ECLI:NL:GHSHE:2020:705

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
200.259.622_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en handhaving van concurrentiebeding in arbeidsrelatie met internationale dimensies

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door Potato Chips B.V. tegen een voormalige werknemer, [geïntimeerde]. De kern van het geschil betreft de uitleg en handhaving van een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde]. De vraag is of [geïntimeerde] het concurrentiebeding heeft overtreden door werkzaamheden te verrichten voor een Deens bedrijf, OK Snacks, terwijl hij vanuit Nederland opereert. Het hof oordeelt dat het concurrentiebeding, dat specifiek de Benelux beschermt, niet is overtreden omdat [geïntimeerde] zich richt op de verre export en niet op de Benelux-markt. Daarnaast vordert Potato Chips een voorschot op contractuele boetes wegens schending van het geheimhoudingsbeding, wat het hof toewijst, omdat [geïntimeerde] dit beding tweemaal heeft geschonden. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter voor zover het betreft de afwijzing van deze vordering en kent een bedrag van € 30.000,-- toe als voorschot op de boetes, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. Het hof bevestigt dat de vorderingen van Potato Chips deels gegrond zijn, maar dat de concurrentiebeding niet is geschonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.259.622/01
arrest van 25 februari 2020
in de zaak van
[Potato Chips] Potato Chips B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [Potato Chips] ,
advocaat: mr. M. van Woerden te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.P. Quist te Vlissingen,
op het bij exploot van dagvaarding van 30 april 2019 ingeleide hoger beroep van het kortgedingvonnis van 3 april 2019, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, rechtdoende als voorzieningenrechter, gewezen tussen [Potato Chips] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7507425 / VV 19-8)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld kortgedingvonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met één productie;
  • de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met één productie;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
  • de door [geïntimeerde] genomen akte;
  • de door [Potato Chips] genomen antwoordakte.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

In principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
  • [Potato Chips] is volgens het in eerste aanleg overgelegde uittreksel uit het handelsregister een financiële holding. Enig aandeelhouder van [Potato Chips] is [enig aandeelhouder van Potato Chips] (hierna aan te duiden als [enig aandeelhouder van Potato Chips] ), gevestigd in België. [enig aandeelhouder van Potato Chips] houdt zich bezig met de productie en verkoop van aardappel- en maïssnacks.
  • [Potato Chips] heeft met [geïntimeerde] op 31 juli 2012 een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten. Op grond van die arbeidsovereenkomst is [geïntimeerde] met ingang van 1 augustus 2012 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van [Potato Chips] .
  • In de arbeidsovereenkomst staat onder meer het volgende:
Artikel 2: Functie
2.1
De werknemer zal werkzaamheden verrichten in de functie van Export Sales Manager.
2.2
De Export Sales Manager heeft als taak de promotie en de verkoop van de producten van de werkgever in de niet “thuismarkten”.
De thuismarkt wordt door de werkgever bepaald als de volgende landen: Benelux, Frankrijk, Scandinavië (Denemarken, Zweden, Finland) en Tsjechië. Per definitie is al wat niet tot deze markten hoort “niet thuismarkt”. In overleg met de directie kunnen hier echter uitzonderingen worden op toegestaan of uitbreidingen gemaakt.
Artikel 12: geheimhouding
Het is de werknemer niet toegestaan zonder voorafgaande toestemming van de werkgever gedurende de looptijd en na afloop van de arbeidsovereenkomst aan derden informatie te verschaffen betreffende de werkgever, de arbeidsorganisatie en de zakelijke relaties van de werkgever.
Artikel 13: niet concurrentie
Gedurende 18 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever binnen de Benelux noch zelf, noch direct, noch indirect enigerlei vorm van een bedrijf, gelijk of gelijksoortig of verwant aan het bedrijf van de werkgever vestigen, drijven of doen drijven, noch financieel in welke vorm ook bij een dergelijke zaak werkzaam zijn en/of betrokken zijn.
Artikel 14: nevenwerkzaamheden
De werknemer verbindt er zich toe gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst voor geen andere werkgever werkzaam te zijn, noch direct, noch indirect en zich te zullen onthouden van het doen van zaken voor eigen rekening.
Artikel 15: boete
15.1
Indien de werknemer het bepaalde in de artikelen 12, 13 en 14 overtreedt en of niet nakomt, verbeurt hij aan de werkgever een direct opeisbare boete van 30.000 euro voor iedere overtreding, alsmede een bedrag van 500 euro voor iedere dag dat de overtreding en of de niet nakoming voortduurt. (…)”
  • Op de salarisstroken van [geïntimeerde] staat [Potato Chips] als werkgever vermeld. Als adres van [Potato Chips] staat echter vermeld [adres] , [postcode] [vestigingsplaats] , België. Dat betreft het adres van [enig aandeelhouder van Potato Chips]
  • Op woensdag 31 oktober 2018 heeft [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst mondeling opgezegd met ingang van 1 januari 2019.
  • Bij e-mail van 2 november 2018 heeft de heer [medeoprichter van Potato Chips] , medeoprichter van [Potato Chips] , aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“By the way, wat betreft jouw mondelinge communicatie (naar [collega 1] , [collega 2] en mezelf) van afgelopen woensdag (31/10) waarbij je aangaf per 1 januari vrij te willen zijn van verplichtingen ten opzichte van [enig aandeelhouder van Potato Chips] : gelieve die mededeling (ontslag met inachtneming van de opzeg van 2 maand), zoals je me naderhand toezegde, ook schriftelijk te bevestigen (…)”
[geïntimeerde] heeft diezelfde dag per e-mail als antwoord onder meer het volgende geschreven:
“Bij deze bevestig ik mijn mondelinge verzoek van afgelopen woensdag 31-10-2018 om mijn arbeidscontract per 31-12-2018 te ontbinden.”
  • OK Snacks is een onderneming die gevestigd is in Denemarken. OK Snacks houdt zich onder meer bezig met de productie en verkoop van aardappel- en mais(tortilla)snacks (chips).
