ECLI:NL:GHSHE:2020:3189

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
20-003132-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtelijke corruptie en valsheid in geschrift door projectleider gemeente 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een ambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, die werd beschuldigd van ambtelijke corruptie, valsheid in geschrift en oplichting. De verdachte, die als projectleider werkte op het ingenieursbureau van de gemeente, heeft zich schuldig gemaakt aan het bevoordelen van een architectenbureau bij een aanbestedingsprocedure. Hij heeft de aanbestedingsregels niet nageleefd en een bedrijf bevoordeeld door een lagere offerte te laten indienen, terwijl hij wist dat er andere, goedkopere offertes waren. Daarnaast heeft hij processen-verbaal van aanbesteding valselijk opgemaakt door namen van bedrijven in te vullen die niet hadden ingeschreven. De verdachte heeft de gemeente 's-Hertogenbosch voor een bedrag van € 234.243,17 opgelicht door facturen voor niet verrichte werkzaamheden goed te keuren en te laten betalen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij, de gemeente, toegewezen tot een bedrag van € 237.399,05, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van ambtelijke corruptie en de gevolgen daarvan voor de integriteit van de overheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-003132-16
Uitspraak : 14 oktober 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 5 oktober 2016 in de strafzaak met parketnummer 01-860268-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1953,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 4 tenlastegelegde, te weten (kort gezegd) het medeplegen van oplichting van de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch (dan wel de medeplichtigheid daaraan) en (kort gezegd) ambtelijke omkoping, door het aannemen van giften die ertoe strekten hem te bewegen offertes en facturen voor bouwprojecten goed te keuren.
De rechtbank heeft het onder feit 2 en feit 3 primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘valsheid in geschrift, meermalen gepleegd’ (feit 2) en ‘medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd’ (feit 3), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, te weten de gemeente ’s-Hertogenbosch, hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 207.113,55, vermeerderd met de wettelijke rente en met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van haar vordering. Tevens is de verdachte veroordeeld in de proceskosten, begroot op een bedrag van € 4.000,00. Ten slotte is ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte en door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot integrale hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gemeente ’s-Hertogenbosch, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van de verdachte in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij overeenkomstig het geldende liquidatietarief. Ten slotte is gevorderd ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging geconcludeerd dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard, primair in verband met de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de causaliteit met het tenlastegelegde zou ontbreken, althans dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging en daarmee de grondslag van het onderzoek is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2010, in elk geval in of omstreeks het tijdvak van 21 januari 2010 tot en met 25 maart 2010 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval de gemeente 's-Hertogenbosch, heeft bewogen tot
- de afgifte van een schriftelijke opdracht "architectenwerkzaamheden Willem II-fabriek", in elk geval van enig goed, en/of tot
- het aangaan van een schuld, te weten een schuld van 42.000,- euro van de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente 's-Hertogenbosch, althans de gemeente 's-Hertogenbosch, aan architectenbureau [architectenbureau 1] ,
hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, in opdracht van en/of namens dat architectenbureau in of omstreeks maart 2010 een (tweede) (schriftelijke) offerte ingediend en/of doen en/of laten indienen, bij de gemeente 's-Hertogenbosch (t.a.v. verdachte [verdachte] ), (welke (tweede) offerte, evenals een in januari 2010 door dat architectenbureau bij de gemeente ’s-Hertogenbosch t.a.v. verdachte [verdachte] ingediende offerte d.d. 21 januari 2020 met een bedrag van “€ 50.000 excl.”, was voorzien van de datum 21 januari 2010 en/of op welke (tweede) offerte (voor dezelfde werkzaamheden als die op de eerder ingediende offerte ad “€ 50.000 excl.”) een totaalbedrag van “€ 42.000,00 excl.” was vermeld) en/of deze (tweede) offerte na ontvangst in de administratie van de gemeente verwerkt en/of doen verwerken en/of deze offerte goedgekeurd, in elk geval (anderszins) geregeld dat deze offerte werd goedgekeurd, (en/of aldus vorenbedoelde afgifte van een schriftelijke opdracht en/of het aangaan van een schuld voorbereid en/of geregeld),
zulks terwijl verdachte (als projectleider bij het ingenieursbureau van de sector Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch) na ontvangst van de eerste offerte d.d. 21 januari 2010 ad € 50.000 (terwijl er ook andere bedrijven een offerte voor deze werkzaamheden konden indienen en/of hadden ingediend) aan zijn medeverdachte, in elk geval aan de/een vertegenwoordiger van dat architectenbureau, had medegedeeld dat hij, verdachte, (met betrekking tot die offerte) meer zat te denken aan een bedrag van rond de
€ 40.000, althans woorden van gelijke aard en strekking, en/of terwijl uit de stukken noch anderszins bleek dat er enig contact tussen verdachte en zijn medeverdachte, in elk geval de/een vertegenwoordiger van dat architectenbureau, over een (mogelijk) bij te stellen (lagere) prijs had plaatsgevonden, waardoor genoemde directeur, althans de gemeente ’s-Hertogenbosch, werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of tot het aangaan van die schuld;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[directeur architectenbureau 1] op of omstreeks 25 maart 2010, in elk geval in of omstreeks het tijdvak van 21 januari 2010 tot en met 25 maart 2010 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval de gemeente 's-Hertogenbosch, heeft bewogen tot
- de afgifte van een schriftelijke opdracht "architectenwerkzaamheden Willem II-fabriek", in elk geval van enig goed, en/of tot
- het aangaan van een schuld, te weten een schuld van 42.000,- euro van de directeur van de Stadsbedrijven, althans de gemeente 's-Hertogenbosch, aan architectenbureau [architectenbureau 1] ,
hebbende genoemde [directeur architectenbureau 1] en/of diens medeverdachte(n) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, in opdracht van en/of namens dat bureau een schriftelijke offerte ingediend, althans doen indienen, bij de gemeente 's-Hertogenbosch, welke offerte, evenals een eerder ingediende offerte, was voorzien van de datum 21 januari 2010 en waarop een totaalbedrag van "Euro 42.000,00 excl." was vermeld, een en ander nadat die [directeur architectenbureau 1] , en/of diens medeverdachte(n) aanvankelijk op of omstreeks 21 januari 2010 in opdracht van en/of namens "architect [architectenbureau 1] , bureau voor architectuur en ruimtelijke ordening B.V." een schriftelijke offerte had(den) ingediend, althans had(den) doen indienen, bij de gemeente 's-Hertogenbosch waarop een totaalbedrag van "Euro 50.000,00 excl." was vermeld en welke was voorzien van de datum 21 januari 2010 waardoor genoemde directeur, althans de gemeente 's-Hertogenbosch, werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of tot het aangaan van die schuld, tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks het tijdvak van 21 januari 2010 tot en met 25 maart 2010 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan genoemde [directeur architectenbureau 1] mede te delen dat hij, verdachte, meer zat te denken aan een bedrag van rond de 40.000,- euro, althans woorden van gelijke aard en strekking, zulks terwijl hij, verdachte, wist dat in de aanbestedingsprocedure met betrekking tot de architectenwerkzaamheden voor de Willem II-fabriek de laagste offerte een bedrag vermeldde van 43.040,- euro, in elk geval een bedrag welk lager was dan het bedrag welk op de oorspronkelijke offerte van architectenbureau [architectenbureau 1] was vermeld;
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 3 december 2009 tot en met 14 december 2009 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans hij, verdachte, alleen opzettelijk een "Proces-verbaal van Aanbesteding", (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) valselijk, in de op dat geschrift vermelde rubriek "Inschrijvers", naast de naam van het bedrijf welke daadwerkelijk had ingeschreven:
- voor de aanneming van de bouwkundige werkzaamheden voor de renovatie van Theater Artemis (te weten " [bouwbedrijf 1] ") en/of
- voor de aanneming van de werktuigbouwkundige werkzaamheden voor de renovatie van Theater Artemis (te weten " [installatiebedrijf 1] B.V."),
(telkens) de namen van twee bedrijven ingevuld welke bedrijven in werkelijkheid niet hadden ingeschreven voor de aanneming van die werkzaamheden, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij in of omstreeks het tijdvak van 20 maart 2008 tot en met 23 september 2010 eenmaal of meermalen te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval de gemeente 's-Hertogenbosch, heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed en/of tot het aangaan van een schuld, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met betrekking tot een of meer van de navolgende (bouw)projecten, te weten:
- Project Number One (advieswerkzaamheden uitbreiding en upgrading)
- Project Number One (advieswerkzaamheden E en W)
- Project Number One (energieonderzoek)
- Project Number One (geluid- en akoestische advieswerkzaamheden)
- Project HBS Waterleidingstraat (ontkoppelen nutsvoorzieningen)
- Project HBS Waterleidingstraat (WKO-studie)
- Project Sint Jans Lyceum (haalbaarheidsonderzoek WKO)
- Project Sint Jans Lyceum (energie-onderzoek)
- Project VSO Rosmalen (vooronderzoek W- en E-installaties)
- Project VSO Rosmalen (advies betreffende WKO-inrichting)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden ten behoeve van Duborain)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 2e fase)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 3e fase)
- Project VSO Rosmalen (onderzoek naar hemelwater afvoerinrichting)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 4e fase) en/of
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 6e fase)
een of meer offertes voor (advies)werkzaamheden bij de gemeente ’s-Hertogenbosch ingediend en/of doen of laten indienen (met als meer specifiek geadresseerde het Ingenieursbureau en/of [verdachte] ) en/of deze offertes goedgekeurd, in elk geval geregeld dat deze offertes werden goedgekeurd, en/of (anderszins) geregeld en/of voorbereid dat een formele opdracht werd verstrekt naar aanleiding van deze offerte(s) en/of een of meer facturen bij de gemeente 's-Hertogenbosch (met vermelding van [verdachte] ) ingediend en/of doen en/of laten indienen ter betaling van de door [medeverdachte] en/of door [besloten vennootschap medeverdachte] ten behoeve van de gemeente ’s-Hertogenbosch verrichte (advies)werkzaamheden, zulks terwijl deze (advies)werkzaamheden niet/of slechts voor een deel en/of niet op een serieuze en/of passende wijze door die [medeverdachte] en/of door [besloten vennootschap medeverdachte] waren verricht, en/of deze facturen goedgekeurd en/of (anderszins) geregeld en/of voorbereid dat deze facturen werden goedgekeurd en/of betaald, waardoor die directeur van de Stadsbedrijven, in elk geval de gemeente ’s-Hertogenbosch, (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of het aangaan van die schuld;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] in of omstreeks het tijdvak van 20 maart 2008 tot en met 23 september 2010 eenmaal of meermalen te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval de gemeente 's-Hertogenbosch, heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed en/of tot het aangaan van een schuld, hebbende genoemde [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met betrekking tot een of meer van de navolgende (bouw)projecten, te weten:
