ECLI:NL:GHSHE:2018:671

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
200.215.485_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging zorgregeling tussen vader en minderjarige met aandacht voor communicatie en hulpverlening

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder verzocht om vernietiging van de contactregeling die was vastgesteld voor haar minderjarige kind, geboren in 2013, en die al bijna drie jaar in de praktijk werd uitgevoerd. De vader, die het kind heeft erkend, was verweerder in het principaal appel en appellant in het incidenteel appel. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2018 werd duidelijk dat er problemen waren in de communicatie tussen de ouders, wat de situatie van het kind beïnvloedde. Het hof heeft vastgesteld dat hulpverlening noodzakelijk is om de onderlinge verhouding tussen de ouders te verbeteren. Het hof heeft partijen verwezen naar de Combinatie Jeugdzorg voor echtscheidingshulpverlening, met als doel de communicatie te verbeteren en een door beide ouders ondersteunde contactregeling te realiseren. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 14 juni 2018, zodat het hof kennis kan nemen van de resultaten van het hulpverleningstraject. De advocaten van beide partijen zijn verzocht om het hof tijdig te informeren over de voortgang van de hulpverlening en het gewenste verdere verloop van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 15 februari 2018
Zaaknummer: 200.215.485/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/295923 / FA RK 15-3603-1
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Winters.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 februari 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 mei 2017, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het de contactregeling betreft en verder verzocht zoals in het beroepschrift is weergegeven.
2.2.
Bij verweerschrift tevens houdende incidenteel appel met één productie, ingekomen ter griffie op 21 juni 2017, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en verder verzocht zoals in het verweerschrift tevens houdende incidenteel is weergegeven
.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 26 juli 2017, heeft de moeder verzocht zoals in het verweerschrift in incidenteel appel is weergegeven.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van de Laar;
  • de vader, bijgestaan door mr. Winters;
  • de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] (ook te noemen: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
Ingevolge de bestreden beschikking heeft [minderjarige] het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, een contactregeling vastgesteld zoals in de bestreden beschikking is weergegeven.
3.3.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar het beroepschrift en het verweerschrift tevens houdende incidenteel appel. Partijen hebben over en weer gemotiveerd verweer gevoerd.
3.5.
Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.
3.6.
De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat duidelijk is dat er hulpverlening ingezet moet worden teneinde de onderlinge verhouding tussen de ouders te verbeteren. Partijen communiceren op dit moment niet met elkaar, terwijl naarmate [minderjarige] ouder wordt, overleg juist steeds belangrijker wordt. Indien partijen niet op ouderniveau met elkaar leren communiceren, zal dat in de toekomst tot problemen leiden.
3.7.
Het hof heeft partijen voorgehouden dat het hof een verwijzing naar de Combinatie Jeugdzorg [plaats] (hierna: de Combinatie) in het belang van de kinderen acht. Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling hebben partijen aan het hof verklaard dat zij hiermee instemmen. Het hof zal partijen derhalve verwijzen naar de Combinatie voor het opstarten van een traject in het kader van echtscheidingshulpverlening, teneinde te werken aan de verstoorde communicatie en te komen tot een door beide ouders ondersteunde contactregeling. Partijen dienen zich hiertoe eveneens zelf aan te melden bij de Combinatie.
Gelet op het voorgaande zal het hof de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden, en wel tot 14 juni 2018 pro forma, teneinde kennis te kunnen nemen van de resultaten van het hulpverleningstraject bij de Combinatie. De advocaten van partijen worden verzocht vóór genoemde datum het hof de rapportage van de Combinatie te doen toekomen en het hof schriftelijk in kennis te stellen van het verloop en het resultaat van voormeld hulpverleningstraject. Partijen wordt tevens verzocht het hof te informeren over het door partijen gewenste verdere verloop van de procedure.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als na te melden.

4.De beslissing

Het hof:
verwijst partijen voor een traject in het kader van echtscheidingshulpverlening naar de Combinatie Jeugdzorg te [plaats] ;
verzoekt de advocaten van partijen tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum het hof schriftelijk in kennis te stellen van de rapportage van de Combinatie Jeugdzorg, het verloop en het resultaat van het hulpverleningstraject en het gewenste verdere verloop van de procedure;
houdt de verdere behandeling van deze zaak, in verband met hetgeen onder 3.7 is overwogen, aan tot
PRO FORMA 14 juni 2018.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, C.A.R.M. van Leuven en A.J.F. Manders en is op 15 februari 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.