  • Bij e-mail van 7 januari 2019 heeft [geïntimeerde] aan diverse medewerkers van [Potato Chips] en/of van [enig aandeelhouder van Potato Chips] onder meer het volgende meegedeeld:
“Zoals ik enkelen van jullie had gemeld, had ik twee aanbiedingen voor een nieuwe job.
Ondertussen heb ik een keuze gemaakt. Ik blijf, vanuit mijn kantoor thuis, hetzelfde werk doen, maar dan voor OK Snacks.
Ik hoop dat we de samenwerking tussen [enig aandeelhouder van Potato Chips] en OK Snacks op goede manier voort kunnen zetten.”
- [medeoprichter van Potato Chips] heeft diezelfde dag per antwoord-e-mail onder meer het volgende aan [geïntimeerde] meegedeeld:
“Onderstaand bericht van deze morgen heeft ons ten zeerste geschokt. Het gaat immers radicaal in tegen onze contractuele afspraken.
Het moge duidelijk zijn dat we ons in deze juridisch laten adviseren over verder te nemen stappen.
Ondertussen verwachten we dat zowel auto, computer en mobilofoon tegen ten laatste morgenavond worden ingeleverd bij [enig aandeelhouder van Potato Chips] in [vestigingsplaats] .”
- [geïntimeerde] heeft in antwoord daarop bij e-mail van eveneens 7 januari 2019 onder meer het volgende geschreven aan [medeoprichter van Potato Chips] :
“Contractuele afspraak is dat ik gedurende 18 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder schriftelijke toestemming van R&R binnen de Benelux noch zelf, noch direct, noch indirect enigerlei vorm van een bedrijf, gelijk of gelijksoortig of verwant aan R&R zal vestigen, drijven of doen drijven, noch financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijke zaak werkzaam zal zijn en of betrokken zal zijn.
Hier wil ik me aan houden; ik ben niet van plan iets te verkopen in Nederland, België of Luxemburg tot en met augustus 2020.”
  • Bij brief van 9 januari 2019 heeft de advocaat van [Potato Chips] aan [geïntimeerde] onder meer meegedeeld dat hij in strijd met het concurrentiebeding handelt door werkzaamheden voor OK Snacks te verrichten, en dat hij zijn werkzaamheden voor OK Snacks dient te staken en gestaakt te houden.
  • Bij brief van 15 januari 2019 heeft de advocaat van [geïntimeerde] aan de advocaat van [Potato Chips] onder meer meegedeeld dat van een schending van het concurrentiebeding geen sprake is.
3.2.1.
[Potato Chips] heeft in de inleidende dagvaarding in eerste aanleg gesteld dat zij handelt onder de naam [enig aandeelhouder van Potato Chips] . [Potato Chips] gebruikt in de inleidende dagvaarding vervolgens bij herhaling de aanduiding [enig aandeelhouder van Potato Chips] . De wijze waarop [Potato Chips] die aanduiding gebruikt is echter niet consequent. Naar het hof begrijpt, bedoelt [Potato Chips] met die aanduiding op een aantal plaatsen in de dagvaarding zichzelf (zoals bijvoorbeeld bovenaan de eerste bladzijde, op de tweede bladzijde bij punt 2 en op de derde bladzijde bij punt 5). Op andere plaatsen in de dagvaarding bedoelt [Potato Chips] met de aanduiding echter [enig aandeelhouder van Potato Chips] (zoals bijvoorbeeld bij punt 67). Weer elders lijkt [Potato Chips] met de aanduiding beide ondernemingen tezamen te bedoelen (zoals bij punt 70). Dit brengt mee dat niet geheel duidelijk is welke onderneming of ondernemingen [Potato Chips] precies bedoelt, wanneer zij in de door haar geformuleerde vordering de aanduiding [enig aandeelhouder van Potato Chips] gebruikt.
3.2.2.
In de onderhavige kortgedingprocedure vordert [Potato Chips] primair dat de rechter als onmiddellijke voorziening bij voorraad in de zin van artikel 254 Rv, samengevat, [geïntimeerde] :
  • I: gebiedt de werkzaamheden voor OK Snacks te staken en deze gestaakt te houden voor de duur van 18 maanden na uitdiensttreding, te weten tot 1 juli 2020, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • II: veroordeelt tot betaling van de contractuele boete van € 30.000,-- wegens overtreding van het in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding, en voor iedere dag dat de schending heeft voortgeduurd een bedrag van € 500,--;
  • III: veroordeelt tot betaling van de contractuele boetes tot een bedrag van € 60.000,00 wegens overtredingen van het in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding en voor iedere dag dat de schending heeft voortgeduurd een bedrag van € 500,--;
  • IV: veroordeelt tot betaling van de contractuele boete van € 30.000,00 wegens schending van het in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst opgenomen nevenwerkzaamhedenbeding;
  • V: veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de in II, III en IV genoemde bedragen;
  • VI: veroordeelt tot betaling van een voorschot op schadevergoeding van € 25.000,00 in verband met (reputatie)schade en aantasting van goede naam van [enig aandeelhouder van Potato Chips] als gevolg van onrechtmatige concurrentie en negatieve berichtgeving aan relaties en klanten van [enig aandeelhouder van Potato Chips] ;
  • VII: verbiedt relaties van [enig aandeelhouder van Potato Chips] te benaderen voor de duur van 18 maanden na uitdiensttreding, te weten tot 1 juli 2020, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • VIII: verbiedt de bedrijfsgegevens, administratieve bescheiden en documenten van [enig aandeelhouder van Potato Chips] te tonen of door te geven aan een derde op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • IX: gebiedt alle administratieve bescheiden en documenten die hij van [enig aandeelhouder van Potato Chips] onder zich heeft, binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan [enig aandeelhouder van Potato Chips] ter beschikking te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • X: gebiedt om alle administratieve bescheiden en documenten die hij van [enig aandeelhouder van Potato Chips] heeft opgeslagen op zijn privé-computer of laptop dan wel op andere gegevensdragers waartoe hij toegang heeft, binnen 24 uur na betekening van het vonnis te vernietigen op eigen kosten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • XI: gebiedt om alle administratieve bescheiden en documenten die hij van [enig aandeelhouder van Potato Chips] heeft gedeeld met OK Snacks, binnen 24 uur na betekening van het vonnis bij OK Snacks te doen laten vernietigen op eigen kosten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • XII: gebiedt voor zijn rekening het bewijs van vernietiging van voornoemde gegevens onder X en XI te leveren door middel van een rapport van vernietiging van een daarvoor gekwalificeerd bedrijf.
[Potato Chips] vordert subsidiair veroordeling van [geïntimeerde] tot zodanige maatregelen zoveel mogelijk in lijn met het onder I tot en met XII gevorderde en met het in het lichaam van de dagvaarding gestelde, als de rechter zal vernemen te behoren.
Tot slot vordert [Potato Chips] veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten met rente.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [Potato Chips] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[geïntimeerde] heeft het geheimhoudingsbeding en het nevenwerkzaamhedenbeding geschonden. [geïntimeerde] handelt voorts in strijd met het concurrentiebeding en hij beconcurreert [enig aandeelhouder van Potato Chips] op onrechtmatige wijze. [enig aandeelhouder van Potato Chips] heeft er een spoedeisend belang bij dat [geïntimeerde] zijn onrechtmatige handelen en de inbreuk op de bedingen staakt.
3.2.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In het bestreden kortgedingvonnis van 3 april 2019 heeft de kantonrechter [Potato Chips] aangeduid als [Potato Chips] en [enig aandeelhouder van Potato Chips] als [enig aandeelhouder van Potato Chips] (zie bijvoorbeeld rov. 3.4 van het vonnis). De kantonrechter heeft vervolgens, rechtdoende als voorzieningenrechter, samengevat als volgt geoordeeld:
  • [Potato Chips] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij een zodanig spoedeisend belang heeft bij haar geldvorderingen II tot en met VI dat een beoordeling van die vorderingen in kort geding gerechtvaardigd is. [Potato Chips] moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vorderingen (rov. 3.2).
  • [Potato Chips] vermarkt producten van [enig aandeelhouder van Potato Chips] (rov. 3.4).
  • Voor beide partijen was duidelijk dat feitelijk [enig aandeelhouder van Potato Chips] de werkgever van [geïntimeerde] was. De bedingen die [geïntimeerde] is overeengekomen met [Potato Chips] gelden ook voor de rechtsverhouding van [geïntimeerde] met [enig aandeelhouder van Potato Chips] (rov. 3.5).
  • OK Snacks is als concurrent van [Potato Chips] aan te merken (rov. 3.10).
  • [geïntimeerde] heeft het concurrentiebeding niet overtreden. Het staat [geïntimeerde] vrij om bij de in Denemarken gevestigde onderneming OK Snacks werkzaam te zijn vanuit zijn woning in [woonplaats] , omdat [geïntimeerde] zich richt op de verre export en het concurrentiebeding beoogt het gebied Benelux te beschermen (rov. 3.11, eerste deel).
  • [geïntimeerde] heeft het geheimhoudingsbeding tweemaal geschonden (rov. 3.14). Ter voorkoming van mogelijke schendingen van dat beding in de toekomst, is vordering VIII toewijsbaar voor de periode tot 18 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst (rov. 3.15).
  • [Potato Chips] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde] al eerder dan 1 januari 2019 werkzaam was voor OK Snack. De op het nevenwerkzaamhedenbeding gebaseerde vordering van [Potato Chips] wordt daarom afgewezen (rov. 3.16).
  • Vordering VII is niet toewijsbaar omdat in de schriftelijke arbeidsovereenkomst geen relatiebeding is opgenomen (rov. 3.17).
  • De vorderingen IX tot en met XII zijn niet toewijsbaar omdat in dit kort geding niet kan worden vastgesteld of [geïntimeerde] nog de beschikking heeft over de gegevens waar deze vorderingen op zien (rov. 3.18).
  • [geïntimeerde] heeft [Potato Chips] niet op onrechtmatige wijze beconcurreerd (rov. 3.19).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter:
  • [Potato Chips] niet-ontvankelijk verklaard in haar (geld-)vorderingen zoals in de dagvaarding opgenomen onder II tot en met VI:
  • [geïntimeerde] verboden tot 1 juli 2020 bedrijfsgegevens, administratieve bescheiden en documenten van [enig aandeelhouder van Potato Chips] , waaronder bedrijfsgevoelige informatie van [enig aandeelhouder van Potato Chips] , zoals prijstabellen, gegevens van klantrelaties of anderszins te tonen of door te geven aan een derde, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.000,-- voor iedere dag dat hij hierin in gebreke is met een maximum van € 80.000,--;
  • het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • de proceskosten gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten dient te dragen;
  • het meer of anders gevorderde afgewezen.
3.3.1.
[Potato Chips] heeft in principaal hoger beroep vijf grieven aangevoerd. [Potato Chips] heeft op basis van die grieven geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog geheel toewijzen van haar vorderingen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties met rente.
3.3.2.
[geïntimeerde] heeft in incidenteel hoger beroep vijf grieven aangevoerd. Op basis van die grieven heeft [geïntimeerde] geconcludeerd tot:
  • vernietiging van het bestreden vonnis voor zover daarbij vordering VIII is toegewezen;
  • afwijzing alsnog van vordering VIII;
met veroordeling van [Potato Chips] in de proceskosten van beide instanties.
Met betrekking tot grief 4 in incidenteel hoger beroep, rov. 3.10 van het vonnis
3.4.1.
