Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer: 6914130 CV EXPL 18-2582)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven tevens houdende incidentele vordering tot schorsing uitvoerbaar bij voorraadverklaring (met producties);
- de antwoordconclusie in incident (met producties);
- de memorie van antwoord (met producties);
- de akte van AIM van 18 juni 2019 (met een productie);
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 16 juli 2019;
3.De beoordeling
“
(…)in aanmerking nemendedat [rechtsvoorganger 1] eigenaar is van een perceel grond te Oisterwijkdat [rechtsvoorganger 2] over dat perceel c.a. wenst te beschikken voor de exploitatie van een onbemand verkooppunt van motorbrandstoffen (…)komen het volgende overeen(…)1a. [rechtsvoorganger 1] verhuurt aan [rechtsvoorganger 2] gelijk [rechtsvoorganger 2] in huur van [rechtsvoorganger 1] aanvaardt een perceel grond aan de [adres] te Oisterwijk (…) een en ander ter fine van de exploitatie door [rechtsvoorganger 2] van een onbemand verkooppunt met credit card automaat (nader te noemen ‘verkooppunt’)(…)Na 5 jaar heeft [rechtsvoorganger 1] het recht tot koop, waarbij bovengenoemde afschrijvingspercentages worden gehanteerd.Indien [rechtsvoorganger 2] tussentijds nieuwe pompen en/of automaat moet plaatsen, (..) gaat de afschrijvingstermijn opnieuw in op het moment dat de pompen en/of automaat geïnstalleerd worden.Na de afschrijvingsperiode bepaalt [rechtsvoorganger 2] zelf de restwaarde van de pompen, automaat en luifel.Na beëindiging van het contract blijven de door [rechtsvoorganger 2] geïnvesteerde materialen eigendom van [rechtsvoorganger 2] en heeft deze het recht deze materialen terug te halen cq te verwijderen.(…)2. De overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 10 jaar (…). De overeenkomst zal nadien telkens met een periode van 5 jaar worden verlengd, tenzij een van beide partijen de overeenkomst opzegt tegen het einde van een periode met inachtneming van een opzegtermijn van 12 maanden.(…)”
In die huurovereenkomst is bepaald:
“
(…)in aanmerking nemendedat [rechtsvoorganger 3] eigenaar is van een perceel grond te Oisterwijkdat [rechtsvoorganger 4] over dat perceel c.a.. wenst te beschikken voor de exploitatie van een onbemand verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG(…)(..) komen het volgende overeen1. [rechtsvoorganger 3] verhuurt aan [rechtsvoorganger 4] , gelijk [rechtsvoorganger 4] in huur van [rechtsvoorganger 3] aanvaardt een perceel grond aan de [adres] te Oisterwijk (…) een en ander ter fine van de exploitatie door [rechtsvoorganger 4] van een brandstofverkooppunt met credit card automaat (nader te noemen ‘verkooppunt’)2. De overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 10 jaar, ingaande op 1 januari 2002 en derhalve expirerend op 31 december 2011. De overeenkomst zal nadien telkens met een periode van 1 jaar worden verlengd, tenzij een van beide partijen de overeenkomst opzegt tegen het einde van een periode met inachtneming van een opzegtermijn van 12 maanden. Opzegging dient per aangetekend schrijven te geschieden.(…)7a. [rechtsvoorganger 4] zal op het gehuurde een complete fuel pos, elektronische pompen en een luifel plaatsen. Deze fuel pos, elektronische pompen en luifel blijven eigendom van [rechtsvoorganger 4] . Het onderhoud van pompen en fuel pos komt voor rekening van [rechtsvoorganger 4] .(…)’.
