3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) [geïntimeerde] is eigenaar van de woning aan de [adres] [plaats]
(hierna: de woning). Hij heeft de woning na aankoop laten verbouwen door [appellante] .
Daartoe is tussen [appellante] en [geïntimeerde] een schriftelijke overeenkomst van aanneming gesloten (prod. 4 bij dagvaarding in eerste aanleg, hierna: de aannemingsovereenkomst). [geïntimeerde] heeft deze overeenkomst op 30 september 2016 ondertekend, [appellante] op 6 oktober 2016. Daarbij is een aanneemsom van € 395.735,00 overeengekomen.
b) In de aannemingsovereenkomst is voor zover voor dit geschil relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
AANNEMINGSCONTRACT
(…)
Werkzaamheden uitvoeren geheel volgens bijgesloten open begroting nr. 1126 d.d. 28-09-2016 en volgens onderstaande gegevens:
Architect [architecten] : werknummer (…)
Bestaand _DO 20160305 (…)
Tekening_BV 20160705 (…)
Visualisaties 20160705 (…)
Afwerkstaat_BV 20160705 (…)
Constructeur: Bouwkundig Adviesbureau [bouwkundig adviesbureau] : werknummer 1619
Constructieve schetsen (…)
Statische berekeningen (…)
Aanvullende statische berekeningen (…)
Ventilatieberekening (…)
Technische omschrijving (…)
Nota van inlichtingen (…)
Mail [naam] (…)
Voor een totaalprijs van:€ (…)
Van toepassing zijn de op de bijlage vermelde Algemene Voorwaarden voor Aanneming van werk 2013 (AVA 2013) Vastgesteld door Bouwend Nederland d.d. 27-03-2013.
(…)”
c) De voor dit geschil relevante bepalingen uit de Algemene Voorwaarden voor Aanneming
van werk 2013 (hierna: AVA 2013) luiden als volgt:
“(…) Artikel 6: Meer en minder werk
1. Verrekening van meer en minder werk vindt plaats:
a. in geval van wijzigingen in de overeenkomst dan wel in de voorwaarden van uitvoering;
b. in geval van afwijkingen van de bedragen van de stelposten;
c. in geval van afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden;
2. In geval van door de opdrachtgever gewenste wijzigingen in de overeenkomst dan wel in
de voorwaarden van uitvoering kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs
vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een
daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had
moeten begrijpen.
3. Wijzigingen in de overeenkomst dan wel de voorwaarden van uitvoering zullen -
behoudens spoedeisende omstandigheden - schriftelijk of elektronisch worden
overeengekomen. Het gemis van een schriftelijke of elektronische opdracht laat de
aanspraken van de aannemer en van de opdrachtgever op verrekening van meer en minder
werk onverlet. Bij gebreke van een schriftelijke opdracht rust het bewijs van de wijziging op
degene die de aanspraak maakt.
(...)
Artikel 9: Oplevering en onderhoudstermijn
4. Indien de opdrachtgever het werk in gebruik neemt geldt het werk als opgeleverd.
(...)
Artikel 10: Uitvoeringsduur, uitstel van oplevering en schadevergoeding wegens te late
oplevering
(...)
2. De aannemer heeft recht op verlenging van de termijn waarbinnen het werk zal worden
opgeleverd indien door overmacht, door voor rekening van de opdrachtgever komende
omstandigheden, dan wel als gevolg van meer en minder merk, niet van de aannemer kan
worden gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd.
3. Bij overschrijding van de overeengekomen bouwtijd is de aannemer een gefixeerde schadevergoeding aan de opdrachtgever verschuldigd van € 40 per werkdag tot de dag waarop het werk aan de opdrachtgever wordt opgeleverd, behoudens voor zover de aannemer recht heeft op bouwtijdverlenging. Voor de toepassing van dit lid wordt als dag van oplevering aangemerkt de dag waarop het werk volgens de aannemer gereed was voor oplevering, mits het werk vervolgens als opgeleverd geldt, dan wel de dag van ingebruikneming van het werk door de opdrachtgever.(…) ”
d) In de technische omschrijving van 5 juli 2016 (prod. 3 bij dagvaarding in eerste aanleg) die wordt genoemd in de aannemingsovereenkomst, is voor zover relevant het volgende opgenomen:
“(…)00 ALGEMEEN (…)
geldende voorwaarden
Het werk dient te worden gerealiseerd overeenkomstig de eis van goed en deugdelijk werk
en moet voldoen aan de geldende bouwvoorschriften (Bouwbesluit 2012) ten tijde van de
omgevingsvergunningaanvraag.
bereik technische omschrijving
Deze technische omschrijving is met zorg samengesteld echter kan het voorkomen dat
ondergeschikte leveringen en/of werkzaamheden niet bij name zijn genoemd. Als deze
leveringen en/of werkzaamheden integraal onderdeel zijn van enig constructieonderdeel,
zijn deze inbegrepen bij de aanneemsom.
planning
Startdatum bouw: uiterlijk week 31 (indien mogelijk eerder)
Oplevering: uiterlijk januari 2017
Vóór de aanvang van de bouw dient een algemeen tijdschema en planning van de bouw te worden verstrekt aan de opdrachtgever. Bij overschrijding van de door de aannemer
afgegeven planning geldt een boete van 1% van de bouwsom per dag.”
(...)
33 DAKBEDEKKINGEN
Het bestaande dak van de woning dient te worden voorzien van nieuwe vlakke betonnen
dakpannen.
(...)“
e) Op 23 februari 2017 hebben partijen overleg gehad over de planning en de
planning aangepast. Dat was onder meer nodig omdat [geïntimeerde] verschillende meerwerken had opgedragen die een langere bouwtijd tot gevolg zouden hebben. Daarbij is een (herziene) opleverdatum van 2 juni 2017 afgesproken. De planning van 23 februari 2017 is ingebracht en besproken op de bouwvergadering van 13 maart 2017. In het verslag van die vergadering (prod. 7 bij dagvaarding in eerste aanleg) staat onder meer vermeld:
“(…) [initialen] [hof: [geïntimeerde 1] ] geeft aan dat deze planning een vast gegeven is. Er mag hier niet meer van worden afgeweken.
Wanneer er zaken spelen graag tijdig aangeven zodat er geen extra vertragingen kunnen ontstaan.(…)”
f) Tijdens de bouwvergadering van 3 april 2017 is de planning van 23 februari 2017
weer besproken. In het verslag van die vergadering (prod. 8 bij dagvaarding in eerste aanleg) staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) De planning d.d. 23-02-2017 wordt besproken en is nog steeds actueel. (...) Vertragingen moeten voorkomen worden en er dient tijdig aangegeven te worden als er knelpunten zijn.(…)”
g) Bij e-mail van 15 april 2017 (prod. 9 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft [geïntimeerde] onder meer het volgende aan [appellante] geschreven:
“(…) Als ik afgelopen vrijdag door de bouw loop en ik zie de planning dan ben ik nog niet
gerustgesteld zoals ik maandag reeds aangegeven heb. We horen graag concreet wat jullie
gaan doen om in te lopen? Zoals besproken accepteren we geen uitloop meer.(…)”
h) Op 2 mei 2017 heeft [appellante] een nieuwe planning gemaakt (eerste blad van prod. 10 bij memorie van grieven). Daarin is de post “opruimen en schoonmaken” (in de planning van 23 februari 2017 opgenomen als laatste post vóór de oplevering) enkele weken naar achteren verschoven ten opzichte van de planning van 23 februari (zie hierover verder onder r.o. 3.17.).
i. i) Bij brief van 5 mei 2017 (prod. 10 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft [geïntimeerde] onder meer het volgende aan [appellante] geschreven:
“(…)Middels ondertekening van de aannemingsovereenkomst heeft [appellante] zich
gecommitteerd aan een oplevering van het werk uiterlijk in januari 2017. Bij overschrijding
van deze termijn is [appellante] een boete aan ons verschuldigd van 1% over de bouwsom
per dag, hetgeen neer komt op circa € 4.000,- per dag. (...)
Op 23 februari 2017 is door [appellante] een nieuwe planning gemaakt. In deze planning
zijn alle meerwerken meegenomen en sinds die tijd zijn er geen substantiële nieuwe
meerwerken ontstaan. Deze planning voorziet erin dat het werk uiterlijk in week 20 zou
worden opgeleverd (‘excl. het instellen van de domotica door [bedrijf] ). Deze planning is door
jullie in de notulen van de bouwvergadering ook opgenomen.
Op basis van de minimale bezetting op de bouwplaats en de trage voortgang van het werk
hebben wij er op dit moment geen vertrouwen in dat [appellante] kan voldoen aan de door
haar laatstgenoemde planning van uiterlijk week 20. Wij willen middels deze brief
benadrukken dat wij op geen enkele manier verdere vertraging van het werk zullen
accepteren. Tevens houden wij ons het recht voorbehouden aanvullende schadevergoeding
te eisen voor de reeds opgelopen vertraging van het werk.(…)”
j) In reactie op de brief van [geïntimeerde] van 5 mei 2017 heeft [appellante] op of omstreeks 10 mei 2017 een brief aan [geïntimeerde] gestuurd (prod. 2 bij conclusie van antwoord), waarin hij onder meer heeft geschreven:
“(…) Ik zal dan gelijk ingaan op jouw brief van 5 mei jl, waarvan de inhoud bij mij eveneens de nodige vraagtekens oproept. Er is immers geen sprake van vertraging.
Waarom het werk nog niet opgeleverd is, is in maart uitvoerig besproken. (…) Echter hebben we een aanneemovereenkomst gesloten (…) waarna we in overleg het werk op 16-10-2016 gestart zijn ipv. week 31. Daarnaast heb ik in mijn brief van maart gewezen op het aantal onwerkbare werkdagen en op het door jou opgedragen meerwerk, dat ingevolge artikel 10 van de AVA recht geeft op uitstel van oplevering. Sinds deze mailwisseling van maart zijn er alleen maar meer onwerkbare dagen bijgekomen en is er nog meer meerwerk uitgevoerd. (…)
Ik heb wel begrip voor jullie situatie in ik snap dat jullie zo spoedig mogelijk in jullie huis willen. Maar om mij de schuld van te laat oplever in mijn schoenen te schuiven en te dreigen met niet betalen van facturen en boetes op te leggen voor te laat opleveren vind ik niet juist en ga ik niet mee akkoord. Ik stel dus voor wij ons alle inspannen om de werkzaamheden af te ronden volgens de laatst gedeelde planning ipv brieven op en neer te sturen met allerlei dreigementen. Ik ga er van uit dat de betalingen van alle facturen die op dit moment vervallen zijn, gedaan worden. (…)”
k) Bij brief van 15 mei 2017 (prod. 1 bij conclusie van antwoord) heeft [geïntimeerde] , voor zover van belang, aan [appellante] geschreven:
“(…) Op basis van artikel 8 van de AVA 2013 hebben wij het recht 5% van de aannemingssom over te maken aan een door ons aan te geven notaris. Wij hebben dit recht op basis van de tussen ons gemaakte afspraken en zullen van dit recht gebruik maken. (…)”
l) Tijdens de Bijeenkomst werkbespreking van 17 mei 2017 is de planning van 2 mei 2017 besproken. In het verslag van die vergadering (prod. 18 bij dagvaarding in eerste aanleg) staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)De planning d.d. 02-05-2017 wordt besproken en is nog steeds actueel. (...) Er is op enkele onderdelen een kleine achterstand, maar deze achterstand wordt ingelopen de komende week. Opleveringdatum wordt niet gewijzigd.(…)”
m) Tijdens de Bijeenkomst werkbespreking van 31 mei 2017 is de planning van 2 mei 2017 besproken. In het verslag van die vergadering (prod. 11 bij memorie van grieven) staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)De planning d.d. 02-05-2017 wordt besproken en is nog steeds actueel. (...) Er is op enkele onderdelen een kleine achterstand, maar deze achterstand wordt ingelopen de komende week. Opleveringdatum wordt gepland op 15 juni, tijd ntb.(…)”
n) In het ‘Verslag oplevering 15 juni 2017’ (prod. 11 bij dagvaarding in eerste aanleg) is onder het kopje ‘Opmerkingen’ opgenomen:
“Uitgestelde oplevering is niet geaccepteerd door opdrachtgever.”
