Gelet op hetgeen is overwogen in rov. 3.1 in de beschikking van de Hoge Raad van 5 oktober 2018 staan de volgende feiten tussen partijen vast:
(i) [de werkgever] bouwt en onderhoudt schepen. [de werknemer] is met ingang van 1 januari 2012 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van [de werkgever] , laatstelijk in de functie van kraanmachinist;
(ii) Volgens de door de werknemers van [de werkgever] gebruikte verlofbriefjes dienen werknemers voor verlof van meer dan twee dagen toestemming te krijgen van zowel de afdelingschef als de bedrijfsleider;
(iii) [de werknemer] heeft een verlofaanvraag ingediend voor de periode van 29 september 2016 - 21 oktober 2016. Deze aanvraag is voor akkoord getekend door de direct leidinggevende van [de werknemer] , maar is vervolgens door de bedrijfsleider afgewezen met een beroep op drukke werkzaamheden op de werf. Daarbij is aan [de werknemer] het volgende geschreven:
“Vandaag (…) hebben we elkaar gesproken over de verlofaanvraag die je hebt gedaan voor de periode 29-09-2016 tot en met 21-10-2016. Dit betreft 17 werkdagen, nagenoeg 3 en een halve week.
Helaas komt deze periode niet uit door enorm drukke werkzaamheden op de werf, dat heb ik je ook mondeling meegedeeld.
Vanzelfsprekend is in overleg een andere periode bespreekbaar.
Je hebt aangegeven dat je het niet eens bent met dit besluit en tevens heb je aangegeven dat je toch op vakantie gaat in voornoemde periode omdat je vakantie al geboekt is. Je hebt gezegd dat je deze boeking reeds in januari van dit jaar gedaan hebt.
Ik heb aangegeven dat dit niet acceptabel is.De normale gang van zaken is eerst een akkoord van de werkgever voor een verlof periode en vervolgens maak je daar je reisplannen op.
Indien je toch afwezig bent om je verlof op te nemen dan ben je ongeoorloofd afwezig waar consequenties aan verbonden zijn en/of mogelijk tot beëindiging van je arbeidsovereenkomst kan leiden. Ik ga er vanuit dat je je planning wijzigt en verwacht dat je in de eerder genoemde periode gewoon aan het werk bent. Vanzelfsprekend zijn we als bedrijf bereid in overleg een periode af te spreken waarin je verlof past. Zowel voor jezelf als voor [de werkgever].”
(iv) [de werknemer] is op 29 september 2016 met vakantie naar Spanje gegaan. Op diezelfde dag heeft [de werkgever] hem op staande voet ontslagen.