581/01
arrest van 10 maart 2020, strekkende tot AANVULLING in de zin van artikel 32 Rv van het arrest, gewezen op 19 november 2019
in de procedure in hoger beroep die bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch aanhangig is geweest tussen

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. E.A.L. van Emden te 's-Gravenhage,
tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] (Frankrijk)
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. H. Nieuwenhuizen te Eindhoven
Bij brief van 24 januari 2020 heeft mr. Nieuwenhuizen aan het hof bericht dat het hem voorkomt dat het hof het arrest van 19 november 2019 dient te verbeteren (artikel 31 Rv) of aan te vullen (artikel 32 Rv).
Daartoe heeft hij het volgende naar voren gebracht. Het hof heeft als schade voor het door [geïntimeerde] niet eerder kunnen verkopen van de woning wettelijke rente toegewezen over de taxatiewaarde (€ 216.496,580) van de woning, berekend over de periode 2 juni 2004 tot 12 maart 2014. Dit is een schadepost, die concreet € 106.571,61 bedraagt. Vergoeding van wettelijke rente over de taxatiewaarde van de woning na 12 maart 2014 is door het hof afgewezen. Volgens mr. Nieuwenhuizen is echter het schadebedrag van € 106.571,61 als zodanig vanaf 12 maart 2014 wel rentedragend en dient hierover vanaf die datum de gevorderde wettelijke rente te worden vergoed. Mr. Nieuwenhuizen heeft het hof verzocht het arrest aan te vullen en deze wettelijke rente alsnog toe te wijzen.
Mr. Van Emden heeft bij brief van 30 januari 2020 het volgende meegedeeld.
Volgens haar gaat het hier om een verzoek tot aanvulling en niet om een verzoek tot verbetering.
Verder voert zij aan dat het hof de schade die [geïntimeerde] heeft geleden door het niet eerder kunnen verkopen van de woning, heeft begroot via schatting van de schade. Aldus heeft het hof de schade begroot op wettelijke rente over bovengenoemde taxatiewaarde van de woning gedurende de periode 2 juni 2004 tot 12 maart 2014. Een redelijke uitleg van het arrest brengt volgens mr. Van Emden mee dat enige rentevordering over deze schadepost als zodanig hierin is verdisconteerd. Dit betekent volgens haar dat het hof wel over de gehele vordering inclusief gevorderde rente heeft beslist en dat voor aanvulling geen plaats is.
Subsidiair voert mr. Van Emden nog aan dat [geïntimeerde] : (i) in elk geval geen vordering tot vergoeding van de hier bedoelde wettelijke rente vanaf 12 maart 2014 heeft ingesteld en (ii) op dit punt (ingangsdatum vanaf 12 maart 2014) geen kenbare grief heeft geuit tegen de omvang van de door de rechtbank toegewezen schadepost of rente. Mr. Van Emden voert aan dat [geïntimeerde] wettelijke rente over diverse schadeposten (waaronder de onderhavige) heeft gevorderd vanaf 5 februari 2015. De rechtbank heeft de wettelijke rente over de (hof: door de rechtbank anders dan het hof becijferde) taxatiewaarde van de woning berekend tot 12 maart 2014, en over dìt schadebedrag wettelijke rente vanaf 5 februari 2015 toegewezen. Nu het incidenteel appel van [geïntimeerde] geen betrekking heeft op de wettelijke rente over de bewuste schadepost over de periode tussen 12 maart 2014 en 5 februari 2015, is het verzoek van mr Nieuwenhuizen in zoverre niet toewijsbaar, aldus mr Van Emden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft de vordering van [geïntimeerde] (zie met name conclusie van repliek nr. 32 en de daar gegeven toelichting) aldus begrepen, dat de gevorderde wettelijke rente over de periode
“tot aan 4 februari 2015”uitsluitend wettelijke rente betreft
over de verkoopwaarde van de woning,als schade omdat de woning niet eerder verkocht kon worden. Het hof heeft in r.o. 6.12.3. geoordeeld dat voor vergoeding van deze wettelijke rente over de taxatiewaarde van de woning over de periode ná 12 maart 2014 geen plaats was, omdat er kort gezegd geen sprake was van het vereiste causaal verband. In zoverre heeft het hof dus niet verzuimd over een deel van het gevorderde te oordelen en is voor aanvulling geen plaats.
Ten aanzien van de wettelijke rente
vanaf 5 februari 2015over de schadepost(die bestaat uit het bedrag aan wettelijke rente over de taxatiewaarde van de woning van € 216.496,58, berekend over de periode 2 juni 2004 tot 12 maart 2014), geldt dat [geïntimeerde] deze wettelijke rente zowel in eerste aanleg als in hoger beroep wel gevorderd heeft. Het hof heeft verzuimd over dit onderdeel van de vordering te beslissen, en heeft dit anders dan mr. Van Emden aanvoert niet verdisconteerd in de schatting van de schade. Het hof zal dit deel van de vordering alsnog toewijzen.
Gelet op het bovenstaande, zal het hof het arrest van 19 november 2019 op de voet van artikel 32 Rv aanvullen zoals hierna omschreven.

Het hof:

bepaalt dat het dictum van het arrest van 19 november 2019 als volgt wordt aangevuld met de hierna onderstreepte passage:
wettelijke rente over een bedrag van € 216.496,58, over de periode van 2 juni 2004 tot 12 maart 2014,
welk bedrag aan wettelijke rente vervolgens dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente dáárover vanaf 5 februari 2015 tot aan de dag van voldoening;
bepaalt dat deze aanvulling onder vermelding van de datum van 10 maart 2020 wordt vermeld op de minuut van het arrest van 19 november 2019.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, J.F.M. Pols en T.H.M. van Wechem en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 maart 2020.
griffier rolraadsheer