In rov. 3.10 van het bestreden vonnis heeft de kantonrechter het volgende overwogen:
“Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [Potato Chips] voldoende aannemelijk gemaakt dat OK Snacks als concurrent is aan te merken. OK Snacks verhandelt (mede) dezelfde producten als [Potato Chips] doet. Dat slechts 5% van de totale omzet van OK Snacks wordt gevormd door soortgelijke producten, is voor de beoordeling van het geschil en de vraag of het concurrentiebeding is overtreden niet relevant. Het beding houdt alleen in dat [geïntimeerde] niet is toegestaan zonder toestemming van [Potato Chips] bij een concurrerend bedrijf werkzaam te zijn. Begrijpelijk is dat [Potato Chips] haar bedrijfsbelangen wenst te beschermen, zeker als OK Snacks plannen heeft om het assortiment uit te breiden zoals [Potato Chips] stelt.”
3.4.2.
Grief 4 in incidenteel hoger beroep is gericht tegen de in deze overweging voorkomende zinsnede “Het beding houdt alleen in dat [geïntimeerde] niet is toegestaan zonder toestemming van [Potato Chips] bij een concurrerend bedrijf werkzaam te zijn.”
In de toelichting op de grief betoogt [geïntimeerde] dat deze zin te ruim is geformuleerd, omdat het beding volgens de zin een wereldwijde werking zou hebben.
3.4.3.
Deze grief berust op een verkeerde lezing van de betreffende zin. De kantonrechter heeft met de betreffende zin, gelet op de context van die zin, klaarblijkelijk alleen duidelijk willen maken dat voor toepasselijkheid van het concurrentiebeding niet vereist is dat de concurrerende bedrijfsactiviteiten een bepaalde omvang van de omzet van het concurrerende bedrijf uitmaken. Dat het concurrentiebeding niet beperkt zou zijn tot de Benelux maar een wereldwijde strekking zou hebben, valt in de zin niet te lezen en is in elk geval evident niet door de kantonrechter bedoeld. Dat blijk ook uit hetgeen de kantonrechter in rov. 3.11 heeft overwogen, te weten dat [Potato Chips] met het concurrentiebeding beoogt haar markt in de Benelux te beschermen en dat het [geïntimeerde] daarom vrij staat om bij de in Denemarken gevestigde onderneming OK Snacks werkzaam of betrokken te zijn.
3.4.4.
Omdat grief 4 in incidenteel hoger beroep op een onjuiste lezing van het vonnis berust, verwerpt het hof die grief.
Met betrekking tot grief 1 in principaal hoger beroep: spoedeisend belang bij vordering III?
3.5.1.
In rov. 3.2 van het vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld, kort gezegd:
  • dat [Potato Chips] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij een zodanig spoedeisend belang heeft bij haar geldvorderingen II tot en met VI dat een beoordeling van die vorderingen in kort geding gerechtvaardigd is;
  • dat [Potato Chips] daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in deze vorderingen.
3.5.2.
Grief 1 in principaal hoger beroep is tegen deze overweging gericht. In punt 9 van de toelichting op de grief stelt [Potato Chips] dat haar grief specifiek is gericht tegen het oordeel dat zij geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering ter zake de contractuele boetes wegens overtredingen van het geheimhoudingsbeding (vordering III). In de daarop volgende onderdelen van de toelichting op de grief (met name punt 10 tot en met 20) zet [Potato Chips] uiteen waarom zij in haar visie wel een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van vordering III. Daarop aansluitend besluit zij haar toelichting op de grief in punt 23 met de conclusie dat het vonnis op dit punt vernietigd moet worden en dat aan [geïntimeerde] alsnog een boete opgelegd moet worden van € 60.000,--. Naar het hof begrijpt, bedoelt [Potato Chips] hiermee dat [geïntimeerde] alsnog veroordeeld moet worden tot betaling van een contractuele boete van € 60.000,--, zoals door [Potato Chips] onder III gevorderd ter zake het twee keer overtreden van het geheimhoudingsbeding.
3.5.3.
Het voorgaande brengt mee dat [Potato Chips] geen, althans geen voor [geïntimeerde] en het hof voldoende duidelijke, grief heeft gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [Potato Chips] onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen II, IV en VI. Dat geldt te meer nu [Potato Chips] in punt 16 van de toelichting op de grief heeft gesteld dat zij bereid is om mee te gaan met het oordeel van de kantonrechter dat niet alle geldvorderingen van [Potato Chips] in dit kort geding toewijsbaar zijn. Volgens [Potato Chips] had de kantonrechter alleen ten aanzien van de evidente (hof: door [geïntimeerde] erkende) overtreding van het geheimhoudingsbeding anders moeten oordelen.
3.5.4.
Uit het gestelde in punt 10 van de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, blijkt dat [geïntimeerde] grief 1 in principaal hoger beroep ook zo heeft opgevat dat daarin alleen wordt bestreden dat [Potato Chips] geen spoedeisend belang heeft bij vordering III. Het hof concludeert dat de niet-ontvankelijkverklaring van [Potato Chips] in de vorderingen II, IV en VI niet aan het oordeel van het hof is voorgelegd. Ten aanzien van vordering V verwijst het hof naar hetgeen hierna in rov. 3.7.1 wordt overwogen.
3.6.1.
Ten aanzien van de vraag of [Potato Chips] bij de beoordeling van vordering III voldoende spoedeisend belang heeft, oordeelt het hof als volgt. [geïntimeerde] heeft in de memorie van antwoord in principaal hoger beroep sub 12 erkend dat hij het geheimhoudingsbeding twee keer heeft overtreden. Dat staat in dit kort geding dus vast.
3.6.2.
[geïntimeerde] heeft voorts niet gemotiveerd betwist dat [Potato Chips] in verband daarmee een vordering op haar heeft ter zake het verbeuren van de contractuele boete. [geïntimeerde] heeft in de memorie van grieven in incidenteel hoger beroep sub 80 wel aangevoerd dat de vorderingen VI tot en met XII niet door [Potato Chips] kunnen worden ingesteld, maar hij heeft op diezelfde plaats erkend dat vorderingen die gebaseerd zijn op de bedingen uit de arbeidsovereenkomst, zoals vordering III, wel door [Potato Chips] kunnen worden ingesteld.
