3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Krachtens schriftelijk exploitatiecontract van 6 juni 1990 heeft Esso Nederland B.V. (hierna: Esso) aan [appellante] het recht verleend om aan de Rijksweg A67 te [vestigingsplaats] een benzinestation te exploiteren. Het contract met [appellante] is aanvankelijk aangegaan voor de duur van één jaar maar is daarna steeds verlengd.
De hiervoor genoemde locatie aan de A67 is eigendom van de Staat en de Staat had destijds aan Esso een concessie verleend om dit station te (doen) exploiteren.
Op grond van de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (hierna te noemen: Benzinewet) is het huurrecht voor deze locatie/dit verkooppunt geveild. Esso heeft tijdens deze veiling het hoogste bod uitgebracht en daarmee de concessie gewonnen voor de periode 2006-2020.
Op grond van artikel 11 van de Benzinewet was Esso verplicht om de bestaande exploitant op deze locatie, zijnde [appellante] , een huurovereenkomst aan te bieden waarmee laatstgenoemde tot en met het einde van 2017 een inkomen zou kunnen verdienen gelijk aan haar gemiddelde inkomen over de jaren 2002 tot en met 2004.
Nadat tussen partijen een bodemprocedure was gevoerd, is op 29 maart 2007 met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 december 2017 een schriftelijke exploitatieovereenkomst gesloten.
Bij brief van 23 december 2013 heeft [appellante] Esso verzocht om de contractvoorwaarden te wijzigen in verband met de teruglopende nettowinst.
Na onderhandelingen hebben partijen op 24 april 2014 een exploitatie- en agentuurovereenkomst gesloten die op 1 mei 2014 is ingegaan.
Sedert 18 november 2015 geldt NRGValue als de rechtsopvolger van Esso.