ECLI:NL:GHSHE:2020:3226

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
200.242.511_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake deskundigenbericht en verjaring in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van een vennootschap tegen twee andere vennootschappen. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft een deskundigenbericht dat door de kantonrechter was benoemd. De appellante heeft dertien grieven aangevoerd, waaronder verjaring, toewijzing van reparatiefacturen, en contractuele rente. Het hof heeft enkele grieven verworpen, maar heeft de beoordeling van andere grieven aangehouden, met name die met betrekking tot het deskundigenbericht. Het hof heeft vastgesteld dat de deskundige in zijn rapport adequaat heeft gereageerd op eerdere kritiek, maar wenst nu een nadere reactie op specifieke inhoudelijke kritiek van een partijdeskundige. De zaak is verwezen naar de rol voor akte aan beide zijden, waarbij het hof de deskundige de vraag voorlegt of de kritiek aanleiding geeft tot aanpassing van zijn conclusies. Het hof heeft ook een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld en de procedure verder geregeld. De uitspraak is gedaan op 20 oktober 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.242.511/01
arrest van 20 oktober 2020
in de zaak van
[de vennootschap],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
verder: [appellante] ,
advocaat: mr. P.W.F. Kostons te Maastricht,
tegen

1.[de vennootschap 2] ,

voorheen genaamd
[bedrijf 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[de Holding] .,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
verder: [bedrijf 1] en [de Holding] ,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 28 augustus 2018 en 17 maart 2020 in het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer/rolnummer 4774171 \ CV EXPL 16-1205 tussen [appellante] en [bedrijf 1] gewezen vonnissen van 6 juli 2016 en 28 maart 2018.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenarresten van 28 augustus 2018 en 17 maart 2020;
  • het rolbericht van [appellante] van 14 april 2020;
  • de akte uitlatingen van [bedrijf 1] van 14 april 2020.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken, de stukken vermeld in de voormelde tussenarresten en de stukken van de eerste aanleg.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Het hof heeft in het tussenarrest van 17 maart 2020 overwogen:
“6.9 [appellante] heeft dertien grieven aangevoerd. Deze zien op de verwerping van haar beroep op verjaring (grief I), de toewijzing van de reparatiefacturen (grief II), van de facturen voor de HACCP-werkzaamheden (grief III) en van de facturen voor de huur van de Combi-Steamers (grieven IV tot en met X), haar beroep op verrekening (grief XI) en de toewijzing van de contractuele rente (grief XII) en van de buitengerechtelijke incassokosten (grief XIII).
9.2.
Het hof heeft grieven I (verjaring), II (reparatiefacturen), III (HACCP-werkzaamheden) en XI (verrekening) verworpen. Verder heeft het hof overwogen dat de grieven IV, V en X (huur Combi-steamers) niet tot een andere beslissing kunnen leiden. Het hof heeft iedere beslissing over grieven VI tot en met IX (deskundigenbericht) en XII (rente) en XIII (buitengerechtelijke kosten) aangehouden.
9.3.
Het hof heeft in verband met de grieven VI tot en me IX overwogen:
“6.23 Met betrekking tot de feitelijke inhoud van het deskundigenbericht stelt het hof het volgende voorop. Bij de beantwoording van de vraag of de conclusies moeten worden gevolgd uit het rapport van een door de kantonrechter benoemde deskundige, zullen alle ter zake aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen en op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang worden getoetst of aanleiding bestaat van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken. Ten aanzien van de motivering van zijn beslissing om de bevindingen van deskundige al dan niet te volgen, worden geen hoge eisen gesteld.
6.24
[bedrijf 1] heeft zich in grote lijnen in het deskundigenbericht kunnen vinden en heeft in ieder geval tegen de conclusies ervan geen (specifieke) bezwaren aangevoerd. Dat ligt anders bij [appellante] , die het deskundigenbericht heeft laten beoordelen door [naam] van [bedrijf 2] (verder: [naam] ). In een memorandum van 19 februari 2018 heeft [naam] geconcludeerd dat de door [bedrijf 1] in rekening gebrachte prijzen niet als redelijke commerciële marktprijs aangemerkt kunnen worden, waarbij hij met name kritiek heeft uitgeoefend op de door de deskundige gehanteerde uitgangspunten. [bedrijf 1] heeft in haar memorie van antwoord deze kritiek weersproken en stelt zich op het standpunt dat het deskundigenbericht gevolgd dient te worden.
6.25
Het hof stelt vast dat de deskundige in zijn definitieve rapport het commentaar op het conceptrapport volledig en adequaat heeft besproken en waar nodig heeft weerlegd. Op dat moment was de kritiek van [naam] , die dateert van na het uitbrengen van het definitieve deskundigenbericht, nog niet beschikbaar zodat de deskundige niet daarop heeft kunnen ingaan. Het hof acht het voor een volledig beeld van de technische kant van de zaak wenselijk te beschikken over een reactie van de deskundige op het gedeelte van het memorandum van [naam] dat betrekking heeft op diens inhoudelijke beoordeling van het deskundigenbericht (vanaf de tweede helft van bladzijde 7 van het memorandum). De kwesties die [naam] in het daaraan voorafgaande gedeelte bespreekt zijn in het voorgaande besproken en van een eindbeslissing voorzien.
6.26
Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over het voornemen [de deskundige] de vraag voor te leggen of de inhoudelijke kritiek van [naam] , zoals opgenomen in diens memorandum vanaf de tweede helft van bladzijde 7, voor de deskundige aanleiding is tot een aanpassing van zijn conclusies en zo ja, in welk opzicht, en zo nee, waarom niet. Nadat hierover uitsluitsel is verkregen zal het hof op de grieven VI tot en met IX beslissen.”
9.4.
Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van beide partijen gelijktijdig. [appellante] heeft laten weten zich geheel te kunnen vinden in het voornemen van het hof. [bedrijf 1] heeft aangevoerd dat de deskundige niet meer hoeft in te gaan op opmerkingen waarop hij al eerder heeft gereageerd, doch enkel nog op specifieke bezwaren, die hij nog niet heeft behandeld. [bedrijf 1] heeft een lijst thema’s genoemd met het betoog dat de deskundige die al heeft behandeld. [bedrijf 1] acht een “tweede” gelegenheid voor [appellante] om te reageren op het concept deskundigenbericht ongewenst, omdat dat een “ongelijkheid” tussen partijen zou opleveren. [appellante] zou dan worden beloond voor haar keuze om een partijdeskundige in te schakelen in een te laat stadium. [appellante] had dit namelijk ook na het concept-deskundigenbericht kunnen doen en dat zij dat niet heeft gedaan dient voor haar risico te blijven. [bedrijf 1] voert verder aan dat in de vraagstelling aan de deskundige duidelijk moet zijn dat hij niet verplicht is zijn rapport aan te passen. [bedrijf 1] stelt voor aan de deskundige te vragen of de kritiek van [naam] , voor zover niet al aan de orde in de brief van [appellante] van 30 oktober 2017, al dan niet tot een aanpassing van de conclusie(s) van het deskundigenbericht leidt.
9.5.
Het hof ziet in de opmerkingen van [bedrijf 1] geen reden om af te zien van het voornemen om nogmaals de deskundige in te schakelen. De herstelfunctie van het hoger beroep brengt mee dat het [appellante] vrij stond om het deskundigenrapport alsnog door middel van een rapport van een partijdeskundige te bekritiseren. Het hof ziet in de opmerkingen van [bedrijf 1] ook geen reden voor een aanpassing van de voorgenomen vraag zoals gemeld in het laatste tussenarrest. Het hof wenst de visie van de deskundige te horen over de kritiek van [naam] . Dat is geoorloofd. Het minimale motiveringsvereiste doet er niet toe. Die kritiek, na deskundigenbericht, is niet tardief en het hof ziet in dit geval geen reden om die kritiek buiten beschouwing te laten, alleen maar omdat de kritiek niet al ten overstaan van de deskundige in een reactie op het concept deskundigenbericht is geformuleerd. Tot slot acht het hof al in de voorgenomen vraagstelling voldoende duidelijk dat de deskundige wordt verzocht over die kritiek na te denken en de vrijheid heeft om conclusies al dan niet aan te passen, afhankelijk van zijn gemotiveerde bevindingen.
9.6.
Het hof zal de na te melden vraag aan de deskundige voorleggen, het voorschot ten laste van beide partijen brengen, ieder voor de helft (zoals de kantonrechter heeft gedaan), en iedere verdere beslissing aanhouden.

10.De uitspraak

Het hof:
10.1.
legt [de deskundige] de vraag voor of de inhoudelijke kritiek van [naam] , zoals opgenomen in diens memorandum vanaf de tweede helft van bladzijde 7, voor de deskundige aanleiding is tot een aanpassing van zijn conclusies en zo ja, in welk opzicht, en zo nee, waarom niet;
10.2.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
10.3.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed nader rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
10.4.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 5.445,00, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat ieder van partijen de helft van genoemd voorschot van € 5.445,00, derhalve € 2.722,50, zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
10.5.
benoemt mr. Frakes tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
10.6.
verwijst de zaak naar de rol van 16 februari 2021 in afwachting van het deskundigenrapport;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [bedrijf 1] ;
10.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. van Ham, L.S. Frakes en M.E. Bruning en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 oktober 2020.
griffier rolraadsheer