- Project Number One (advieswerkzaamheden uitbreiding en upgrading)
- Project Number One (advieswerkzaamheden E- en W)
- Project Number One (energieonderzoek)
- Project Number One (geluid- en akoestische advieswerkzaamheden)
- Project HBS Waterleidingstraat (ontkoppelen nutsvoorzieningen)
- Project HBS Waterleidingstraat (WKO studie)
- Project Sint Jans Lyceum (haalbaarheidsonderzoek WKO)
- Project Sint Jans Lyceum (energie-onderzoek)
- Project VSO Rosmalen (vooronderzoek W- en E installaties)
- Project VSO Rosmalen (advies betreffende WKO-inrichting)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden ten behoeve van Duborain)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 2e fase)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 3e fase)
- Project VSO Rosmalen (onderzoek naar hemelwater afvoerinrichting)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 4e fase) en/of
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 6e fase)
een of meer offertes voor (advies)werkzaamheden bij de gemeente 's-Hertogenbosch ingediend en/of doen of laten indienen (met als meer specifiek geadresseerde het Ingenieursbureau en/of [verdachte] ) en/of een of meer facturen bij de gemeente 's-Hertogenbosch (met vermelding van [verdachte] ) ingediend en/of doen en/of laten indienen ter betaling van de door [medeverdachte] en/of door [besloten vennootschap medeverdachte] ten behoeve van de gemeente 's-Hertogenbosch verrichte (advies)werkzaamheden, zulks terwijl deze (advies)werkzaamheden niet, althans slechts voor een deel, en/of niet op een serieuze en/of passende wijze door die [medeverdachte] en/of door [besloten vennootschap medeverdachte] waren verricht, waardoor die directeur, in elk geval de gemeente 's-Hertogenbosch, (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of tot het aangaan van die schuld, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte eenmaal of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 20 maart 2008 tot en met 23 september 2010 te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (telkens) met vorenomschreven oogmerk de aan die factu(u)r(en) voorafgaande offerte(s) namens gemeente 's-Hertogenbosch goed te keuren, in elk geval te regelen dat deze werden goedgekeurd en/of (anderszins) geregeld en/of voorbereid dat een formele opdracht werd verstrekt naar aanleiding van deze offertes en/of door (telkens) die factu(u)r(en) namens de gemeente 's-Hertogenbosch goed te keuren en/of door te geleiden ter betaling, in elk geval te regelen dat deze werden goedgekeurd en/of betaald;
4.
hij in of omstreeks het tijdvak van 7 juli 2008 tot en met 4 augustus 2010 in de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, als projectleider bij het ingenieursbureau van de sector Stadsbedrijven in dienst van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval als ambtenaar, een of meer giften, te weten:
- op of omstreeks 8 juli 2008 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 19 november 2008 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro ,
- op of omstreeks 18 maart 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 2800,- euro ,
- op of omstreeks 19 mei 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 18 juni 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 15 juli 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 18 december 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 29 januari 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) 2000,- euro,
- op of omstreeks 19 maart 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) 2500,- euro,
- op of omstreeks 18 mei 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) 2500,- euro en/of
- op of omstreeks 8 juli 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) 2500,- euro,
heeft aangenomen
en/of
- op of omstreeks 16 mei 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 1600,- euro en/of
- op of omstreeks 8 juni 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 1960,- euro,
dan wel – enkel ten aanzien van de twee laatstgenoemde bedragen – een of meer diensten in de vorm van het doen van een (aan)betaling voor een vakantiereis bij reisbureau [reisbureau] , te weten op of omstreeks 16 mei 2009 een bedrag van 1600,- euro en/of op of omstreeks 8 juni 2009 een bedrag van 1960,- euro heeft aangenomen,
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, (telkens) werd(en) gedaan, verleend of werd(en) aangeboden teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen, te weten om (telkens) een of meer offerte(s) voor (advies)werkzaamheden en/of een of meer factu(u)r(en) voor verrichte (advies)werkzaamheden, welke laatstgenoemde factu(u)r(en) op die offerte(s) betrekking had/hadden, met betrekking tot een of meer van de navolgende (bouw)projecten:
- WKO-inrichting project Stedelijk VSO Rosmalen,
- het ontkoppelen nutsvoorzieningen project Herman Broerenschool (HBS),
- WKO-installatie Herman Broerenschool (HBS),
- 1 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 2 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 3 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- onderzoek hemelwater afvoerinrichting Stedelijk VSO Rosmalen,
- 5 e fase Stedelijk VSO Rosmalen en/of
- 6 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
namens de gemeente 's-Hertogenbosch goed te keuren en/of te regelen dat deze offerte(s) en factu(u)r(en) door of namens de gemeente ’s-Hertogenbosch, werden goedgekeurd en/of te regelen dat deze facturen werden betaald
en/of om in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets na te laten, te weten om (telkens) na te laten om te controleren of de in die factu(u)r(en) vermelde (advies)werkzaamheden op een juiste wijze waren verricht
en/of
hij in of omstreeks het tijdvak van 7 juli 2008 tot en met 4 augustus 2010 in de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, als projectleider bij het ingenieursbureau van de sector Stadsbedrijven in dienst van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval als ambtenaar, een of meer giften, te weten:
- op of omstreeks 8 juli 2008 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 19 november 2008 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 18 maart 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 2800,- euro,
- op of omstreeks 19 mei 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 18 juni 2009 een gelbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 15 juli 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 18 december 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 3000,- euro,
- op of omstreeks 29 januari 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) 2000,- euro,
- op of omstreeks 19 maart 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) 2500,- euro,
- op of omstreeks 18 mei 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) 2500,- euro en/of
- op of omstreeks 8 juli 2010 een geldbedrag, groot (ongeveer) 2500,- euro
heeft aangenomen
en/of
- op of omstreeks 16 mei 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 1600,- euro en/of
- op of omstreeks 8 juni 2009 een geldbedrag, groot (ongeveer) 1960,- euro,
dan wel – enkel ten aanzien van de twee laatstgenoemde bedragen – een of meer diensten in de vorm van het doen van een (aan)betaling voor een vakantiereis bij reisbureau [reisbureau] , te weten op of omstreeks 16 mei 2009 een bedrag van 1600,- euro en/of op of omstreeks 8 juni 2009 een bedrag van 1960,- euro, heeft aangenomen,
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, (telkens) werd(en) gedaan, verleend of werd(en) aangeboden ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige of vroegere bediening was gedaan,
te weten het namens de gemeente 's-Hertogenbosch goedkeuren van een of meer offerte(s) voor (advies)werkzaamheden en/of een of meer factu(u)r(en) voor verrichtte (advies)werkzaamheden, welke laatstgenoemde factu(u)r(en) op die offerte(s) betrekking had/hadden, in elk geval het regelen van het goedkeuren van die offerte(s) en/of die factu(u)r(en) en/of het betalen van die facturen, met betrekking tot een of meer van de navolgende (bouw)projecten:
- WKO-inrichting project Stedelijk VSO Rosmalen,
- het ontkoppelen nutsvoorzieningen project Herman Broerenschool (HBS),
- WKO-installatie Herman Broerenschool (HBS),
- 1 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 2 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 3 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- onderzoek hemelwater afvoerinrichting Stedelijk VSO Rosmalen,
- 5 e fase Stedelijk VSO Rosmalen en/of
- 6 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
en/of in strijd met zijn plicht, in zijn huidige of vroegere bediening was nagelaten,
te weten het door hem, verdachte, nalaten om te controleren of de in die factu(u)r(en) vermelde (advies)werkzaamheden op een juiste wijze waren verricht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in het tijdvak van 21 januari 2010 tot en met 25 maart 2010 te 's-Hertogenbosch, met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval de gemeente 's-Hertogenbosch, heeft bewogen tot de afgifte van een schriftelijke opdracht "architectenwerkzaamheden Willem II-fabriek" en tot het aangaan van een schuld, te weten een schuld van 42.000,- euro van de gemeente 's-Hertogenbosch aan architectenbureau [architectenbureau 1] ,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk listiglijk en bedrieglijk namens dat architectenbureau in maart 2010 een tweede schriftelijke offerte doen of laten indienen bij de gemeente 's-Hertogenbosch (t.a.v. [verdachte] ), welke tweede offerte, evenals een in januari 2010 door dat architectenbureau bij de gemeente ’s-Hertogenbosch t.a.v. [verdachte] ingediende offerte d.d. 21 januari 2020 met een bedrag van “€ 50.000 excl.”, was voorzien van de datum 21 januari 2010 en op welke tweede offerte (voor dezelfde werkzaamheden als die op de eerder ingediende offerte ad € 50.000 excl.) een totaalbedrag van “€ 42.000,00 excl.” was vermeld en deze tweede offerte na ontvangst in de administratie van de gemeente doen verwerken en deze offerte goedgekeurd, in elk geval anderszins geregeld dat deze offerte werd goedgekeurd, en aldus vorenbedoelde afgifte van een schriftelijke opdracht en het aangaan van een schuld voorbereid en/of geregeld,
zulks terwijl verdachte als projectleider bij het ingenieursbureau van de sector Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch na ontvangst van de eerste offerte d.d. 21 januari 2010 ad € 50.000, terwijl er ook andere bedrijven een offerte voor deze werkzaamheden hadden ingediend, aan de vertegenwoordiger van dat architectenbureau had medegedeeld dat hij, verdachte, meer zat te denken aan een bedrag van rond de
€ 40.000, althans woorden van gelijke aard en strekking,
terwijl uit de stukken noch anderszins bleek dat er enig contact tussen verdachte en de vertegenwoordiger van dat architectenbureau over een bij te stellen lagere prijs had plaatsgevonden, waardoor genoemde directeur, althans de gemeente ’s-Hertogenbosch, werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en tot het aangaan van die schuld;
2.
