Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verdere procesverloop
- voormeld tussenarrest waarbij het hof een comparitie van partijen na aanbrengen heeft gelast;
- de ten behoeve van deze comparitie door beide partijen aan het hof toegezonden producties;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 27 augustus 2019;
- de memorie van grieven houdende vermeerdering van eis, met producties;
- de memorie van antwoord, met producties;
- de akte van [appellante] van 17 maart 2020;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 14 april 2020.
6.De nadere beoordeling
- de Kaders en het Raamwerk, alsmede het Activiteitenkader (…);
- het bepaalde in de door Gedeputeerde Staten van Limburg afgegeven verklaring van geen bezwaar voor de bouw van de Huis- en Tuinboulevard ;
- tot betaling van € 25.000,00 per dag van non exploitatie van de gehuurde winkelruimte vanaf 24 september 2018 tot de dag waarop de huurovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd,
- tot betaling van € 6.775,00 aan buitengerechtelijke kosten,
- betaling van de wettelijke rente over voormelde bedragen,
- vergoeding van de proceskosten, inclusief de nakosten en de wettelijke rente.
[appellante] heeft hieraan, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] door haar vertrek in ernstige mate haar verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst heeft geschonden. Volgens [appellante] heeft [geïntimeerde] daarnaast de opzeggingstermijn van één jaar niet in acht genomen.
heeft verweer gevoerd tegen de vordering in conventie.
- verklaring voor recht dat de huurovereenkomst is geëindigd met ingang van 6 december 2017, althans met ingang van een door de kantonrechter vast te stellen datum, althans dat de huurovereenkomst als gevolg van de opzegging eindigt per 27 juli 2019,
- voorwaardelijke veroordeling van [appellante] tot betaling van € 50.000,00, in het geval dat de kantonrechter van oordeel is dat de vaststellingsovereenkomst niet tot stand is gekomen, vermeerderd met rente,
- veroordeling van [appellante] in de kosten en nakosten van deze procedure, vermeerderd met rente.
- grieven 1-3: de postbezorging en de geldigheid van de opzegging van de huurovereenkomst door [geïntimeerde] ;
- grief 4-6: de gestelde vaststellingsovereenkomst, boetes (€ 25.000,00 per dag en € 250,00 per dag), de vermeerdering van eis (ongerechtvaardigde verrijking) en de gestelde afkoopsom;
- grief 7: algemene grief zonder zelfstandige betekenis.
- de door [geïntimeerde] gestelde vaststellingsovereenkomst;
- [geïntimeerde] heeft (los van voormeld bedrag van € 50.000,00) de resterende huurtermijnen tot het einde van de looptijd van 10 jaar al aan [appellante] vergoed;
- dit is voorzien in een vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2016 (afgesproken voor het geval dat de vergunning van [geïntimeerde] voor haar nieuwe locatie al in 2016 rond zou zijn en in 2016 uit het gehuurde zou vertrekken);
- die vergunning was niet in 2016 rond, maar het voorgaande maakt duidelijk dat [appellante] bereid was om onder deze voorwaarden afscheid nemen van elkaar;
- vanaf mei 2015 hebben partijen al voorstellen uitgewisseld, waaruit duidelijk blijkt dat zij op alle wezenlijke punten overeenstemming hadden bereikt over de voorwaarden voor de afwikkeling van de huurovereenkomst;
- een onderdeel van deze afwikkeling was dat [appellante] [geïntimeerde] ontsloeg uit alle verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, inclusief de exploitatieverplichting (omdat [appellante] bezig was met een andere huurder en op deze wijze gedurende de resterende looptijd tot 27 juli 2019 dubbele huur kon ontvangen);
- ook in 2017, toen duidelijk werd dat [geïntimeerde] daadwerkelijk zou vertrekken uit het gehuurde, hebben partijen veel voorstellen uitgewisseld, waaruit bleek dat partijen op alle punten overeenstemming hadden bereikt;
- tijdens een bespreking van 21 september 2017 bleek dat partijen het met elkaar eens waren; [appellante] had slechts één nieuw punt, namelijk kosten van juridische begeleiding, en [geïntimeerde] heeft daarvoor een vergoeding geboden van € 25.000,00, later verhoogd tot € 50.000,00;
- [geïntimeerde] heeft de afspraak schriftelijk uitgewerkt, [appellante] heeft commentaar geleverd, [appellante] heeft verzocht de juiste tekst te sturen, maar [appellante] was verder niet bereikbaar (volgens [geïntimeerde] was de juiste tekst al gestuurd), en vervolgens heeft [appellante] ineens aanspraak gemaakt op een aanvullende vergoeding.
Standpunt 1 van [appellante] : de opzegging van de huurovereenkomst
“Ik wil de [geïntimeerde] er wel aan houden dat zij de huurovereenkomst met mij voor [adres] te Roermond opgezegd hebben per 27 juli 2019. Zij dienen ook op uiterlijk deze datum het gebouw volgens onze afspraak aan mij op te leveren.”Het hof maakt hieruit op dat [appellante] al in 2017 goed heeft begrepen dat [geïntimeerde] de huurovereenkomst wenste op te zeggen, en dat ook [appellante] uitging van opzegging per 27 juli 2019. Feiten of omstandigheden waaruit [appellante] redelijkerwijze mocht afleiden dat [geïntimeerde] na 27 juli 2019 de huurovereenkomst zou continueren, zijn gesteld noch gebleken.
[geïntimeerde] zou met de gemeente Roermond regelen dat [appellante] de supermarktbestemming voor het betreffende pand (…) kon behouden, aangezien [geïntimeerde] op een andere locatie in [plaats] nog een perceel in eigendom had waarop nog een supermarktbestemming rustte van een oude andere [geïntimeerde] supermarkt-vestiging, die [geïntimeerde] enkele jaren van tevoren had gesloten; [geïntimeerde] zou afstand doen van de supermarktbestemming op dat perceel elders in [plaats] , opdat [appellante] de supermarktbestemming kon behouden naast de nieuwe vestiging van [geïntimeerde] en de reeds bestaande vestiging van [supermarkt 2] op de Huis en Tuin Boulevard te Roermond .”