In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie en de draagplicht van partijen met betrekking tot een schuld aan de Staat. De man, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 19 augustus 2019, waarin de partneralimentatie was vastgesteld op € 1.631,- per maand en waarin de rechtbank had overwogen dat beide partijen voor 50% draagplichtig zijn voor een schuld aan het CJIB. De man heeft in hoger beroep verzocht om de partneralimentatie te verlagen naar € 500,- per maand en om te bepalen dat de schuld aan het CJIB volledig door de vrouw dient te worden voldaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2020 is de man verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de vrouw niet ter zitting is verschenen. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, en heeft overwogen dat de man onvoldoende onderbouwd heeft dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Het hof heeft de draagkracht van de man vastgesteld op € 672,- per maand, wat leidde tot een nieuwe beslissing over de partneralimentatie. De man is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek met betrekking tot de draagplicht voor de schuld aan de Staat, omdat het hof oordeelde dat de rechtbank geen bindende eindbeslissing had genomen over dit punt.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft de partneralimentatie, en heeft het de man verplicht om met ingang van 16 september 2019 een bedrag van € 1.085,- per maand aan de vrouw te betalen, met een toekomstige indexering. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.