hij in het tijdvak van 3 december 2009 tot en met 14 december 2009 te 's-Hertogenbosch, meermalen, telkens opzettelijk een "Proces-verbaal van Aanbesteding", zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, telkens valselijk, in de op dat geschrift vermelde rubriek "Inschrijvers", naast de naam van het bedrijf welke daadwerkelijk had ingeschreven voor de aanneming van de bouwkundige werkzaamheden voor de renovatie van Theater Artemis (te weten [bouwbedrijf 1] ) en voor de aanneming van de werktuigbouwkundige werkzaamheden voor de renovatie van Theater Artemis (te weten [installatiebedrijf 1] B.V.), de namen van twee bedrijven ingevuld welke bedrijven in werkelijkheid niet hadden ingeschreven voor de aanneming van die werkzaamheden, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij in het tijdvak van 20 maart 2008 tot en met 23 september 2010 meermalen te 's-Hertogenbosch, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval de gemeente 's-Hertogenbosch, heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende verdachte en zijn mededaders toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk listiglijk en bedrieglijk met betrekking tot de navolgende bouwprojecten, te weten:
- Project Number One (advieswerkzaamheden uitbreiding en upgrading)
- Project Number One (advieswerkzaamheden E en W)
- Project Number One (energieonderzoek)
- Project Number One (geluid- en akoestische advieswerkzaamheden)
- Project HBS Waterleidingstraat (ontkoppelen nutsvoorzieningen)
- Project HBS Waterleidingstraat (WKO-studie)
- Project Sint Jans Lyceum (haalbaarheidsonderzoek WKO)
- Project Sint Jans Lyceum (energie-onderzoek)
- Project VSO Rosmalen (vooronderzoek W- en E-installaties)
- Project VSO Rosmalen (advies betreffende WKO-inrichting)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden ten behoeve van Duborain)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 2e fase)
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 3e fase)
- Project VSO Rosmalen (onderzoek naar hemelwater afvoerinrichting) en
- Project VSO Rosmalen (advieswerkzaamheden 4e fase),
offertes voor advieswerkzaamheden bij de gemeente 's-Hertogenbosch ingediend en/of doen indienen (met als meer specifiek geadresseerde het Ingenieursbureau en/of [verdachte] ) en deze offertes goedgekeurd, in elk geval geregeld dat deze offertes werden goedgekeurd, of anderszins geregeld en voorbereid dat een formele opdracht werd verstrekt naar aanleiding van deze offertes, en facturen bij de gemeente 's-Hertogenbosch (met vermelding van [verdachte] ) ingediend en/of doen indienen ter betaling van de door [medeverdachte] en/of door [besloten vennootschap medeverdachte] ten behoeve van de gemeente 's-Hertogenbosch verrichte advieswerkzaamheden, zulks terwijl deze advieswerkzaamheden niet of slechts voor een deel of niet op een serieuze en passende wijze door die [medeverdachte] of door [besloten vennootschap medeverdachte] waren verricht, en deze facturen goedgekeurd of anderszins geregeld en voorbereid dat deze facturen werden goedgekeurd en betaald, waardoor die directeur van de Stadsbedrijven, in elk geval de gemeente 's-Hertogenbosch, telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij in het tijdvak van 7 juli 2008 tot en met 4 augustus 2010 in de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, als projectleider bij het ingenieursbureau van de sector Stadsbedrijven in dienst van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval als ambtenaar, giften, te weten geldbedragen, heeft aangenomen, wetende dat deze hem, verdachte, telkens werden gedaan teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen, te weten om telkens een offerte voor advieswerkzaamheden en/of een factuur voor verrichte advieswerkzaamheden, met betrekking tot een of meer van de navolgende bouwprojecten:
- WKO-inrichting project Stedelijk VSO Rosmalen,
- het ontkoppelen nutsvoorzieningen project Herman Broerenschool (HBS),
- WKO-installatie Herman Broerenschool (HBS),
- 1 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 2 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 3 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- onderzoek hemelwater afvoerinrichting Stedelijk VSO Rosmalen en
- 5 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
namens de gemeente 's-Hertogenbosch goed te keuren of te regelen dat deze offertes en facturen namens de gemeente ’s-Hertogenbosch werden goedgekeurd en te regelen dat deze facturen werden betaald,
en/of om in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets na te laten, te weten om telkens na te laten om te controleren of de in die facturen vermelde advieswerkzaamheden op een juiste wijze waren verricht
en/of
hij in het tijdvak van 7 juli 2008 tot en met 4 augustus 2010 in de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, als projectleider bij het ingenieursbureau van de sector Stadsbedrijven in dienst van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval als ambtenaar, giften, te weten geldbedragen, heeft aangenomen, wetende dat deze hem, verdachte, telkens werden gedaan ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige bediening was gedaan, te weten het namens de gemeente 's-Hertogenbosch goedkeuren van een of meer offertes voor advieswerkzaamheden en een of meer facturen voor verrichte advieswerkzaamheden, in elk geval het regelen van het goedkeuren van die offertes en die facturen en het betalen van die facturen, met betrekking tot een of meer van de navolgende bouwprojecten:
- WKO-inrichting project Stedelijk VSO Rosmalen,
- het ontkoppelen nutsvoorzieningen project Herman Broerenschool (HBS),
- WKO-installatie Herman Broerenschool (HBS),
- 1 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 2 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- 3 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
- onderzoek hemelwater afvoerinrichting Stedelijk VSO Rosmalen en
- 5 e fase Stedelijk VSO Rosmalen,
en/of in strijd met zijn plicht, in zijn huidige bediening was nagelaten, te weten het door hem, verdachte, nalaten om te controleren of de in die facturen vermelde advieswerkzaamheden op een juiste wijze waren verricht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Meer in het bijzonder overweegt het hof dienaangaande dat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van het medeplegen van oplichting van de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch, althans van die gemeente, met betrekking tot het project Stedelijk VSO Rosmalen 6e fase (feit 3 primair), aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen dat de gemeente, nadat de verdachte op non-actief was gesteld, niet tot voldoening van de door [handelsnaam onderneming medeverdachte] ingediende factuur ter zake van die fase is overgegaan. Er is derhalve in zoverre geen sprake van een voltooide oplichting, maar slechts van een poging daartoe. Dat is niet aan de verdachte tenlastegelegd.
Bewijsmiddelen
De in de bijlage bij dit arrest opgenomen bewijsmiddelen maken telkens – tenzij anders vermeld – deel uit van het overzichtsproces-verbaal van de Rijksrecherche, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdinspecteur van politie, dossiernummer 20120060, onderzoek ‘Poelruit’, gesloten d.d. 23 december 2014, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de Rijksrecherche respectievelijk de Politie Oost-Brabant met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-4836.
De inhoud van de bewijsmiddelen wordt in vorenbedoelde bijlage vermeld doordat de betreffende (delen van die) bewijsmiddelen in fotokopie aan dit arrest zijn gehecht. Alles wat overbodig is voor de bewezenverklaring is door het hof doorgestreept. Deze fotokopieën maken deel uit van het arrest.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverwegingen

A.

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
A.1 Geen sprake van opzet op oplichting en geen listige kunstgrepen of verdichtsels (feit 1)Het voor een bewezenverklaring vereiste opzet om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen kan niet worden bewezen. De verdachte heeft immers alleen uitvoering gegeven aan het project Willem II-fabriek te ’s-Hertogenbosch en de planning daarvan ter hand genomen. Daarbij zijn geen listige kunstgrepen of verdichtsels gehanteerd. De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft voor een zeer scherp bedrag het project kunnen laten uitvoeren, waarbij de beweerdelijke uitlating van de verdachte aan [directeur architectenbureau 1] van architectenbureau [architectenbureau 1] , inhoudende dat hij ‘
meer zat te denken aan een bedrag van rond de € 40.000,00’, tot gevolg heeft gehad dat het project voor de laagst mogelijke prijs is gerealiseerd. Deze feitelijke gedragingen leveren geen listige kunstgrepen of een samenweefstel van verdichtsels op.
A.2 Geen opzet om processen-verbaal van aanbesteding als echt en onvervalst te gebruiken (feit 2)Op het project tot renovatie van het Theater Artemis te ’s-Hertogenbosch zat de nodige politieke druk. Dit project moest snel worden gerealiseerd, aldus de verdachte. De programmering van het theater voor de jaren 2009 en 2010 was namelijk al bekendgemaakt, terwijl de renovatie begin 2009 nog gerealiseerd moest worden. Daarbij kwam dat het budget voor de realisatie van de bouwkundige respectievelijk werktuigbouwkundige werkzaamheden erg krap was. De offertes voor het project vielen echter niet binnen dat budget en na enig onderhandelen door de verdachte heeft [bouwbedrijf 1] een offerte uitgebracht van ruim € 143.000,00 en installatiebedrijf [installatiebedrijf 1] B.V. een offerte van ruim € 180.000,00. De beide opdrachten zijn vervolgens verstrekt en het project is binnen de gestelde termijn opgeleverd. De verdachte is ervan overtuigd dat de werken niet door enig ander bedrijf beter en goedkoper verricht had kunnen worden. De gemeente is aldus niet benadeeld. Het moge zo zijn dat de processen-verbaal van aanbesteding hiaten vertonen, doch intrinsiek heeft de verdachte altijd willen handelen in het belang van de gemeente.
