In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 29 maart 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982 en thans verblijvende in Detentiecentrum Schiphol, was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van 8 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren geëist.
Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 6 december 2016 te Kloetinge zijn levensgezel heeft mishandeld door haar arm vast te pakken en deze vast te houden. Het hof heeft de verdediging gehoord, die vrijspraak en afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft bepleit. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de mishandeling van zijn levensgezel, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd.
De strafbaarheid van de verdachte is vastgesteld, en het hof heeft rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 300,00 en 6 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van omwisseling van de hechtenis bij gebreke van betaling. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen.