Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (
- diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geheel zal toewijzen tot een bedrag van € 11.531,28, bestaande uit € 6.531,28 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- verdachte zal veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , tot aan de datum van deze uitspraak begroot op een bedrag van € 500,00.
opzetheling.
Psychopathy Checklist-Revised), maar dat zij niet heeft kunnen vaststellen dat het recidiverisico en de behandelbaarheid van verdachte door psychopathie worden bepaald. Volgens de psychiater is er een relatie tussen antisociale gedragskenmerken en intensief middelengebruik, hetgeen onder andere blijkt uit het wijken van deze kenmerken na een periode van abstinentie in de justitiële jeugdinrichting. Het antisociale gedrag op jongvolwassen leeftijd lijkt volgens de psychiater te moeten worden opgevat als meer secundair aan intensief cannabisgebruik bij een kennelijk onderliggende kwetsbaarheid. Volgens de deskundige voldoet verdachte in onvoldoende mate aan de algemene criteria voor een persoonlijkheidsstoornis. Wel is hij volgens haar met zijn verslavingsgevoeligheid, identiteitsproblematiek en gerichtheid op duidelijkheid en structuur kwetsbaar in zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Al met al is de psychiater van mening dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in cannabisgebruik en een bedreigde antisociale persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische kenmerken. Op basis van haar onderzoek heeft ook de psychiater geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
24 (vierentwintig) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen drie dagen na aanvang van de proeftijd zal melden bij de reclasseringsinstelling in de regio waar hij op dat moment verblijft en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode, die uiterlijk loopt tot het einde van de proeftijd, zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt onder behandeling zal stellen bij GGZ Oost-Brabant of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven en waarbij het hof bepaalt dat het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
- dat de veroordeelde abstinent zal blijven van het gebruik van drugs en zal meewerken aan de controle op dit verbod, waarbij het hof bepaalt dat de controle op dit verbod zal plaatsvinden door middel van urineonderzoek en dat de reclassering zal bepalen hoe vaak de veroordeelde zal worden gecontroleerd;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met de [medeverdachte] , waarbij het hof bepaalt dat de politie zal toezien op de handhaving van dit contactverbod.
opdrachttot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
€ 10.630,00 (tienduizend zeshonderddertig euro), bestaande uit € 5.630,00 (vijfduizend zeshonderddertig euro) aan materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 10.630,00 (tienduizend zeshonderddertig euro), bestaande uit € 5.630,00 (vijfduizend zeshonderddertig euro) aan materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat
gijzeling voor de duur van ten hoogste 88 (achtentachtig) dagenkan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 14.000,00 (veertienduizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 14.000,00 (veertienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat
gijzeling voor de duur van ten hoogste 105 (honderdvijf) dagenkan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.