In deze zaak, die op 9 januari 2020 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2013. De moeder, verzoekster in principaal appel, en de vader, verzoeker in incidenteel appel, zijn in geschil over de invulling van de zorg- en opvoedingstaken. De huidige regeling, die al bijna drie jaar wordt nageleefd, houdt in dat de vader de minderjarige wekelijks op vrijdag van school haalt en de moeder de andere week op zaterdag om 13.00 uur. De ouders hebben in onderling overleg een aantal aanpassingen aan de regeling gemaakt, maar de moeder verzoekt om een wijziging omdat zij vindt dat de huidige regeling te onrustig is voor de minderjarige en zij niet voldoende tijd met hem kan doorbrengen.
Het hof heeft de argumenten van beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming, die betrokken is bij de zaak, in overweging genomen. De Raad heeft aangegeven dat de huidige regeling goed werkt voor de minderjarige en dat hij goed gedijt onder de huidige omstandigheden. Het hof concludeert dat de huidige regeling in het belang van de minderjarige is en dat er geen reden is om deze te wijzigen. De verzoeken van de moeder worden afgewezen, terwijl het verzoek van de vader gedeeltelijk wordt toegewezen. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt vernietigd voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, en de regeling wordt opnieuw vastgesteld, met inachtneming van de gemaakte afspraken.