De verdediging betwist dat de verdachte, bij het invullen van namen van andere bedrijven die in werkelijkheid niet hadden ingeschreven voor de aanneming van de betreffende werkzaamheden, de opzet heeft gehad om de processen-verbaal in dat verband als echt en onvervalst te willen gebruiken. Deze bescheiden waren slechts een instrument om de gewenste projecten voor de gemeente zo spoedig mogelijk te kunnen realiseren, waarbij het nimmer de bedoeling is geweest om de processen-verbaal voor een ander doel te gebruiken en ze daarbij als een echt en onvervalst instrument te willen hanteren.
A.3 Geen medeplegen van c.q. medeplichtigheid bij oplichting in het kader van vermeende spookfacturen (feit 3)De verdediging stelt zich op het standpunt dat onvoldoende vaststaat dat de facturen van medeverdachte [medeverdachte] niet zouden kloppen en dat het een soort ‘spookfacturen’ zouden zijn. Niet, althans niet onomstotelijk, staat vast dat de geoffreerde werkzaamheden niet verricht zijn, al was het maar voor een deel. Hoezeer de adviesrapportages ook kwalitatief onder de maat mogen zijn, deze zijn wel degelijk door [medeverdachte] opgemaakt.
De verdachte was als projectleider bij de gemeente ’s-Hertogenbosch niet deskundig genoeg om de inhoud van die adviesrapportages op waarde te beoordelen. Het in dit verband verrichte digitale onderzoek kan de verdachte niet worden tegengeworpen. [medeverdachte] zou volgens dat onderzoek namelijk enkele adviesrapportages pas na de voltooiing van de werkzaamheden hebben opgemaakt en aangeleverd, maar de verdachte was reeds in 2010 (dus voorafgaande aan het digitale onderzoek) op non-actief gesteld en kon daar dus geen wetenschap van hebben. Deze discussie lijkt volgens de raadsman een hoog civielrechtelijk karakter te hebben. De gemeente achtte het kennelijk niet aangewezen om [medeverdachte] voor de handelskamer van de rechtbank te dagen, terwijl het rapport van [ingenieursbureau] daar toch aanleiding toe zou kunnen geven.
In de visie van de verdediging kan niet worden bewezen dat de verdachte medepleger is van of als medeplichtige kan worden aangemerkt aan het opstellen van de (spook)facturen en daarmee aan oplichting van de gemeente ’s-Hertogenbosch.
A.4 Bewijs voor ambtelijke omkoping ontbreekt (feit 4)De verdachte herhaalt in hoger beroep zijn standpunt dat hij geen geld of andere gunsten van medeverdachte [medeverdachte] heeft ontvangen. Op grond van het procesdossier wordt niet duidelijk op welke wijze de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen bij de verdachte terecht zouden zijn gekomen. De analyse van stortingen en opnamen van contant geld is verklaarbaar doordat de verdachte, die destijds in financiële nood leefde, elke maand contant geld opnam van zijn creditcard en die opgenomen bedragen vervolgens stortte op zijn bankrekening teneinde daarmee zijn vaste lasten te kunnen voldoen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

B.

De verdachte, die als ambtenaar werkzaam was als bouwmanager op het ingenieursbureau binnen de sector Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch, staat ingevolge hetgeen aan hem ten laste is gelegd – kort gezegd – terecht ter zake van oplichting (feiten 1 en 3), valsheid in geschrift (feit 2) en ambtelijke corruptie (feit 4), telkens al dan niet in vereniging met een of meer anderen gepleegd. Het hof zal hierna de tenlastegelegde feiten successievelijk bespreken en daarbij tevens ingaan op de door de verdediging gevoerde verweren.
B.1 Oplichting gemeente ’s-Hertogenbosch project Willem II-fabriek (feit 1)Aan de verdachte is onder feit 1 tenlastegelegd dat hij de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch, althans die gemeente, heeft opgelicht, door deze te bewegen tot afgifte van een opdracht voor architectwerkzaamheden aan de Willem II-fabriek te ’s-Hertogenbosch en tot het aangaan van een schuld van € 42.000,00 aan architectenbureau [architectenbureau 1] .
Uit de aangifte namens de gemeente ’s-Hertogenbosch door [interim hoofd ingenieursbureau] , het interim hoofd van het ingenieursbureau, komt naar voren dat voor dit project sprake was van een onderhandse aanbesteding. Aan welke van de geselecteerde bedrijven het werk uiteindelijk werd gegund was afhankelijk van de gunningscriteria, waarbij veelal de laagste geoffreerde prijs de doorslag gaf. Op het ingenieursbureau was van [architectenbureau 1] een tweede offerte voorhanden, die op 8 maart 2010 was opgeslagen in de digitale omgeving van de gemeente. Nadat de sectordirecteur (
het hof begrijpt: de directeur van de Stadsbedrijven) goedkeuring gaf, na een daartoe strekkend intern advies van de verdachte, is de opdracht aan [architectenbureau 1] gegund. [1]
Getuige [teamleider gebouwen] , eveneens werkzaam op het ingenieursbureau van de gemeente, constateerde dat er van [architectenbureau 1] twee offertes bij de gemeente bekend waren, de een hoger en de andere lager dan die van [architectenbureau 2] . [teamleider gebouwen] heeft voorts verklaard dat de verdachte voor het project Willem II-fabriek was aangesteld en dat een projectleider zelf verantwoordelijk was om alles volgens de geldende aanbestedingsprocedure te doen. Bij een onderhandse aanbestedingsprocedure was er volgens [teamleider gebouwen] geen ruimte voor onderhandelingen.
[directeur architectenbureau 1] , directeur van architectenbureau [architectenbureau 1] , heeft hem gezegd dat het is voorgekomen dat de verdachte in een reactie op een ingediende offerte hem mededeelde dat [architectenbureau 1] te hoog zat omdat andere partijen lager hadden ingeschreven, aldus [teamleider gebouwen] . Vervolgens is er een lagere offerte door [architectenbureau 1] ingediend. [2]
[directeur architectenbureau 1] van architectenbureau [architectenbureau 1] heeft verklaard dat hij in eerste instantie op 20 januari 2010 een offerte voor de architectwerkzaamheden ten behoeve van de renovatie van de Willem II-fabriek had uitgebracht van € 50.000,00. [directeur architectenbureau 1] stelt in maart 2010, toen de werkzaamheden door zijn bedrijf reeds waren aangevangen, dat hij met de verdachte nogmaals ‘in onderhandeling’ is getreden. Er waren op dat moment meerdere offertes en om die reden moest [directeur architectenbureau 1] zijn offerte herzien. De aanbestedingsprocedure was volgens hem, achteraf bezien, eigenlijk ‘fake’. [3]
Het protocol aanbestedingen van de gemeente ’s-Hertogenbosch, waarmee de verdachte blijkens zijn ten overstaan van de rechtbank [4] en de raadsheer-commissaris [5] afgelegde verklaringen en de verklaring van aangeefster [interim hoofd ingenieursbureau] bekend was [6] , had onder meer tot doel dat met gekwalificeerde toeleveranciers werd gewerkt na het uitvoeren van een aanbesteding conform de richtlijnen in het protocol, dat marktwerking en concurrerende prijs-kwaliteitsvorming werd bevorderd, dat een transparant aanbestedingsbeleid werd gevoerd en dat de risico’s op belangenverstrengeling zouden worden ingeperkt. Uit het protocol volgt verder dat in het onderhavige geval, waarbij sprake was van architectwerkzaamheden tot een maximum van € 50.000,00, een onderhandse aanbesteding met het opvragen van minimaal drie offertes moest plaatsvinden. [7]
Omtrent de litigieuze offertes blijkt het volgende. Op 21 januari 2010 is de offerte van [architectenbureau 1] ter hoogte van € 50.000,00 ingediend bij de gemeente ’s-Hertogenbosch. Deze offerte was geadresseerd aan de verdachte, ondertekend door [directeur architectenbureau 1] en voorzien van de bedrijfsstempel van architectenbureau [architectenbureau 1] . [8] Blijkens de daarop gezette archiveringsstempel werd deze offerte op 22 januari 2010 door de verdachte ter scanning aangeboden. [9] De offerte van [architectenbureau 2] bedroeg € 43.040,00 en is gedateerd op 24 februari 2010. [10] De offerte van architectenbureau [architectenbureau 3] van 1 maart 2010 ziet op een bedrag van € 70.000,00. [11]
In de digitale omgeving van de gemeente ’s-Hertogenbosch werd op 8 maart 2010 een tweede offerte van [architectenbureau 1] opgeslagen, welke offerte – in tegenstelling tot de eerste offerte – niet was opgemaakt op briefpapier van [architectenbureau 1] , niet was ondertekend en evenmin was voorzien van een bedrijfsstempel. Het kenmerk van de brief, de datum en de inhoud waren echter nagenoeg identiek aan de offerte van 21 januari 2010, met dien verstande dat het geoffreerde bedrag naar beneden was bijgesteld, te weten naar € 42.000,00. [12]
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij met betrekking tot het project Willem II kort de tijd had om de werkzaamheden uit te laten voeren. De verdachte heeft daarop aan [architectenbureau 1] gevraagd wat zij konden doen. [architectenbureau 1] heeft daarop een offerte toegestuurd voor een bedrag van € 50.000,00. De verdachte had ook twee andere bedrijven uitgenodigd. [architectenbureau 2] had een offerte ingediend voor een bedrag van € 43.000,00. De verdachte heeft voorts verklaard dat [architectenbureau 1] , die al met de werkzaamheden was begonnen, in het algemeen concurrerend moest zijn met de andere bedrijven. Hij heeft [directeur architectenbureau 1] , zijn contactpersoon bij [architectenbureau 1] , na ontvangst van de eerste offerte gezegd dat hij ‘
meer zat te denken aan een bedrag van rond de 40.000 euro’. Deze prijsindicatie heeft hij niet aan [architectenbureau 2] , noch aan architectenbureau [architectenbureau 3] kenbaar gemaakt. [13] Deze lezing heeft de verdachte ten overstaan van het hof bevestigd. [14]
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte, nadat hij offertes voor de architectenwerkzaamheden ten behoeve van de renovatie van de Willem II-fabriek te ’s-Hertogenbosch van architectenbureau [architectenbureau 1] , [architectenbureau 2] en architectenbureau [architectenbureau 3] had ontvangen, met [architectenbureau 1] contact heeft opgenomen en onder de mededeling dat de offerte te hoog was en dat hij ‘
meer zat te denken aan een bedrag van rond de 40.000 euro’ heeft verzocht om een nieuwe (lagere) offerte dan de initiële offerte, zoals ingediend op of omstreeks 21 januari 2010.
