6.9.Bij eindvonnis van 18 juli 2018 heeft de rechtbank in conventie:
1. voor recht verklaard dat de in 1977 gevestigde erfdienstbaarheid van weg niet mede het recht inhoudt om van deze weg gebruik te maken met:
a. voertuigen breder dan 3,00 meter dan wel
b. voertuigen met een aslast van meer dan 2,5 ton;
2. [appellant] veroordeeld om de hiervoor onder 1. bedoelde verklaring voor recht te
eerbiedigen en [appellant] verboden om gebruik te (laten) maken van de erfdienstbaarheid van weg met de hiervoor sub a. en b. genoemde voertuigen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere afzonderlijke overtreding;
3. voor recht verklaard dat de in 1977 gevestigde erfdienstbaarheid van weg slechts
een recht van weg inhoudt voor de eigenaar(s) of gebruiker(s) van het heersend erf en dat dit recht niet gebruikt mag worden voor het bereiken van andere (belendende) erven dan - al dan niet via - het heersend erf;
4. [appellant] veroordeeld om de hiervoor onder 3. bedoelde verklaring voor recht te
eerbiedigen en [appellant] verboden om gebruik te (laten) maken van de erfdienstbaarheid van weg voor het bereiken van andere (belendende) erven dan - al dan niet via - het heersend erf, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere afzonderlijke overtreding;
5. voor recht verklaard dat er door of namens [appellant] in het verleden onrechtmatig
gebruik werd gemaakt van de erfdienstbaarheid van weg;
6. ten aanzien van de dwangsommen zoals hiervoor onder 2. en onder 4. bedoeld, bepaald dat boven een totaalbedrag van € 25.000,00 geen dwangsommen meer zullen
worden verbeurd;
7. de gevorderde veroordeling van [appellant] tot vergoeding van de schade die [geïntimeerde] zal lijden indien er in de toekomst opnieuw door of namens [appellant] onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van de erfdienstbaarheid van weg, nader op te maken bij staat en te vereffenen zoals de wet voorschrijft, afgewezen.
In reconventie heeft de rechtbank:
8. voor recht verklaard dat de erfdienstbaarheid van weg rust op de weg langs de
rechterzijde van de woning van [geïntimeerde] (zoals in geel weergegeven op de tekening die als productie 1 bij de conclusie van eis in reconventie is gevoegd);
9. voor recht verklaard dat, op basis van artikel 5:75 BW, [appellant] zelf gerechtigd
is om te realiseren dat deze weg geheel vrij zal zijn van overgroeiende beplanting en andere zaken die [appellant] hinderen in de uitoefening van de onderhavige erfdienstbaarheid;
10. de gevorderde verklaring voor recht dat de erfdienstbaarheid van weg, mede gezien het feitelijk gebruik dat daarvan in lengte van jaren is gemaakt, inhoudt het recht om ongestoord en onbeperkt gebruik te maken van het bestaande recht van erfdienstbaarheid van weg, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of een gedeelte daarvan met een maximum van € 25.000,00, afgewezen;
11. de gevorderde veroordeling van [geïntimeerde] tot het jaarlijks uitvoeren van onderhoud aan de erfdienstbaarheid van weg voor zijn rekening en risico, afgewezen;
12. de gevorderde verklaring voor recht dat de erfdienstbaarheid van weg ex artikel 5:72 BW door verjaring, langs de rechterzijde van de woning van [geïntimeerde] , is ontstaan (zoals weergegeven op de tekening die als productie 1 is bijgevoegd), afgewezen;
Ten slotte heeft de rechtbank in conventie en in reconventie:
13. de proceskosten gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
14. [appellant] veroordeeld in betaling van de kosten van de deskundige;
15. dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen sub 2., 4. en 14. uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
16. het meer of anders gevorderde afgewezen.