Het verslag vermeldt ongeveer 130 punten van nog uit te voeren werkzaamheden aan de
woning, waaronder:
“Afmonteren E-installaties”
“Afmonteren van alle kranen/thermostaatkranen/aansluiten afvoeren”
“Toilet monteren”
“Voordeur is niet aanwezig. Plaatsen voordeur, stellen /afhangen”
“Het dak van de kap dient in de nok te worden nagelopen en uitgelijnd”
o) Bij e-mail van 15juni 2017 (onderdeel van prod. 16 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft [geïntimeerde 1] aan [appellante] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Bij deze bevestig ik dat de geplande oplevering vandaag door ons niet is geaccepteerd c. q. het werk is door ons afgekeurd vanwege gebreken (...). Wij zijn zoals al aangegeven
voornemens morgen onze inboedel door een verhuisbedrijf in de woning te laten plaatsen.
Indien en voor zover onze inboedel in de woning wordt geplaatst heeft dat geenszins
ingebruikneming van de woning tot gevolg en derhalve ook geen oplevering van de woning.
Tijdens ons telefoongesprek van zojuist heb jij vooruitlopend op jouw onderstaande e-mails,
die dit ook bevestigen, verklaard hiermee expliciet akkoord te gaan.
We hebben morgen overleg over een nieuwe opleverdatum.(…)”
p) Bij e-mail van 15 juni 2017 (onderdeel van prod. 16 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft [appellante] aan [geïntimeerde 1] onder meer het volgende geschreven:
“De oplevering van vandaag is niet geaccepteerd door jullie als opdrachtgever.
Ik vind[t] het goed als jullie de inboedel morgen plaatsen in de woning en we zullen morgen een nieuwe datum afspreken voor de definitieve oplevering.(…)”
q) In het proces-verbaal van oplevering van 29 juni 2017 (prod. 13 bij dagvaarding in eerste aanleg) staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)Op maandag 26 juni 2017 is overgegaan tot de “2de” oplevering van het project:
Verbouwing woning aan de [adres] te [plaats] . (...)
Het werk is goedgekeurd en wordt als opgeleverd beschouwd met uitzondering van de in bijlage 1 (...) vermelde onvolkomenheden c.q. nog te voltooien werkzaamheden.(…)”
r) In de bij het proces-verbaal van 29 juni 2017 behorende bijlage 1 ‘lijst van
resterende werkzaamheden’ (zie prod. 15 bij dagvaarding in eerste aanleg, dit is een kopie van die bijlage, zoals in september 2017 aan [appellante] verzonden met enkele gele markeringen) is onder het kopje ‘Daken’ als punt 1 opgenomen:
“Het dak van het hoofdhuis dient de kap in de nok te worden nagelopen en uitgelijnd.”
s) Bij e-mail van 29 juni 2017 (prod. 4 bij conclusie van antwoord) heeft [geïntimeerde] aan [appellante] onder meer het volgende geschreven:
“(…)Verder verwijderen we onder protest de vermelding naar het boetebeding in het proces
verbaal.(…)”
3.2.1.In deze procedure heeft [geïntimeerde] het volgende gevorderd (in eerste aanleg in conventie):
i. te verklaren voor recht dat een fatale opleverdatum van 2 juni 2017 is overeengekomen en dat bij overschrijding daarvan door [appellante] een boete van
€ 3.957,35 per dag verschuldigd is aan [geïntimeerde] ,
betaling door [appellante] van € 94.976,40 aan contractuele boete,
betaling door [appellante] van € 10.925,35 aan herstelkosten,
herstel door [appellante] van de stalen poort en resonerende verwarmingsbuizen, op
straffe van verbeurte van een dwangsom,
te verklaren voor recht dat het door [geïntimeerde] bij de notaris gestorte depotbedrag aan [geïntimeerde] toekomt,
betaling door [appellante] van de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten.
In hoger beroep heeft [geïntimeerde] zijn eis in die zin vermeerderd, dat hij het hof aanvullend verzoekt om [appellante] te veroordelen tot vergoeding aan [geïntimeerde] van het nog niet op de meerwerkfacturen verwerkte minderwerk van € 385,41 inclusief BTW.
3.2.2.Aan deze vorderingen legt [geïntimeerde] , kort samengevat, onder meer het volgende ten grondslag.
Ten aanzien van zijn vordering tot betaling van € 94.976,40 stelt [geïntimeerde] dat er aan de zijde van [appellante] sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst. Hij stelt daartoe dat partijen een fatale oplevertermijn op straffe van een boete van 1% van de aanneemsom per dag vertraging zijn overeengekomen. Nu [appellante] de woning 24 dagen te laat heeft opgeleverd is een boete van € 94.976,40 verbeurd.