Vervolgens heeft [architectenbureau 1] voornoemd ter attentie van de verdachte een tweede offerte uitgebracht die nagenoeg hetzelfde was (inclusief dezelfde datum), met uitzondering van de prijs (42.000 euro in plaats van 50.000 euro). Door die tweede offerte vervolgens in de aanbestedingsprocedure te betrekken is de schijn gewekt dat slechts die offerte (met een lagere prijs) concurreerde met de offertes van [architectenbureau 2] en architectenbureau [architectenbureau 3] . In werkelijkheid is niet conform de voor het project geldende aanbestedingsregels gehandeld, hetgeen de verdachte redelijkerwijs heeft moeten weten. Architectenbureau [architectenbureau 1] is daarmee ten opzichte van de andere twee inschrijvende architectenbureaus in een bevoorrechte positie geplaatst en na gunning van de opdracht is [architectenbureau 1] daadwerkelijk wederrechtelijk bevoordeeld. Door het niet volgen van de meervoudige onderhandse aanbestedingsprocedure en het selecteren van een partij voordat die procedure een aanvang nam, was er voor de gemeente een gerede kans om niet de laagste prijs of juiste kwaliteit te krijgen en is namens de gemeente onbetrouwbaar en niet transparant gehandeld, om welke redenen de benadeling van de gemeente naar het oordeel van het hof is gegeven. [15]
Het in dit kader door de verdachte verrichte handelen moet naar ’s hofs oordeel naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het bevoordelen van [architectenbureau 1] ten opzichte van diens concurrenten, dat de conclusie geen andere kan zijn dan dat de verdachte ook daarop het opzet had. Aldus falen de dienaangaande gevoerde verweren.
Aan de in dit verband door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep betrokken stelling dat hij voormelde mededeling heeft gedaan alvorens hij de offertes van [architectenbureau 2] en architectenbureau [architectenbureau 3] had ontvangen gaat het hof voorbij, nu die stelling zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen, meer bepaald de data van de uitgebrachte offertes en het moment waarop deze zijn gearchiveerd, alsmede in hetgeen [directeur architectenbureau 1] daaromtrent heeft verklaard.
Door het handelen van de verdachte is de inschrijving van architectenbureau [architectenbureau 1] als goedkoopste uit de bus gekomen en is de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch vervolgens, na een daartoe strekkend advies van de verdachte, bewogen tot het gunnen van de opdracht [16] en het aangaan van de daarmee samenhangende schuld.
Het hof is van oordeel dat uit voormelde gang van zaken volgt dat de verdachte zich heeft bediend van bedrieglijke handelingen, die geschikt zijn om een valse voorstelling (namelijk dat onderhands is aanbesteed conform het aanbestedingsprotocol) ingang te doen vinden en daaraan kracht bij te zetten, zodat naar het oordeel van het hof, anders dan door de raadsman is betoogd, wel degelijk sprake is van een listige kunstgrepen en dat derhalve sprake is van oplichting in de zin der wet.
Aangezien naar het oordeel van het hof het bewijs ervoor tekort schiet dat [directeur architectenbureau 1] van architectenbureau [architectenbureau 1] wetenschap droeg van het bestaan van een aanbestedingstraject ter zake van het project Willem II, kan hij niet als medepleger worden aangemerkt, zodat het hof in zoverre de verdachte, namelijk van het aan hem tenlastegelegde medeplegen, zal vrijspreken.
B.2 Valselijk opmaken processen-verbaal van aanbesteding project Theater Artemis (feit 2)
De verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij zich tezamen en in vereniging met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van processen-verbaal van aanbesteding met betrekking tot de renovatie van Theater Artemis aan Predikheerenpoort te ’s-Hertogenbosch.
Het interim hoofd van het ingenieursbureau van de gemeente ’s-Hertogenbosch, [interim hoofd ingenieursbureau] , heeft verklaard dat in het proces-verbaal van aanbesteding voor de bouwkundige werkzaamheden ten behoeve van de renovatie van Theater Artemis d.d. 3 december 2009 inschrijvingsbedragen van drie bedrijven werden genoemd, terwijl na intern onderzoek slechts één offerte werd aangetroffen, namelijk van [bouwbedrijf 1] .
In het proces-verbaal voor werktuigbouwkundige werkzaamheden ten behoeve van de renovatie van Theater Artemis d.d. 9 december 2019 is eveneens melding gemaakt van drie bedrijven die een offerte zouden hebben uitgebracht. In werkelijkheid had slechts één bedrijf, te weten [installatiebedrijf 1] B.V., geoffreerd. Beide processen-verbaal zijn ondertekend door de verdachte en bouwmanager [bouwmanager ingenieursbureau] . Door op deze wijze te handelen vond er geen concurrentie plaats tussen marktpartijen, betaalde de gemeente vermoedelijk niet de laagste prijs en is het protocol aanbesteden met voeten getreden, aldus [interim hoofd ingenieursbureau]. [17]
Uit de getuigenverklaring van [bouwmanager ingenieursbureau] volgt dat, nadat hem de betreffende processen-verbaal zijn voorgehouden, telkens zijn handtekening daarop is vermeld, er telkens drie offertes zouden moeten zijn en het ‘fake’ processen-verbaal zijn indien er slechts één offerte is teruggevonden. [18]
Getuige [teamleider gebouwen] heeft in dit verband verklaard dat alleen [bouwbedrijf 1] en installatiebedrijf [installatiebedrijf 1] B.V. door de verdachte zijn uitgenodigd om een offerte uit te brengen en dat de andere in de processen-verbaal inzake de bouwkundige respectievelijk werktuigbouwkundige werkzaamheden genoemde bedrijfsnamen zijn verzonnen. [19]
Desgevraagd door de Rijksrecherche hebben de directeuren van [bouwbedrijf 2] B.V. [20] en [bouwbedrijf 3] B.V. [21] alsmede van [bouwbedrijf 4] B.V. [22] en [bouwbedrijf 5] B.V. [23] , zijnde de bouw- en installatiebedrijven wier namen op de processen-verbaal van aanbesteding figureren, verklaard dat zij nooit voor de renovatiewerkzaamheden aan Theater Artemis offertes hebben uitgebracht.
De verdachte heeft ten overstaan van de rechtbank verklaard dat hij de twee werken met betrekking tot Theater Artemis onderhands aan één bedrijf heeft gegund, terwijl deze werken eigenlijk bij drie bedrijven moesten worden aanbesteed. De verdachte heeft het proces-verbaal van aanbesteding telkens opgemaakt en ondertekend, terwijl dit feitelijk niet juist was. [bouwmanager ingenieursbureau] was de tweede ondertekenaar. Verdachte heeft naar zijn zeggen de prijzen verzonnen en bedrijven ingevuld, zonder hen een offerte te laten uitbrengen. [24]
Het hof stelt vast dat op het proces-verbaal van aanbesteding d.d. 3 december 2009 inzake de bouwkundige werkzaamheden voor de renovatie van Theater Artemis als inschrijvers [bouwbedrijf 1] , [bouwbedrijf 2] B.V. en [bouwbedrijf 3] B.V. zijn vermeld en dat dit proces-verbaal is ondertekend door verdachte [verdachte] en [bouwmanager ingenieursbureau] . [25]
Op het proces-verbaal van aanbesteding d.d. 9 december 2009 inzake de werktuigbouwkundige werkzaamheden ten behoeve van de renovatie van Theater Artemis zijn als inschrijvers [installatiebedrijf 1] B.V., [bouwbedrijf 5] B.V. en [bouwbedrijf 4] B.V. vermeld en ook dit proces-verbaal is ondertekend door verdachte [verdachte] en [bouwmanager ingenieursbureau] . [26]
Er zijn in de gemeentelijke administratie slechts offertes aangetroffen van [bouwbedrijf 1] [27] en [installatiebedrijf 1] B.V. [28]
Het hof acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de processen-verbaal van aanbesteding met betrekking tot de renovatie van Theater Artemis valselijk heeft opgemaakt, door telkens valselijk bedrijven te vermelden die in werkelijkheid niet hadden ingeschreven voor de aanneming van de werkzaamheden. Dat de gemeente door aldus te handelen niet zou zijn benadeeld en dat de verdachte hierbij naar eigen zeggen heeft gehandeld in het belang van de gemeente – zoals ten verwere is aangevoerd – doet daar niet aan af. Een en ander kan hoogstens als een strafmatigende omstandigheid worden aangemerkt.
Evenmin treft het verweer doel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het oogmerk had om de processen-verbaal van aanbesteding als echt en onvervalst te gebruiken, aangezien beide processen-verbaal naar het oordeel van het hof als zodanig geschikt zijn om als misleidend middel te gebruiken in het maatschappelijk verkeer, waaruit tevens enig nadeel kan ontstaan. De processen-verbaal dienen immers als bewijs van een correct gevolgde aanbestedingsprocedure, waarvan in het onderhavige geval geenszins sprake was. Dat gebruik heeft zich in casu bovendien voorgedaan, nu de gemeente in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat een juiste aanbestedingsprocedure was gevolgd en vervolgens is overgegaan tot het gunnen van de werkzaamheden aan [bouwbedrijf 1] en [installatiebedrijf 1] B.V.