3.6.3.
Vordering III is dus in zoverre een harde vordering dat vast staat dat [geïntimeerde] het geheimhoudingsbeding tot tweemaal toe heeft geschonden en dat [Potato Chips] hem in beginsel mag aanspreken tot betaling van de contractuele boete. Dat de vordering in zoverre een “harde” vordering is, speelt een rol van betekenis bij de beoordeling of voldoende spoedeisend belang aanwezig is om beoordeling van de vordering in kort geding te rechtvaardigen.
Daar komt bij dat de twee overtredingen van het geheimhoudingsbeding, ten aanzien van de klanten Axfood en Ziaras zoals omschreven op de bladzijdes 7 tot en met 9 van de inleidende dagvaarding, naar het voorlopig oordeel van het hof als ernstig zijn te kwalificeren. [geïntimeerde] heeft, terwijl hij nog bij [Potato Chips] in loondienst was, vertrouwelijke informatie over de onderhandelingen van [enig aandeelhouder van Potato Chips] met deze (potentiële) klanten doorgegeven aan OK Snacks, zodat OK Snacks met gebruikmaking van die kennis de betreffende klanten kon benaderen. [Potato Chips] heeft er mede vanwege de beoogde effectiviteit van het geheimhoudingsbeding een spoedeisend belang bij dat [geïntimeerde] als overtreder van het beding snel een prikkel krijgt om verdere overtredingen van het beding achterwege te laten. Voorts constateert het hof dat over een restitutierisico niets is gesteld of gebleken. In zoverre is er geen contra-indicatie voor toewijzing – in kort geding – van een voorschot op de door [geïntimeerde] verbeurde boetes.
3.6.4.
[geïntimeerde] heeft een beroep gedaan op matiging van het boetebedrag. Het hof kan voorshands niet uitsluiten dat dit beroep op matiging in een bodemprocedure ten dele gehonoreerd zal worden. Het hof vind daarin aanleiding om ter zake vordering III als voorschot op eventueel in een bodemprocedure toe te kennen boetebedragen, een bedrag van € 30.000,-- toe te kennen (dus € 15.000,-- per overtreding).
3.7.1.
[Potato Chips] heeft vergoeding van wettelijke rente over de toewijsbare boetebedragen gevorderd vanaf de datum van opeisbaarheid van die bedragen (vordering V). Dit is een nevenvordering naast vordering III, ten aanzien waarvan eveneens het bestaan van voldoende spoedeisend belang mag worden aangenomen (vergelijk HR 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1522). Omdat [Potato Chips] niet heeft gesteld wanneer de vordering opeisbaarheid is geworden, zal het hof de wettelijke rente over het bedrag van € 30.000,-- toekennen vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, zijnde 21 februari 2019. [geïntimeerde] heeft niet betwist dat hij in elk geval met ingang van die datum in verzuim is met het betalen van de boete.
3.7.2.
[geïntimeerde] heeft het hof verzocht om, indien het hof [geïntimeerde] zou veroordelen tot betaling van een geldbedrag, die veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het hof zal de veroordeling ter zake het bedrag van € 30.000,-- echter wel, zoals door [Potato Chips] gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren. [Potato Chips] heeft er een voldoende spoedeisend belang bij om deze vordering desgewenst ten uitvoer te kunnen leggen, ook indien [geïntimeerde] nog een rechtsmiddel tegen dit arrest zou willen aanwenden. Verder geldt ook hier dat omtrent enig restitutierisico niets is gesteld of gebleken.
Met betrekking tot grief 3 in principaal hoger beroep: vordering IV: boete ter zake overtreding verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden?
3.8.1.
De kantonrechter heeft in rov. 3.16 van het vonnis geoordeeld dat niet aannemelijk is dat [geïntimeerde] het nevenwerkzaamhedenbeding heeft geschonden. Op grond van dat oordeel heeft de kantonrechter vordering IV afgewezen.
3.8.2.
Grief 3 in principaal hoger beroep is tegen rov. 3.16 gericht. In de toelichting op de grief betoogt [Potato Chips] dat [geïntimeerde] het nevenwerkzaamhedenbeding wel heeft geschonden. [Potato Chips] verbindt daar de conclusie aan dat [geïntimeerde] ter zake overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding een boete van € 30.000,-- verschuldigd is.
3.8.3.
Deze grief kan geen doel treffen. De kantonrechter heeft immers in rov. 3.2 van het vonnis geoordeeld dat [Potato Chips] geen spoedeisend belang heeft met betrekking tot de door haar ingestelde geldvorderingen. [Potato Chips] heeft dat oordeel alleen (door middel van grief 1 in principaal hoger beroep) bestreden voor zover het vordering III ter zake de door [geïntimeerde] erkende overtreding van het geheimhoudingsbeding betreft. Het oordeel van de kantonrechter dat [Potato Chips] onvoldoende spoedeisend belang heeft ten aanzien van vordering IV (boete ter zake overtreding verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden) is door [Potato Chips] niet bestreden, noch in de toelichting op grief 1, noch in de toelichting op grief 3. Vordering IV kan daarom niet worden toegewezen. Grief 3 in principaal hoger beroep kan dus geen doel treffen en hoeft daarom niet nader besproken te worden.
Met betrekking tot grief 4 in principaal hoger beroep: vordering VI: voorschot op schadevergoeding ter zake van (onder meer) onrechtmatige concurrentie?
3.9.1.
Vordering VI strekt tot veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een voorschot op schadevergoeding van € 25.000,00 in verband – onder meer – onrechtmatige concurrentie. De kantonrechter heeft in rov. 3.19 van het vonnis geoordeeld, kort gezegd, dat geen sprake is geweest van onrechtmatige concurrentie die aanspraak geeft op schadevergoeding.
3.9.2.
