Uitspraak
8.Het verdere verloop van de procedure
- de akte na tussenarrest met producties aan de zijde van de curator;
- de antwoordakte aan de zijde van Destion.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de curator in het faillissement van HKM Realisatie B.V. De curator, Martinus Adrianus Joseph Kemps, had hoger beroep ingesteld tegen Stichting Destion, die na de faillietverklaring een bedrag van € 130.985,= aan een onderaannemer had betaald. De centrale vraag was of dit bedrag voor verrekening in aanmerking kwam, gezien de vordering die voortvloeit uit een rechtsverhouding die al bestond vóór de datum van faillissement.
Destion had in eerste aanleg een beroep gedaan op verrekening op basis van een garantstelling die was verleend in het kader van afspraken gemaakt op 21 maart 2013. Het hof had eerder tussenarresten gewezen en in het laatste tussenarrest was Destion in de gelegenheid gesteld om nieuwe verklaringen en een nieuwe grondslag voor haar beroep op verrekening aan te voeren. Het hof oordeelde dat de ontbinding van de aanneemovereenkomst door Destion rechtsgeldig was, ondanks dat deze niet aangetekend was verzonden. De curator had betoogd dat de overeenkomst niet was ontbonden, maar het hof volgde Destion in haar betoog dat de ontbinding wel degelijk had plaatsgevonden.
Het hof concludeerde dat de vordering van Destion op HKM voortvloeit uit een rechtsverhouding die reeds bestond op de datum van faillissement, en dat deze vordering voor verrekening in aanmerking komt. Het principaal hoger beroep van de curator werd afgewezen, en het vonnis waarvan beroep werd bekrachtigd. De curator werd veroordeeld in de proceskosten van het principaal hoger beroep.