Met de rechtbank acht het hof niet bewezen dat de verdachte beide processen-verbaal van aanbesteding tezamen en in vereniging met [bouwmanager ingenieursbureau] valselijk heeft opgemaakt. Weliswaar komen uit de bewijsmiddelen aanwijzingen naar voren dat [bouwmanager ingenieursbureau] wetenschap droeg van het feit dat telkens twee van de in het proces-verbaal van aanbesteding genoemde bedrijven in werkelijkheid geen offerte hadden uitgebracht voor de betreffende werkzaamheden en kan worden vastgesteld dat [bouwmanager ingenieursbureau] die processen-verbaal desondanks mede heeft ondertekend, doch ook is gebleken dat [bouwmanager ingenieursbureau] (‘de klokkenluider’ in deze zaak) zulks heeft gedaan om ‘bewijs te verzamelen’ tegen de verdachte. Om die reden schiet naar het oordeel van het hof het bewijs ervoor tekort dat [bouwmanager ingenieursbureau] nauw en bewust heeft samengewerkt met de verdachte bij het opstellen van die processen-verbaal, zodat het hof de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.
B.3 Oplichting gemeente ’s-Hertogenbosch door offertes in te dienen en facturen ter betaling te stellen inzake vermeende door medeverdachte [medeverdachte] en/of [besloten vennootschap medeverdachte] verrichte advieswerkzaamheden (feit 3)
De verdachte staat ingevolge hetgeen onder feit 3 aan hem ten laste is gelegd terecht ter zake van het tezamen en in vereniging met een of meer anderen oplichten van de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch, althans die gemeente, door met betrekking tot diverse bouwprojecten facturen en offertes in te dienen en goed te keuren, terwijl de advieswerkzaamheden door [medeverdachte] en/of [besloten vennootschap medeverdachte] (handelend onder de naam [handelsnaam onderneming medeverdachte] ) niet of slechts voor een deel, dan wel niet op een serieuze of passende wijze, waren verricht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier is dienaangaande naar voren gekomen dat de gemeente ’s-Hertogenbosch na het strafontslag van de verdachte heeft geconstateerd dat er geen adviesrapportages van [handelsnaam onderneming medeverdachte] in de gemeentelijke administratie c.q. het archief waren aangetroffen, terwijl er van [handelsnaam onderneming medeverdachte] door de gemeente wel offertes zijn ontvangen, aan dat bedrijf opdrachten zijn verstrekt en facturen zijn betaald. Die opdrachten zagen op vier bouwprojecten, te weten Number One, HBS Waterleidingstraat, Sint Jans Lyceum en Stedelijk VSO Rosmalen. [29]
Op verzoek van de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch is daarop namens medeverdachte [medeverdachte] door zijn juridisch adviseur een aantal adviesrapportages toegestuurd, die op 24 december 2010 door de gemeente zijn ontvangen. [30]
Naar deze namens [medeverdachte] verstrekte adviesrapportages [31] is op verzoek van de gemeente door raadgevend ingenieursbureau [ingenieursbureau] onderzoek gedaan. Het onderzoek richtte zich op de projecten Number One, HBS Waterleidingstraat, Sint Jans Lyceum en Stedelijk VSO Rosmalen. Concluderend stelt [ingenieursbureau] dat ‘
in het algemeen kan worden gesteld dat de rapporten iedere aanleiding of doel missen. Hoewel er geen onwaarheden staan beschreven, is in geen enkel rapport de toepasselijkheid ervan op een vraag of probleemstelling uit de rapporten op te maken. Tevens ontbreken verwijzingen naar tekeningen die in veel gevallen onontbeerlijk zijn voor een goed begrip van de beschreven en toe te passen technieken of bouwkundige uitvoeringen van constructies’. [ingenieursbureau] heeft verder onder meer vastgesteld dat de adviesrapportages informatie bevatten zoals uit een willekeurige brochure van leveranciers, dat de rapportages niet projectspecifiek zijn en dat de rapportages door hun algemene karakter, onvolledigheid en niet-projectspecifieke opzet geen enkele waarde vertegenwoordigen ten opzichte van het honorarium dan wel dat zij beperkte waarde hebben ten opzichte van het honorarium. [32]
Deze bevindingen vinden steun in diverse getuigenverklaringen. Aan diverse getuigen zijn in voorkomende gevallen adviesrapportages van [handelsnaam onderneming medeverdachte] getoond. [33] Het hof wijst in dat verband op de navolgende verklaringen van personen die betrokken zijn geweest bij een of meer van de projecten Number One, HBS Waterleidingstraat, Sint Jans Lyceum en Stedelijk VSO Rosmalen.
Getuige [teamleider gebouwen] , teamleider gebouwen van het ingenieursbureau van de gemeente ’s-Hertogenbosch, heeft verklaard dat er op enig moment (na de op non-actiefstelling van de verdachte) een factuur van [handelsnaam onderneming medeverdachte] binnenkwam ter zake van advieswerkzaamheden voor de zesde fase van het project Stedelijk VSO Rosmalen. Dit betrof een factuur van een adviseur die geen werkzaamheden uitvoerde binnen het project en die factuur is om die reden niet betaald. [teamleider gebouwen] heeft daarop alle facturen van [handelsnaam onderneming medeverdachte] onderzocht. Bij de projecten Number One, HBS Waterleidingstraat, Sint Jans Lyceum en Stedelijk VSO Rosmalen trof hij geen bewijs in de projectadministraties dat [handelsnaam onderneming medeverdachte] werkzaamheden had verricht, terwijl de gemeente daarvoor wel had betaald. Het viel [teamleider gebouwen] op dat de doorlooptijd vanaf de offerte tot de betaling van de factuur erg kort is geweest. Soms was dat volgens hem onmogelijk, omdat de werkzaamheden binnen dat tijdsbestek simpelweg niet verricht konden worden.
Diverse offertes van [handelsnaam onderneming medeverdachte] waren gedaan na de datum van aanbesteding, dus nadat de adviseur al was geselecteerd en het werk aan een ander bedrijf was gegund. Met betrekking tot het project Stedelijk VSO Rosmalen merkte getuige [teamleider gebouwen] nog op dat [handelsnaam onderneming medeverdachte] één van de inschrijvende partijen voor de advieswerkzaamheden was, maar dat na een aanbestedingsprocedure d.d. 21 mei 2008 het werk was gegund aan [installatiebedrijf 2] voor een bedrag van € 94.000,00. [handelsnaam onderneming medeverdachte] bleek achteraf met betrekking tot het project Stedelijk VSO Rosmalen evenwel een bedrag van maar liefst ongeveer € 180.000,00 voor advieswerkzaamheden bij de gemeente in rekening te hebben gebracht.
Over de inhoud van de rapporten die [handelsnaam onderneming medeverdachte] aan de gemeente achteraf heeft verstrekt en waarover medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat deze identiek zijn aan de eerder beweerdelijk door hem afgeleverde rapporten, verklaarde [teamleider gebouwen] dat deze in zijn visie slecht en betekenisloos waren. [34]
Getuige [technisch medewerker ingenieursbureau] , technisch medewerker op het ingenieursbureau van de gemeente ’s-Hertogenbosch en in dezelfde functie als de verdachte, heeft verklaard dat hij de rapporten van [handelsnaam onderneming medeverdachte] heeft gezien en hij kan in ieder geval niet zeggen dat het in rekening gebrachte bedrag de waarde vertegenwoordigt van de opdracht. Er is veelal sprake van kopieerwerk en de gefactureerde bedragen zijn buiten proportie. [35]
De opdrachtgever van het project Stedelijk VSO Rosmalen, [opdrachtgever project Stedelijk VSO Rosmalen] , heeft als getuige verklaard dat de advieswerkzaamheden waren gegund aan [installatiebedrijf 2] . Het is hem niet bekend waarom [handelsnaam onderneming medeverdachte] die werkzaamheden zou hebben uitgevoerd. De door [handelsnaam onderneming medeverdachte] gefactureerde bedragen met betrekking tot het project Stedelijk VSO Rosmalen staan volgens [opdrachtgever project Stedelijk VSO Rosmalen] in geen verhouding tot de inhoud van de rapportages en de subsidie die voor het betreffende project kon worden aangevraagd. [opdrachtgever project Stedelijk VSO Rosmalen] is niet door de verdachte geïnformeerd over het inschakelen van [handelsnaam onderneming medeverdachte] en de rapportages van dat bedrijf zeggen hem niets en doen in het project Stedelijk VSO Rosmalen niet ter zake. [36]
De directeur van het Stedelijk VSO Rosmalen, [directeur Stedelijk VSO Rosmalen] , heeft verklaard dat hij de bouwvergaderingen heeft bijgewoond en dat hij er niet van op de hoogte was dat [handelsnaam onderneming medeverdachte] advieswerkzaamheden had uitgevoerd en dat hij evenmin over rapportages van dat bedrijf beschikt. [37]
Met betrekking tot het project Stedelijk VSO Rosmalen was [directeur architectenbureau 1] , directeur van architectenbureau [architectenbureau 1] , directievoerend architect. [directeur architectenbureau 1] verklaarde bij de Rijksrecherche dat hij geen van de hem voorgehouden rapportages van [handelsnaam onderneming medeverdachte] in het project Stedelijk VSO Rosmalen kende, dat die niet in zijn opdracht zijn opgemaakt terwijl dat wel had gemoeten en dat [installatiebedrijf 2] de WTB&E-adviseur was in het project Stedelijk VSO Rosmalen en niet [handelsnaam onderneming medeverdachte] . [38]
Getuige [projectleider Sport en Recreatie 1] was als projectleider werkzaam bij de afdeling Sport en Recreatie van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Hij was tevens opdrachtgever van het project Sint Jans Lyceum. De aan hem getoonde, in het kader van dit project door [handelsnaam onderneming medeverdachte] vermeend uitgebrachte adviesrapportage met betrekking tot een haalbaarheidsonderzoek WKO-inrichting, kennen hij noch zijn collega-projectleider [projectleider Sport en Recreatie 2] . Het was hen evenmin bekend dat er opdracht was verstrekt en een onderzoek door [handelsnaam onderneming medeverdachte] was afgeleverd. In het project is nooit sprake geweest van een WKO-installatie. [projectleider Sport en Recreatie 1] constateert dat de verdachte deze opdracht heeft verstrekt, maar dat hij daar formeel niet toe bevoegd was. [projectleider Sport en Recreatie 1] vindt het vreemd dat de opdracht is verstrekt door het ingenieursbureau, aangezien de externe opdrachten ten behoeve van het project door de afdeling Sport en Recreatie moesten worden verstrekt. [projectleider Sport en Recreatie 1] heeft bij het secretariaat van zijn afdeling laten zoeken of er rapporten waren ingekomen van [handelsnaam onderneming medeverdachte] of aan hen opdrachten waren verstrekt, maar dat was niet het geval. [39]