Grief 4 in principaal hoger beroep is tegen die overweging gericht. In de toelichting op de grief betoogt [Potato Chips] , kort samengevat, dat [geïntimeerde] [enig aandeelhouder van Potato Chips] wel op onrechtmatige wijze heeft beconcurreerd. [Potato Chips] verbindt daar de conclusie aan dat veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een voorschot op schadevergoeding, zoals door [Potato Chips] onder VI gevorderd, passend is.
3.9.3.
Deze grief kan geen doel treffen. De kantonrechter heeft immers in rov. 3.2 van het vonnis geoordeeld dat [Potato Chips] geen spoedeisend belang heeft met betrekking tot de door haar ingestelde geldvorderingen. [Potato Chips] heeft dat oordeel alleen (door middel van grief 1 in principaal hoger beroep) bestreden voor zover het vordering III ter zake de door [geïntimeerde] erkende overtreding van het geheimhoudingsbeding betreft. Het oordeel van de kantonrechter dat [Potato Chips] onvoldoende spoedeisend belang heeft ten aanzien van vordering VI (voorschot op schadevergoeding ter zake onrechtmatige concurrentie) is door [Potato Chips] niet bestreden, noch in de toelichting op grief 1, noch in de toelichting op grief 4. Vordering VI kan daarom niet worden toegewezen. Grief 4 in principaal hoger beroep kan dus geen doel treffen en hoeft daarom niet nader besproken te worden.
Met betrekking tot grief 3 in incidenteel hoger beroep: vordering VIII
3.10.1.
Vordering VIII strekt tot het opleggen van een verbod aan [geïntimeerde] om de bedrijfsgegevens, administratieve bescheiden en documenten van “ [enig aandeelhouder van Potato Chips] ” te tonen of door te geven aan een derde, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter heeft deze vordering in zoverre toegewezen dat het [geïntimeerde] in het vonnis is verboden tot 1 juli 2020 bedrijfsgegevens, administratieve bescheiden en documenten van [enig aandeelhouder van Potato Chips] , waaronder bedrijfsgevoelige informatie van [enig aandeelhouder van Potato Chips] , zoals prijstabellen, gegevens van klantrelaties of anderszins te tonen of door te geven aan een derde, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.000,-- voor iedere dag dat hij hierin in gebreke is met een maximum van € 80.000,--.
3.10.2.
Grief 3 in incidenteel hoger beroep is tegen deze veroordeling gericht. In de toelichting op deze grief betoogt [geïntimeerde] dat de vordering betrekking heeft op bedrijfsgegevens, administratieve bescheiden en documenten van [enig aandeelhouder van Potato Chips] en niet om bedrijfsgegevens, administratieve bescheiden en documenten van [Potato Chips] . Volgens [geïntimeerde] had alleen [enig aandeelhouder van Potato Chips] deze vordering kunnen instellen, en kan [Potato Chips] dat niet.
3.10.3.
Deze grief kan geen doel treffen. Volgens het in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst neergelegde geheimhoudingsbeding is het [geïntimeerde] immers niet toegestaan om “zonder voorafgaande toestemming van de werkgever gedurende de looptijd en na afloop van de arbeidsovereenkomst aan derden informatie te verschaffen betreffende de werkgever, de arbeidsorganisatie en de zakelijke relaties van de werkgever.” Het tussen [Potato Chips] en [geïntimeerde] overeengekomen beding verbiedt [geïntimeerde] dus niet alleen het verschaffen van informatie betreffende “de werkgever”, maar ook betreffende “de arbeidsorganisatie en de zakelijke relaties van de werkgever”, waaronder naar het voorshands oordeel van het hof in ieder geval (ook) [enig aandeelhouder van Potato Chips] valt. Het staat [Potato Chips] dus vrij om deze vordering, die is gebaseerd op het geheimhoudingsbeding en het tot tweemaal toe overtreden daarvan door [geïntimeerde] , in te stellen. Het hof verwerpt daarom grief 3 in incidenteel hoger beroep.
3.10.4.
Indien in eerste aanleg een dwangsom is opgelegd en de hoofdveroordeling waaraan de dwangsom is verbonden in appel door een grief opnieuw aan de orde is gesteld, staat het de appelrechter vrij het bedrag en de modaliteiten van die dwangsom in zijn beoordeling te betrekken, ook zonder dat in hoger beroep daartegen een specifieke grief is gericht (vergelijk onder meer HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1703). Het hof acht de door de voorzieningenrechter opgelegde dwangsom en het maximum daarvan echter passend. Het hof ziet dus geen aanleiding om de veroordeling op dat punt aan te passen.
3.10.5.
Om bovenstaande redenen zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen, voor zover daarbij vordering VIII is toegewezen.
Grief 2 in principaal hoger beroep: is concurrentiebeding overtreden en is er aanleiding voor opleggen van verbod om nog voor OK Snacks werkzaam te zijn (vordering I)?
3.11.1.
De kantonrechter heeft in rov. 3.11 van het bestreden vonnis geoordeeld, samengevat, dat het [geïntimeerde] op grond van het concurrentiebeding niet verboden is om voor het in Denemarken gevestigde bedrijf OK Snacks werkzaam te zijn en zich daarbij te richten op de verre export. Dat [geïntimeerde] de werkzaamheden vanuit zijn in Nederland gelegen woning verricht, doet daar volgens de kantonrechter niet aan af. Op grond van dat oordeel heeft de kantonrechter vordering I afgewezen.
3.11.2.
Grief 2 in principaal hoger beroep is tegen deze overweging gericht. In de toelichting op deze grief betoogt [Potato Chips] , samengevat, dat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden feitelijk in de Benelux (namelijk vanuit zijn in Nederland gelegen woning) verricht, en dat hij dus binnen de Benelux betrokken is bij een concurrerende onderneming. Voorts richt [geïntimeerde] zich bij zijn werkzaamheden volgens [Potato Chips] mede op potentiële relaties in de Benelux. [Potato Chips] concludeert dat haar vorderingen I en II alsnog moeten worden toegewezen.
3.11.3.