‘
(…) Wij stemmen niet in met beëindiging. Er is weliswaar sprake van een grondhuurovereenkomst, maar gezien de lengte van de huurovereenkomst (wij huren sinds 1993) en het feit dat de opstallen volledig door ons zijn aangebracht, had het op uw weg gelegen met ons in contact te treden, alvorens een overeenkomst met een derde aan te gaan. Dat heeft u nagelaten. Wij hebben voorts mondeling van de adviseur van de nieuwe huurder moeten horen dat de reden voor de op handen zijnde opzegging was gelegen in het feit dat de derde partij een hogere prijs wilde betalen en dat wij daar bewust niet in waren gekend. Wij hebben vervolgens u persoonlijk gemeld dat wij bereid waren deze prijs te matchen, maar u kon daar, naar eigen zeggen, niet meer op ingaan omdat u reeds de nieuwe huurovereenkomst had getekend. Uw opzegging zou daarnaast op zijn minst de gronden moeten vermelden, omdat u dit niet rechtstreeks aan ons hebt aangegeven. Het blijft voor ons gissen. (…) Mocht een rechter oordelen dat de opzegging toch rechtsgeldig is geschied, quod non, dan heeft te gelden dat wij aan het einde van de huurovereenkomst alle opstallen die door ons zijn aangebracht zullen wegnemen. Dit omvat het complete tankstation, inclusief de volledige ondergrondse tankinstallatie en verharding. (…)’.
- voorafgaande aan de overeenkomst van 1993 was er met betrekking tot het betrokken perceel grond een huurovereenkomst tussen [rechtsvoorganger 1] (de rechtsvoorganger van [geïntimeerde] ) en BP;
- BP heeft op het perceel op haar kosten een brandstofverkooppunt met credit card automaat aangebracht;
- het brandstofverkooppunt was eigendom van BP; BP was gerechtigd dat bij een einde van de huur van het gehuurde perceel weg te nemen;
- BP heeft nimmer aan [rechtsvoorganger 1] te kennen gegeven dat zij van haar recht tot wegnemen van het brandstofverkooppunt wilde afzien. Zij heeft het verkooppunt ter overname aangeboden aan [rechtsvoorganger 2] , die de desbetreffende zaak van BP heeft overgenomen en daarvoor aan BP een vergoeding heeft betaald;
- in 1993 is het huurcontract tussen [rechtsvoorganger 1] en BP met wederzijds goedvinden van die partijen ‘ontbonden’ en de overeenkomst van 1993 tussen [rechtsvoorganger 1] en [rechtsvoorganger 2] gesloten. In die overeenkomst is wederom het perceel grond als huurobject vermeld en [rechtsvoorganger 1] alleen aangemerkt als eigenaar van het perceel grond. De
- in de brief van 17 maart 1993 (prod. 1 mva), waarbij de overeenkomst van 1993 door [rechtsvoorganger 2] aan [rechtsvoorganger 1] wordt overhandigd, is vermeld:
- in de bepaling sub 1a van overeenkomst van 1993 tussen [rechtsvoorganger 1] en [rechtsvoorganger 2] (in r.o. 3.1.1 weergegeven onder b) is omschreven dat, kort samengevat, de pompen en automaat met bijbehorende zaken als eigendom van [rechtsvoorganger 2] worden beschouwd, dat [rechtsvoorganger 1] een recht op koop van die zaken heeft, dat de door [rechtsvoorganger 2] geïnvesteerde materialen na beëindiging van de overeenkomst eigendom blijven van [rechtsvoorganger 2] en dat [rechtsvoorganger 2] het recht heeft deze materialen terug te halen cq te verwijderen.
[rechtsvoorganger 4] zal op het gehuurde een complete fuel pos, elektronische pompen en een luifel plaatsen. Deze fuel pos, elektronische pompen en luifel blijven eigendom van [rechtsvoorganger 4] . (…) -leidt het hof niet tot een ander oordeel. De bepaling betreft een nog te realiseren plaatsing. Het door de huurder voordien al aangebrachte verkooppunt (met de daarvan deel uitmakende zaken) wordt in die bepaling niet genoemd, van enige aanwijzing, dat de partijen met die bepaling zouden hebben beoogd om ten aanzien van wat door de huurder al was aangebracht de bestaande overeenkomst te wijzigen, is geen sprake. In tegendeel, volgens AIM is art. 7a alleen in de overeenkomst van 2001 opgenomen om de intentie van AIM weer te geven dat aan de genoemde – ter plaatse al aanwezige - zaken vernieuwingen zouden worden doorgevoerd (cva 38). [geïntimeerde] heeft die stelling niet gemotiveerd betwist.
4.De uitspraak
(i) het in conventie toegewezen verbod en
(ii) de afwijzing van de vordering van AIM in reconventie,