De directrice van de Herman Broeren School (HBS) en opdrachtgever van het project HBS Waterleidingstraat, [directrice HBS] , heeft verklaard dat [handelsnaam onderneming medeverdachte] aanvankelijk als adviseur fungeerde in het project, maar dat zij geen goede ervaringen met [medeverdachte] had. Om die reden is [handelsnaam onderneming medeverdachte] vervangen door [installatiebedrijf 2] . In het project Stedelijk VSO Rosmalen (ontstaan uit een fusie van de Klimopschool en een gedeelte van de Herman Broeren School) heeft [handelsnaam onderneming medeverdachte] geen rol gehad. Ook [directrice HBS] beschikte niet over adviesrapportages van [handelsnaam onderneming medeverdachte] . [40]
De kritiek van [directeur installatiebedrijf 2] , directeur van installatieadviesbureau [installatiebedrijf 2] dat als adviseur betrokken was bij onder meer het project HBS Waterleidingstraat en Stedelijk VSO Rosmalen, op medeverdachte [medeverdachte] hield in, nadat hem adviesrapportages van [handelsnaam onderneming medeverdachte] met betrekking tot het project Stedelijk VSO Rosmalen waren getoond, dat die rapportages ‘beter als wc-papier konden worden gebruikt’ en in het geheel niet projectspecifiek zijn. De verdachte was volgens [directeur installatiebedrijf 2] in staat om de rapportages te beoordelen. [41]
Uit digitaal onderzoek naar de namens medeverdachte [medeverdachte] aan de gemeente ’s-Hertogenbosch toezonden adviesrapportages komt naar voren dat die rapportages pas zijn opgemaakt in de periode september 2010 tot en met november 2010. Dat was ruim nadat voor de betreffende projecten door [handelsnaam onderneming medeverdachte] was gefactureerd en voorts op het moment dat de verdachte reeds op non-actief was gesteld. Ook is uit het digitale onderzoek naar voren gekomen dat er aan de meeste rapportages slechts korte tijd, te weten enkele minuten, is gewerkt. Voorts zijn er geen complete (advies)rapportages van de verschillende opdrachten in de administratie van [besloten vennootschap medeverdachte] aangetroffen en evenmin in de administratie van de nieuwe eigenaar van [besloten vennootschap medeverdachte] , genaamd [nieuwe eigenaar besloten vennootschap medeverdachte] . [42] De omstandigheid dat de verdachte reeds op non-actief is gesteld, doet – anders dan de verdediging heeft betoogd – naar het oordeel van het hof niet af aan het feit dat de bevindingen uit het digitale onderzoek een indicatie zijn voor het feit dat tenminste enkele van de door [handelsnaam onderneming medeverdachte] opgestelde adviesrapportages in werkelijkheid niet (eerder) aan de gemeente waren afgeleverd.
Door [handelsnaam onderneming medeverdachte] is een totaalbedrag van € 269.893,00 voor advieswerkzaamheden in rekening gebracht, waarvan de gemeente ’s-Hertogenbosch een bedrag van € 245.218,00 heeft voldaan. [43]
Het hof is van oordeel dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden het vermoeden wettigen dat door [handelsnaam onderneming medeverdachte] niet alle adviesrapportages aan de gemeente zijn geleverd dan wel niet ten tijde van de adviesfase in de betreffende projecten. Anderzijds zijn er aanwijzingen in het procesdossier voorhanden dat [handelsnaam onderneming medeverdachte] wel op enig moment advieswerkzaamheden heeft verricht.
Het hof stelt evenwel op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de advieswerkzaamheden door [handelsnaam onderneming medeverdachte] – waarvoor medeverdachte [medeverdachte] ten tijde van het tenlastegelegde optrad [44] – niet, althans slechts ten dele, zijn verricht en/of dat deze werkzaamheden, voor zover zij wel zijn verricht, in ieder geval inhoudelijk benedenmaats waren en de gefactureerde bedragen in geen verhouding stonden tot het afgeleverde werk. Ware de advieswerkzaamheden (al dan niet ten dele) verricht, is derhalve naar het oordeel van het hof minstgenomen sprake van overfacturering.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte de (wel in de gemeentelijke administratie aanwezige) offertes en facturen heeft (laten) goedkeuren en geregeld dat de betreffende opdracht ten laste van de gemeente ’s-Hertogenbosch werd verstrekt aan [handelsnaam onderneming medeverdachte] en dat de door laatstgenoemde in rekening gebrachte facturen betaalbaar werden gesteld.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat de verdachte niet deskundig genoeg zou zijn om de inhoud van de adviesrapportages op waarde te beoordelen, kan hem naar het oordeel van het hof niet baten. Nog daargelaten dat a prima facie kan worden onderkend dat de adviesrapportages een groot gebrek aan inhoud en niveau hebben, had van de verdachte – gezien zijn functie als projectleider op het ingenieursbureau van de gemeente en technische vooropleiding – naar het oordeel van het hof kunnen en mogen worden verwacht dat hij zodanig deskundig was op zijn vakgebied dat hij kon beoordelen of de adviesrapportages voldeden. Dat de verdachte die deskundigheid ook bezat, volgt overigens uit diverse tot het bewijs gebezigde getuigenverklaringen. De verdachte heeft in dit verband nog ten overstaan van het hof naar voren gebracht dat hij (aanvankelijk) alleen de conclusies van de rapportages las en de inhoud van het rapport niet beoordeelde, omdat zulks niet noodzakelijk was voor de subsidieaanvraag. Door dat na te laten, maar desondanks wel de facturen ter betaling te (doen) stellen, heeft de verdachte naar het oordeel van het hof in strijd gehandeld met zijn rechtsplicht om als ambtenaar op zorgvuldige wijze in het algemeen belang van de gemeente ’s-Hertogenbosch de rapporten te controleren op kwaliteit en zorgvuldig om te gaan met de hem ter beschikking gestelde publieke middelen ten behoeve van de realisering van diverse gemeentelijke bouwprojecten, zodat het hieromtrent gevoerde verweer hoe dan ook faalt.
Door op voormelde wijze te handelen heeft de verdachte zich, tezamen en in vereniging met [besloten vennootschap medeverdachte] en/of medeverdachte [medeverdachte] , naar ’s hofs oordeel schuldig gemaakt aan de oplichting van de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch, althans van die gemeente, waardoor is overgegaan tot de afgifte van aanzienlijk bedragen aan publieke middelen en waarmee de verdachte (zoals hierna zal worden overwogen) en [medeverdachte] zich wederrechtelijk hebben bevoordeeld, om welke redenen het hof het onder feit 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
Anders dan de rechtbank acht het hof eveneens wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van oplichting met betrekking tot het project HBS Waterleidingstraat, nu voor het hof boven redelijke twijfel is verheven dat de inhoud van de adviesrapportage voor dit project (onder meer gelet op de bevindingen van [ingenieursbureau] en de getuigenverklaring van [directeur installatiebedrijf 2] ) ook niet voldoet aan de daaraan redelijkerwijs te stellen eisen en het gefactureerde bedrag in geen verhouding stond tot het afgeleverde werk, waarbij mede in aanmerking is genomen dat de advieswerkzaamheden voor dit project waren overgenomen door installatieadviesbureau [installatiebedrijf 2] .
B.4 Bewezenverklaring van passieve ambtelijke omkoping (feit 4)Onder feit 4 op de tenlastelegging wordt de verdachte verweten dat hij als ambtenaar giften heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem werden gedaan teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, offertes en/of facturen voor advieswerkzaamheden goed te keuren en/of te regelen dat deze werden betaald, dan wel na te laten om te controleren of de advieswerkzaamheden op een juiste wijze waren verricht.
Door de Rijksrecherche is in dit verband een uitvoerige analyse gemaakt van de contante opnamen van en stortingen op de bankrekeningen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . In de periode van 1 januari 2009 tot en met 1 juli 2011 heeft de medeverdachte meermaals geld opgenomen. Uit de agendagegevens van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is naar voren gekomen dat er op of omstreeks die opnamedata veelal afspraken tussen beiden waren geagendeerd. Direct of kort daarna stortte de verdachte geld op zijn eigen bankrekening dan wel verrichtte hij een contante aanbetaling voor een vakantiereis bij reisbureau [reisbureau] . [45]
Het hof wijst bijvoorbeeld op het volgende. Op 19 november 2008 neemt [medeverdachte] om 10.29 uur een bedrag van € 1.750,00 op en om 10.30 uur nogmaals een bedrag ad € 1.250,00. De verdachte stort diezelfde dag een bedrag van € 3.000,00 op zijn bankrekening. Uit de agendagegevens volgt dat de verdachte op 19 november 2008 om 14.00 uur met [medeverdachte] een afspraak had. [46]
Getuige [bouwmanager ingenieursbureau] , destijds eveneens werkzaam op het ingenieursbureau van de gemeente ’s-Hertogenbosch, heeft verklaard dat hij een keer gezien heeft dat de verdachte na een bezoek aan het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte] met een pak geld in zijn hand naar buiten kwam. Het waren briefjes van vijftig euro en [bouwmanager ingenieursbureau] zag dat de verdachte dit geld in zijn zak stak. Dit speelde volgens [bouwmanager ingenieursbureau] net voor de vakantie van de verdachte naar Amerika in 2009. [47]
Het hof stelt vast dat uit opgevraagde gegevens bij reisbureau [reisbureau] te Veghel onder meer volgt dat door de verdachte op 19 juli 2009 een reis voor 17 dagen naar de Verenigde Staten was geboekt voor een bedrag van € 6.379,75 en dat er op 16 mei 2009, 8 juni 2009 en
7 augustus 2009 contante betalingen voor die reis werden gedaan van respectievelijk € 1.600,00, € 1.960,00 en € 132,00. [48] Uit de analyse van geldopnamen en -stortingen komt naar voren dat op 8 juni 2009 een bedrag van € 1.750,00 door [medeverdachte] is opgenomen, een bedrag van € 1.960,00 door de verdachte is gestort en er blijkens de agendagegevens die dag een afspraak tussen [medeverdachte] en de verdachte stond gepland. Verder blijkt daaruit dat [medeverdachte] op 15 juli 2009, dus kort voor de vakantiereis van de verdachte op 17 juli 2009, driemaal bedragen opneemt tot een totaalbedrag van € 3.000,00, de verdachte op diezelfde dag € 3.000,00 op zijn bankrekening stort en er op diezelfde dag (na de opnamen door [medeverdachte] ) een afspraak tussen [medeverdachte] en de verdachte in beider agenda’s is genoteerd. [49] Met name in die laatste omstandigheid ziet het hof ondersteuning voor de verklaring van [bouwmanager ingenieursbureau] , inhoudende dat de verdachte net voor de vakantie van de verdachte geld ontving van [medeverdachte] .