De grief kan geen doel treffen voor zover [Potato Chips] daarmee beoogt dat vordering II alsnog wordt toegewezen. Dit betreft immers een geldvordering ten aanzien waarvan de kantonrechter heeft overwogen dat [Potato Chips] daarbij onvoldoende spoedeisend belang heeft om een beoordeling van die vordering in kort geding te rechtvaardigen. [Potato Chips] heeft dat oordeel niet bestreden, noch in de toelichting op grief 1 in principaal hoger beroep, noch in de toelichting op grief 2 in principaal hoger beroep. Voor vordering II geldt dus onverkort hetgeen het hof hiervoor naar aanleiding van de grieven 3 en 4 in principaal hoger beroep al heeft overwogen.
3.11.4.
Bij een beoordeling van vordering I in kort geding heeft [Potato Chips] wel voldoende spoedeisend belang. De kantonrechter heeft dat spoedeisend belang ook aangenomen. Dat de periode van 18 maanden waarvoor het concurrentiebeding gelding heeft (tot 1 juli 2020), al voor een groot deel (omstreeks 14 maanden) is verstreken, neemt dat spoedeisend belang niet weg.
3.11.5.
Het hof stelt voor de goede orde voorts vast dat [geïntimeerde] heeft erkend dat [Potato Chips] hem kan houden aan het concurrentiebeding, ook voor zover het gaat om het beconcurreren van [enig aandeelhouder van Potato Chips] [geïntimeerde] heeft in de memorie van grieven in incidenteel hoger beroep sub 80 wel aangevoerd dat de vorderingen VI tot en met XII niet door [Potato Chips] kunnen worden ingesteld, maar hij heeft op diezelfde plaats erkend dat vorderingen die gebaseerd zijn op de bedingen uit de arbeidsovereenkomst, zoals vordering I, wel door [Potato Chips] kunnen worden ingesteld.
3.11.6.
Het hof stelt voorop dat [geïntimeerde] uitdrukkelijk heeft betwist dat hij zich bij de uitvoering van zijn werkzaamheden voor OK Snacks (mede) richt op relaties in de Benelux. [Potato Chips] heeft van haar stelling dat [geïntimeerde] zich wel mede op relaties in de Benelux richt, geen overtuigend bewijs geleverd. Dit kort geding leent zich naar zijn aard niet voor nadere bewijslevering. Voor het hof strekt dus bij de verdere beoordeling voorshands tot uitgangspunt dat alleen vast staat dat [geïntimeerde] zich bij zijn werkzaamheden voor OK Snacks richt op de verre export.
3.11.7.
De vraag of [geïntimeerde] het concurrentiebeding schendt door voor het in Denemarken gevestigde OK Snacks vanuit zijn woning werkzaamheden te verrichten die gericht zijn op de verre export, vergt uitleg van het concurrentiebeding. Bij de uitleg komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg van de bewoordingen, maar ook op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid, en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.11.8.
Tussen partijen staat vast dat zij bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst niet met elkaar hebben gesproken over de inhoud en strekking van het concurrentiebeding. Van uitlatingen die in die fase over en weer zijn gedaan en die invloed zouden kunnen hebben op de uitleg van het beding, is dus geen sprake. Dit brengt mee dat de bewoordingen van het beding een belangrijke rol spelen, bezien tegen de achtergrond van de verdere omstandigheden van het geval.
3.11.9.
In het concurrentiebeding is uitdrukkelijk de geografische afbakening “binnen de Benelux” opgenomen. Volgens [geïntimeerde] heeft deze afbakening uitsluitend betrekking op de vestigingsplaats van de onderneming en de markt waarop de onderneming zich richt, zodat [geïntimeerde] gedurende de looptijd van het beding niet bij een in de Benelux gevestigd bedrijf mag werken en zich niet op de Benelux mag richten. Volgens [Potato Chips] brengt de afbakening ook mee dat [geïntimeerde] niet vanuit zijn woning in Nederland werkzaamheden mag verrichten, zelfs niet indien die werkzaamheden worden verricht voor een buiten de Benelux gevestigd bedrijf en gericht zijn op de verre export, dus op een markt gelegen buiten de Benelux. Naar het oordeel van het hof bieden de bewoordingen van het beding op dit punt onvoldoende duidelijkheid. De uitleg die [Potato Chips] aan het beding wil geven, ligt bovendien niet erg voor de hand, omdat aan de plaats waar [geïntimeerde] zijn werkzaamheden feitelijk verricht voorshands niet relevant lijkt, en veeleer van belang lijkt of die werkzaamheden zich richten op het door [Potato Chips] in het concurrentiebeding genoemde geografische gebied, dan wel worden verricht voor een bedrijf dat in het genoemde geografische gebied gevestigd is. Het hof concludeert daarom dat binnen het bestek van dit kort geding voorshands niet kan worden aangenomen dat de ruime uitleg die [Potato Chips] aan het beding geeft, de juiste uitleg is.
3.11.10.
Daar komt voor de in het kader van dit kort geding te verrichten belangenafweging nog bij dat [geïntimeerde] inmiddels, ten tijde van het wijzen van dit arrest, al ongeveer 14 maanden voor OK Snacks werkzaam is terwijl het concurrentiebeding nu nog maar een resterende looptijd van ongeveer 4 maanden heeft. Gelet daarop zou het nu nog opleggen van een verbod tot het verrichten van werkzaamheden voor OK Snacks alleen in de rede liggen als evident is dat het verrichten van die werkzaamheden in strijd is met het concurrentiebeding. Naar het oordeel van het hof is dat echter geenszins evident, waartoe het hof verwijst naar het zojuist in rov. 3.11.9 overwogene. Het hof acht daarom, evenals de voorzieningenrechter, vordering I niet toewijsbaar.
3.11.11.
Om bovenstaande redenen verwerpt het hof grief 2 in principaal hoger beroep.
Met betrekking tot grief 1 in incidenteel hoger beroep: onderdeel 1.1 van de feitenvaststelling
3.12.1.
In rov. 1.1 van het bestreden vonnis heeft de kantonrechter als feit vastgesteld dat [Potato Chips] zich, handelend onder de naam [enig aandeelhouder van Potato Chips] , bezig houdt met de productie en verkoop van aardappel- en maïssnacks. Grief 1 in incidenteel hoger beroep is tegen die vaststelling gericht. In de toelichting op de grief betoogt [geïntimeerde] dat [Potato Chips] niet onder de naam [enig aandeelhouder van Potato Chips] handelt en dat alle productie en verkoopactiviteiten vanuit [enig aandeelhouder van Potato Chips] plaatsvinden, zodat [Potato Chips] zelf niets verkoopt.
3.12.2.
Deze grief hoeft niet meer behandeld te worden. Ook als hetgeen [geïntimeerde] in de toelichting op de grief stelt, juist zou zijn, voert dat niet tot een ander oordeel over de vorderingen, en met name niet over de veroordelingen van [geïntimeerde] in verband met het geheimhoudingsbeding. In zoverre verwerpt het hof de grief.
Met betrekking tot grief 2 in incidenteel hoger beroep: vorderingen die alleen [enig aandeelhouder van Potato Chips] kan instellen?
3.13.1.
Door middel van grief 2 in incidenteel hoger beroep betoogt [geïntimeerde] dat een deel van de vorderingen die [Potato Chips] in dit geding heeft ingesteld, vorderingen van [enig aandeelhouder van Potato Chips] zijn, die uitsluitend door [enig aandeelhouder van Potato Chips] zelf hadden kunnen worden ingesteld. Volgens [geïntimeerde] is dat het geval met de vorderingen VI tot en met XII.
3.13.2.
Deze grief hoeft niet besproken te worden voor zover het betreft de vorderingen VI, VII en IX tot en met XII. Die vorderingen zijn immers op grond van inhoudelijke oordelen afgewezen in de overwegingen 3.17 en 3.18 van het vonnis. [Potato Chips] heeft tegen die overwegingen geen grieven gericht. Daarom staat ook in hoger beroep vast dat de betreffende vorderingen niet toewijsbaar zijn. In zoverre is grief 2 in incidenteel hoger beroep overbodig.
3.13.3.
De grief kan ook geen doel treffen voor zover het betreft vordering VIII. Het hof verwijst daartoe naar hetgeen hiervoor in rov. 3.10.3 is overwogen. Daaruit volgt dat [geïntimeerde] het geheimhoudingsbeding niet alleen jegens [enig aandeelhouder van Potato Chips] maar ook jegens [Potato Chips] zelf heeft geschonden, zodat [Potato Chips] vordering VIII tegen [geïntimeerde] mag instellen.
Met betrekking tot grief 5 in principaal hoger beroep en grief 5 in incidenteel hoger beroep: de proceskosten van het geding bij de kantonrechter
3.14.1.
De kantonrechter heeft de proceskosten van het geding in eerste aanleg tussen de partijen gecompenseerd, aldus dat elke partij de eigen kosten diende te dragen. [Potato Chips] is tegen die beslissing opgekomen met grief 5 in principaal hoger beroep, en [geïntimeerde] is tegen de beslissing opgekomen met grief 5 in incidenteel hoger beroep. [Potato Chips] meent dat [geïntimeerde] in de proceskosten van het geding in eerste aanleg had moeten worden veroordeeld en [geïntimeerde] meent dat [Potato Chips] in de proceskosten van het geding in eerste aanleg had moeten worden veroordeeld.
3.14.2.
Het hof constateert dat de vorderingen die [Potato Chips] in eerste aanleg heeft ingesteld, uiteindelijk slechts in beperkte mate toewijsbaar zijn gebleken. Beide partijen zijn dus over en weer deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld. Bij deze stand van zaken acht het hof het passend om de proceskosten van het geding in eerste aanleg tussen de partijen te compenseren, aldus dat elke partij de eigen kosten dient te dragen. Het hof verwerpt daarom grief 5 in principaal hoger beroep en grief 5 in incidenteel hoger beroep.
Conclusie en afwikkeling
3.15.1.
Het voorgaande brengt mee dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd voor zover bij het vonnis vordering III (boete ter zake overtreden geheimhoudingsbeding en vordering V (wettelijke rente over die boete) zijn afgewezen. Het hof zal, in zoverre opnieuw rechtdoende, [geïntimeerde] veroordelen om aan [Potato Chips] € 30.000,-- te betalen als voorschot op de naar het voorlopig oordeel van het hof verbeurde boetes ter zake het twee maal overtreden van het geheimhoudingsbeding, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de inleidende dagvaarding.
3.15.2.
Voor het overige zal het hof het bestreden vonnis, voor zover aangevochten, bekrachtigen.
3.15.3.
De grieven in principaal hoger beroep hebben slechts ten dele doel getroffen. Beide partijen zijn in principaal hoger beroep dus over en weer deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld. Het hof zal de proceskosten van het principaal hoger beroep daarom compenseren tussen partijen, aldus dat elke partij de eigen kosten moet dragen.
3.15.4.
Het incidenteel hoger beroep heeft geen doel getroffen. Het hof zal [geïntimeerde] daarom als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het bestreden vonnis in kort geding van 3 april 2019 uitsluitend voor zover bij het vonnis vordering III (boete ter zake overtreden geheimhoudingsbeding) en vordering V (wettelijke rente over die boete) zijn afgewezen;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • veroordeelt [geïntimeerde] om aan [Potato Chips] € 30.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, zijnde 21 februari 2019;
  • verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het bestreden vonnis in kort geding van 3 april 2019, voor zover aangevochten, voor het overige;
compenseert de proceskosten van het principaal hoger beroep tussen partijen, aldus dat elke partij de eigen kosten moet dragen;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep, en begroot die kosten aan de zijde van [Potato Chips] tot op heden op € 1.043,25 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en B. Kloppert en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 februari 2020.
griffier rolraadsheer