Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 11 juli 2017;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 30 augustus 2017 waarbij geen minnelijke regeling van het geschil is bereikt;
- de akte depot van 13 juli 2017, betrekking hebbend op depot ter griffie van een USB-stick met vier filmpjes door [appellante] ;
- de memorie van grieven van [appellante] van 14 november 2017 met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord tevens memorie in het incidenteel appel van [geïntimeerde] van 30 januari 2018 met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellante] van 10 april 2018;
- het pleidooi op 4 juli 2019, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij H-formulier van 18 juni 2019 door [geïntimeerde] toegezonden producties 62-66, die hij bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
6.De verdere beoordeling
“Als de installatie geplaatst is zal de vierde termijn gefactureerd worden”. Dat betreft de laatste 10 % van de overeengekomen prijs, te weten € 16.335,= inclusief btw, met een betaaltermijn van 30 dagen.
conventie, samengevat, veroordeling van [appellante] tot betaling van deze openstaande facturen, vermeerderd met de contractuele rente dan wel de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata, en van € 2.411,43 aan incassokosten.
reconventie, samengevat, partiële ontbinding van de overeenkomst en veroordeling van [geïntimeerde]
primairtot betaling van € 2.403.561,16,
subsidiairtot betaling van € 69.175,= en
meer subsidiairtot betaling van € 20.752,50 aan aanvullende schadevergoeding, vermeerderd met rente en kosten.
conventietoegewezen (met een latere ingangsdatum van de contractuele rente over de slotfactuur) en de vorderingen van [appellante] in
reconventiegeheel afgewezen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten in conventie en in reconventie.
- een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort geschoten is door een machine met (ontwerp)fouten te maken, dat hij aansprakelijk is voor de schade die [appellante] daardoor heeft geleden en dat [appellante] de overeenkomst buitengerechtelijk partieel heeft ontbonden;
- veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van
Volgens [geïntimeerde] ligt de kern van het geschil in de twee genoemde kwesties en zijn de verschillende klachten van [appellante] daarop terug te voeren. De CE-markering heeft niet ontbroken, aldus [geïntimeerde] .
uiteindelijkdoor [geïntimeerde] toegepaste methodiek en techniek te beoordelen. Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] niet onderbouwd dat en waarom de door haar gewenste aanpassing van de toelichting en/of de vraagstelling tot enig ander resultaat zou hebben kunnen leiden. Het hof acht de vraagstelling en de toelichting adequaat voor het doel waarvoor het deskundigenbericht werd ingewonnen. Grief III van [appellante] wordt daarom verworpen. Dat geldt ook voor grief IV, voor zover deze ziet op de toelichting ten behoeve van de deskundige in het vonnis van 29 juli 2015.
Of deze beschadigingen aanwezig waren tijdens vervanging van de, in het procesdossier vermelde, foutieve afdichtingen door afdichtingen voor hydraulische cilinders was door mij niet vast te stellen.
Direct of indirect heeft dit (de onjuiste afdichting, rb)
geleid tot inwendige schade in de cilinder.
‘Het scheef verplaatsen is niet het gevolg van het ontwerp van [geïntimeerde] ’). Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet uitsluiten dat de beschadigingen niet samenhangen met het gebruik van de verkeerde afdichtingen en ziet de rechtbank onvoldoende grond [geïntimeerde] daarvoor aansprakelijk te houden (hiermee zou overigens een relatief gering bedrag gemoeid zijn, gelet op de constatering dat [geïntimeerde] heeft aangeboden de cilinders te vervangen voor € 4.000,=, wat door [appellante] is geweigerd).
heeft dit in zijn memorie van antwoord gemotiveerd bestreden.
- dat de machine in februari/maart 2014 naar behoren functioneerde, wat ook blijkt uit de omstandigheid dat [appellante] [geïntimeerde] in diezelfde maanden heeft benaderd voor een aanpassing van de machine, zodat ook elementen met steek 80 zouden kunnen worden geproduceerd (maar dat partijen op dit punt niet tot afspraken zijn gekomen);
- dat zich op 28 april 2014 een probleem heeft voorgedaan met de machine dat heeft geleid tot het schranken (naar het hof begrijpt: in scheve stand raken en vervolgens klem komen te zitten) van de boventafel/lift en dat dit probleem de oorzaak kan zijn geweest van de interne beschadiging van een van de cilinders, waardoor deze (opnieuw) is gaan lekken);
- dat het deskundigenbericht op grond van het commentaar van mr. [de deskundige aan de zijde van appellante] en/of
- dat sprake is van ontwerpfouten op de onderzochte punten dan wel op andere punten;
- dat [geïntimeerde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met [appellante]
Hetzelfde geldt voor het betoog van [appellante] dat haar eigen aanpassing van de machine gering is geweest en, in samenhang daarmee, voor haar betoog over de aanpassing van de machine aan steek 80. De toelichting die bij deze gelegenheid door beide partijen is verstrekt, heeft de technische kant van de zaak voor het hof verhelderd en de juistheid van de visie van [geïntimeerde] daarop bevestigd.
[appellante] heeft kennelijk onvoldoende onderkend dat het bij deze overeenkomst gaat om een speciaal ontworpen machine die in de aanvangsfase nog enige aanpassing of bijstelling (in de orderbevestiging aangeduid als kinderziektes) door de bouwer ervan kan behoeven - en ook behoefde - en is daardoor voortijdig tot een eigen aanpassing is overgegaan. [appellante] heeft tijdens het pleidooi onvoldoende weten te weerleggen dat een duidelijk verband bestaat tussen deze eigen aanpassing en de door haar gestelde functionele gebreken aan de machine. Daarvoor kan [appellante] [geïntimeerde] dan niet aansprakelijk houden.
Ook wanneer de kritiek van mr. [de deskundige aan de zijde van appellante] op het deskundigenbericht in de overwegingen wordt betrokken, leidt dat niet tot een ander oordeel over het deskundigenbericht en de daaraan te verbinden conclusies dan de rechtbank in het eindvonnis van 28 december 2016 heeft opgenomen, zoals deze hiervoor zijn aangehaald. Het hof kan zich daarin vinden en sluit zich daarbij aan. De grieven IV (voor zover hier aan de orde) en V tot en met VIII van [appellante] worden daarom verworpen.
‘als de installatie geplaatst is’. Dat heeft [geïntimeerde] ook gedaan. Andere vereisten zijn tussen partijen niet overeengekomen. Voor zover de bepaling in de overeenkomst afwijkt van hetgeen is opgenomen in de Metaalunievoorwaarden, gaat deze bepaling als meer specifiek overeengekomen voor. Voor het overige heeft [appellante] ter onderbouwing van haar verweer op dit punt geen omstandigheden aangedragen die in het voorgaande niet al zijn verworpen. Grief IX wordt verworpen.
“Als opdrachtnemer[ [geïntimeerde] ]
in een gerechtelijke procedure in het gelijk wordt gesteld, komen alle kosten die hij in verband met deze procedure heeft gemaakt voor rekening van opdrachtgever[ [appellante] ]
.”Volgens [geïntimeerde] is deze bepaling in het onderhavige procedure van toepassing aangezien hij hierin in het gelijk is gesteld.
Bij deze stand van zaken acht het hof matiging van de gevorderde kosten op zijn plaats. Het hof zal in hoger beroep voor het salaris van de advocaat aansluiting zoeken bij het indicatietarief voor IE-zaken van een gemiddelde complexiteit. Gelet op de matiging die aldus plaatsvindt, zal het hof de veroordelingen voor buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten in eerste aanleg in stand laten.. Aangezien het hier gaat om een schadevergoeding is niet de gevorderde wettelijke handelsrente maar de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW van toepassing. Als ingangsdatum daarvoor heeft te gelden de datum van de memorie, 30 januari 2018. Dit betreft het principaal appel; in het incidenteel appel zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren aangezien beide partijen daarin gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld.