7.1.Bij akte na eerste tussenbeschikking hebben de Advocaten voorgesteld om drie deskundigen te benoemen, één deskundige met een juridische achtergrond (de Advocaten stellen in dat kader vijf personen voor) en twee ICT-deskundigen (de Advocaten stellen in dat kader drie personen voor).
De Advocaten voeren aan dat het in de rede ligt dat de in het kader van het vooronderzoek te benoemen deskundigen dezelfde zijn als de deskundigen die vervolgens het (mogelijk) uit te voeren deskundigenonderzoek gaan verrichten.
De te stellen vragen aan de deskundigen:
1. Is het in abstracto mogelijk vast te stellen hoeveel personen kennis hebben genomen of kunnen nemen van de Geprivilegieerde Gegevens (hierna: GG)? Wie en op welke momenten heeft toegang gehad tot de Fiod-journaals?
2. Is technisch onderzoek van de Fiod-journaals mogelijk?
Naar het inzicht van de Advocaten kan deze vraag ook nu al positief beantwoord worden. De deskundigen kunnen per Fiod-journaal wat de inhoud betreft in kaart brengen of er melding wordt gemaakt van communicatie (zoals emails) tussen de Advocaten en [onderneming] c.s., communicatie tussen de Advocaten en [bedrijf] , verdere verwerking van deze gegevens, op welke ICT-systemen deze gegevens zijn bewaard. Voorts per Fiod-journaal de metadata waaruit blijkt wie op welke momenten kennis heeft genomen van ieder Fiod-journaal en of bepaalde gegevens zijn gewist of gemanipuleerd.
3. Welke zoektermen zijn gebruikt?
De Advocaten voeren aan dat het in de rede ligt om de Staat eerst te bevelen om de
navolgende gegevens in het geding te brengen en aan de deskundigen te verstrekken:
i. een gespecificeerde opgave van de gebruikte systemen, steeds met vermelding van de versie en de periode waarin die versie is gebruikt;
ii. de lijst met gebruikte zoektermen per systeem;
iii. de data waaruit blijkt welke zoektermen zijn gebruikt per systeem en wanneer.
4. De deskundigen kunnen dan in de systemen van de Fiod, de Belastingdienst en het OM onderzoeken en verifiëren of de opgave van de Staat juist en volledig is, wie die zoektermen op welk moment gebruikt hebben binnen die systemen, wat er met de hits n.a.v. het gebruik van die zoektermen is gedaan en in welke systemen die data vervolgens terecht is gekomen.
5. De vragen zoals opgenomen in paragraaf 6.3 op pagina 95 van het beroepschrift dienen voorts integraal ter beantwoording aan de deskundigen te worden voorgelegd, aangevuld met de volgende vragen:
6. Hoe werkt technisch en hoe werkt feitelijk de door de Staat gestelde ‘met waarborgen omklede bestendige werkwijze’?
7. Voor wie was en/of is het technisch mogelijk (geweest) kennis te nemen van de data die als gevolg van de ‘met voldoende waarborgen omklede bestendige werkwijze’ is opgeslagen of verwerkt?
8. Is het technisch mogelijk om de gestelde ‘waarborgen’ te omzeilen? Is van die mogelijkheid tot omzeiling gebruik gemaakt en zo ja, door wie en wanneer?
9. Is de stelling van de Staat zoals vermeld in nummer 2.2.14 op pagina 14 van het verweerschrift in hoger beroep juist en volledig? Zo nee, wat is er onjuist en/of onvolledig aan en hoe is de werkelijke situatie?
Voorts voeren de Advocaten aan dat zij niet begrijpen waar de beperking van het hof in de tussenbeschikking I (r.o. 3.5.2.11 en 3.5.2.15) vandaan komt dat er zoveel als mogelijk rekening dient te worden gehouden met de anonimiteit van de medewerkers OM en Fiod en andere betrokkenen. Juist de identiteit van bijvoorbeeld de betrokken OvJ is relevant, dus niet ‘een OvJ’ maar OvJ [geheimhouder officier van justitie] . Deze namen zijn toch al bekend, aldus de Advocaten.
De Advocaten achten het het meest praktisch om het vooronderzoek ongeclausuleerd uit te voeren. De bescherming van de belangen is gewaarborgd in de door het hof aan de deskundigen op te leggen geheimhouding. Het ongeclausuleerde rapport van de deskundigen in het vooronderzoek kan in eerste instantie aan de Staat en het hof worden verstrekt. Onder regie van de verschoningsrecht-expert (een van de voorgestelde deskundigen) kan een tweede versie van het rapport worden gemaakt waarbij ‘staatsgevaarlijke’ informatie kan worden weggelakt en datgene wordt weggelakt teneinde de anonimiteit van de betrokkenen te waarborgen.
Verder voeren de Advocaten een aantal suggesties aan voor instructie door het hof:
De deskundigen dienen de beschikking te krijgen over:
- de Fiod-journaals zoals die nu voorkomen in de systemen van de Staat;
- de Fiod-journaals zoals die berusten bij de gerechtelijk bewaarder onder het bewijsbeslag;
- het afzonderlijke Fiod-journaal t.a.v. de GG (de afzonderlijke logbestanden van de geheimhouderambtenaar);
- de op schrift gestelde ‘interne instructies’ of beleidsdocumenten zoals deze door de Fiod en het OM worden gebruikt (inclusief eerdere versies zoals tijdens het strafrechtelijk onderzoek);
- de wachtwoorden waarover de Staat beschikt om de in bewijsbeslag genomen data toegankelijk te maken.
Het hof moet iemand van de behandelend kamer aanwijzen als RC of iemand van de
griffie als contactpersoon, teneinde verdere instructies in de zaak op zich te nemen en het vooronderzoek voortvarend en doelmatig in goede banen te leiden en als contactpersoon van de deskundigen te fungeren.
De Advocaten voeren ook nog aan dat de in de eerste tussenbeschikking onder 3.5.2.9. opgesomde vragen niet zien op civielrechtelijke rechtmatigheid, zodat de belangen van de Staat bij een ongestoord strafrechtelijk onderzoek zich niet (meer) voor doen, in ieder geval niet ten aanzien van [(mede)bestuurder] ( [onderneming] bestuurder) en [de vennootschap 2] BV (twee van hun cliënten) nu vast staat dat er tegen hen geen strafzaak is en komt.
Ten slotte verzoeken de Advocaten om de tussenbeschikking I en alle volgende (tussen)beschikkingen (alsnog) uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.