Met betrekking tot zijn vordering tot betaling van € 10.925,35 stelt [geïntimeerde] dat
[appellante] is tekortgeschoten in zijn verplichting uit hoofde van de aannemingsovereenkomst ten aanzien van het dak van de woning. Volgens [geïntimeerde] komt het bij de notaris in depot gestorte bedrag van € 20.231,68 ter verrekening aan [geïntimeerde] toe, gelet op de bedragen die [appellante] aan [geïntimeerde] verschuldigd is.
3.2.3.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.[appellante] heeft (in eerste aanleg in reconventie) het volgende gevorderd:
betaling van € 31.089,08, te vermeerderen met rente,
betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.5.[appellante] legt aan haar vordering nakoming van de betalingsverplichting uit
hoofde van de aannemingsovereenkomst ten grondslag, wegens door haar verricht
meerwerk tot een bedrag van €10.857,40. Het andere deel van haar vordering betreft het bedrag van € 20.231,68 dat bij de notaris in depot is gestort. [appellante] stelt dat zij recht heeft op dit bedrag omdat zij haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst is nagekomen.
3.2.6.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3.1.In het tussenvonnis van 6 juni 2018 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
3.3.2.In het bestreden eindvonnis van 19 september 2018 heeft de rechtbank in
conventie:
- voor recht verklaard dat tussen [appellante] en [geïntimeerde] een fatale opleverdatum van 2 juni 2017 is overeengekomen en dat bij overschrijding daarvan door [appellante] een boete van € 3.957, 35 per dag verschuldigd is aan [geïntimeerde] ,
- [appellante] veroordeeld om aan [geïntimeerde] een bedrag van € 94.976,40 te betalen,
- [appellante] veroordeeld tot herstel binnen twee maanden na betekening van het vonnis, van gebreken aan de stalen poort en de verwarmingsbuizen in de woning,
- voor recht verklaard dat het door [geïntimeerde] bij de notaris gestorte depotbedrag aan [geïntimeerde] toekomt,
- [appellante] veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 1.724,76 aan buitengerechtelijke incassokosten, en
- [appellante] veroordeeld in de proceskosten.
In
reconventieheeft de rechtbank:
- de vorderingen afgewezen,
- [appellante] veroordeeld in de proceskosten.
3.3.3.Daartoe heeft de rechtbank, kort weergegeven, het volgende overwogen.
[appellante] heeft de stelling dat een fatale oplevertermijn van 2 juni 2017 is overeengekomen onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat betekent dat die stelling komt vast te staan en dat niet aan bewijslevering wordt toegekomen.
Verder heeft [appellante] eveneens onvoldoende onderbouwd betwist dat partijen de door [geïntimeerde] gestelde boete (1% van de bouwsom per dag overschrijding van de fatale termijn) zijn overeengekomen. Er kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de woning op 26 juni 2017 is opgeleverd. Dit is 24 dagen te laat, zodat de gevorderde boete van
€ 94.976,40 is verbeurd. Voor matiging heeft de rechtbank geen grond gezien, aangezien [appellante] daartoe onvoldoende heeft gesteld.
Ten aanzien van de vordering van [geïntimeerde] ten aanzien van het dak heeft de rechtbank geoordeeld dat [geïntimeerde] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan.
Aangezien [appellante] herstel van de gebreken aan de stalen poort en de verwarmingsbuizen heeft toegezegd, heeft de rechtbank die vordering toegewezen zonder daarbij een dwangsom op te leggen.
Met betrekking tot het meerwerk heeft [appellante] naar het oordeel van de rechtbank niet aan haar stelplicht voldaan.
Met het oog op de bedragen die aan [geïntimeerde] zijn toegewezen, heeft de rechtbank de verklaring voor recht gegeven dat het bij de notaris in depot gestorte geld aan [geïntimeerde] toekomt, ter verrekening met zijn vordering op [appellante] .
Tot slot heeft de rechtbank het toepasselijke wettelijke maximumbedrag aan buitengerechtelijke kosten toegewezen, in plaats van het gevorderde, hogere bedrag.