Ook in de getuigenverklaring van [medewerker ingenieursbureau] , een collega (en voormalig ondergeschikte) van de verdachte op het ingenieursbureau van de gemeente ’s-Hertogenbosch, kan steunbewijs gevonden worden voor de ambtelijke omkoping van de verdachte door medeverdachte [medeverdachte] . Getuige [medewerker ingenieursbureau] heeft namelijk verklaard dat de verdachte vond dat hij recht had op een extra beloning als hij voor de gemeente geld had bespaard. De verdachte had volgens hem ook altijd contant geld op zak. [50]
Het hof stelt vast dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat het gezinsinkomen, toen hij nog bij de gemeente werkte, ongeveer € 4.700,00 tot € 4.800,00 bruto per maand bedroeg. [51] Dat komt, zo begrijpt het hof, overeen met zijn antwoord op de vraag van de Rijksrecherche inhoudende dat hij bij de gemeente ’s-Hertogenbosch een inkomen van ongeveer 2.500 euro netto had. Zijn echtgenote had niet continu gewerkt en had een zeer wisselend inkomen. [52] Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij ten tijde van het tenlastegelegde naast dit gezinskomen, dat voornamelijk bestond uit giraal overmaakt salaris uit hoofde van zijn arbeidsrelatie met de gemeente ’s-Hertogenbosch, geen andere inkomsten uit werkzaamheden genoot, het eenmalig verkopen van tweedehands winterbanden daargelaten. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij toentertijd moeilijk kon rondkomen en altijd een negatief banksaldo had. Hij leefde van met zijn creditcard opgenomen contant geld, dat hij stortte op zijn betaalrekening. De negatieve stand op zijn creditcard werd eind van de maand aangezuiverd, op het moment dat het salaris van de gemeente werd overgemaakt. [53]
Uit de kasboekvergelijking van opgenomen en gestorte bedragen op voormelde rekeningen komt naar voren dat op een aantal momenten contante stortingen werden gedaan die gelet op de beschikbare contanten niet hadden kunnen worden gedaan. De storter, te weten de verdachte [54] , had volgens de door de Rijksrecherche opgevraagde gegevens, op het moment van de storting geen contanten tot zijn beschikking. In deze zogenaamde ‘negatieve kas-situatie’ werd meer contant geld uitgegeven dan er daadwerkelijk voorhanden was en aldus moet de verdachte uit een andere bron de beschikking hebben gehad over contante gelden. [55]
Het hof stelt op grond van de hiervoor opgenomen verklaring van de verdachte vast dat die bron niet aanwezig was. Het uitsluitend opnemen van contante gelden met een creditcard, waarover de verdachte heeft verklaard, kan in dit verband niet als een sluitende verklaring worden beschouwd. Het verschil tussen inkomsten en uitgaven kan evenmin worden verklaard door geld dat de verdachte anderszins voorhanden had, aangezien de verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het tenlastegelegde altijd rood stond bij de bank. Voorts is gesteld noch gebleken dat de verdachte de beschikking had over (grote) reserves aan contante geldbedragen.
Mitsdien kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte contant geld uit een andere bron heeft genoten. Mede gelet op de volgordelijkheid van opnamen en stortingen, in tijdsverband bezien met de in de tenlastelegging genoemde bouwprojecten en tevens in samenhang beschouwd met hetgeen ter zake van feit 3 is overwogen en bewezen zal worden verklaard, kan voormelde gang van zaken naar ’s hofs oordeel niet anders worden begrepen dan dat de verdachte giften in de vorm van geldbedragen (ook wel genaamd: steekpenningen) van medeverdachte [medeverdachte] heeft ontvangen, temeer nu een andersluidende sluitende verklaring voor de contante geldstromen zijdens de verdachte is uitgebleven. [56] Evenmin is een dergelijke verklaring anderszins aannemelijk geworden.
Het hof acht het bovendien bijzonder onaannemelijk dat de verdachte geen geldelijk profijt heeft gehad voor zijn bijdrage aan de oplichting van de directeur van de Stadsbedrijven, althans de gemeente ’s-Hertogenbosch, zoals onder feit 3 bewezen zal worden verklaard. Door diverse geldbedragen van medeverdachte [medeverdachte] vooraf en/of achteraf aan te nemen en in ruil daarvoor offertes en/of facturen voor advieswerkzaamheden van [handelsnaam onderneming medeverdachte] goed te keuren en/of te regelen dat deze werden betaald, dan wel na te laten om te controleren of de advieswerkzaamheden op een juiste wijze waren verricht – een en ander zoals hiervoor onder B.3 is overwogen – heeft de verdachte zich naar het oordeel van het hof schuldig gemaakt aan ambtelijke corruptie.

C.

Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 primair tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

oplichting.

Het bewezenverklaarde van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Het bewezenverklaarde van het onder feit 3 primair tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

Het bewezenverklaarde van het onder feit 4 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, het meermalen plegen van valsheid in geschrift, het meermalen medeplegen van oplichting en aan ambtelijke corruptie.
De verdachte was ambtenaar van de gemeente ’s-Hertogenbosch en werkte als projectleider op het ingenieursbureau. Hij heeft met betrekking tot een bouwproject van de gemeente de aanbestedingsregels niet gevolgd en daarmee een bedrijf bevoordeeld ten opzichte van andere bedrijven.
Daarnaast heeft hij processen-verbaal van aanbesteding valselijk opgemaakt en offertes voor niet, dan wel ver benedenmaatse, verrichte advieswerkzaamheden goedgekeurd en daarvoor ingediende facturen ter betaling laten stellen, waardoor de gemeente is opgelicht voor maar liefst € 234.243,17.
Van die oplichting heeft de verdachte ook zelf geprofiteerd, aangezien hij voor zijn medewerkingen van de directeur van het adviesbureau steekpenningen ontving.
Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte de marktwerking in de bouwwereld bij een aanbestedingsprocedure verstoord. Daardoor is concurrentievervalsing opgetreden en is de integriteit en betrouwbaarheid van de gemeente als marktpartij ernstig aangetast. De verdachte heeft voorts misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming, zoals de in de onderhavige zaak aan de orde zijnde valselijk opgemaakte processen-verbaal van aanbesteding. Daarnaast is de gemeente door de oplichting ernstig getroffen in haar vermogensbelang, terwijl de verdachte en zijn mededaders zich ten koste van publieke middelen gedurende geruime tijd ongerechtvaardigd hebben verrijkt. Door het aannemen van steekpenningen heeft de verdachte tevens het in hem als ambtenaar van de gemeente ’s-Hertogenbosch gestelde vertrouwen beschaamd en heeft hij zijn positie misbruikt voor eigen gewin, kennelijk ingegeven door financiële problemen.
Het hof rekent dit de verdachte zeer zwaar aan. Voor het goed functioneren van het openbaar bestuur is immers van essentieel belang dat zuiver wordt gehandeld. Een noodzakelijke voorwaarde daarvoor is dat ambtenaren, als dienaren van het algemeen belang, objectief en onafhankelijk zijn. Het aannemen van steekpenningen corrumpeert het ambtelijk apparaat en brengt het adequaat functioneren van de overheid in gevaar. De verdachte heeft door zijn handelwijze de waardigheid van de overheid aangetast, temeer nu dergelijk strafbaar gedrag ertoe leidt dat burgers er niet meer op kunnen vertrouwen dat beslissingen van de overheid op objectieve gronden worden genomen. Om voormelde redenen dienen naar het oordeel van het hof de grenzen, die aan de integriteit van ambtenaren worden gesteld, dan ook streng te worden bewaakt.
Daarbij komt dat de verdachte blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep nog steeds niet is doordrongen van het kwalijke van zijn gedrag.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 april 2020, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij begin december 2010 strafontslag heeft gekregen van de gemeente ’s-Hertogenbosch, dat hij daarna werkzaam is geweest bij een bedrijf dat glasvezel aanlegt, dat hij inmiddels met pensioen is en hij op invalsbasis voor dat bedrijf nog werkzaamheden verricht. De verdachte heeft daarnaast nog verklaard dat hij getrouwd is en geen financiële problemen meer kent.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke fraudegevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Met oplegging van de respectievelijk door de rechtbank opgelegde en door advocaat-generaal gevorderde geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf zou naar ’s hofs oordeel onvoldoende recht worden gedaan aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Daarbij heeft het hof tevens de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van fraude, in aanmerking genomen. Het hof zal derhalve overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak echter nog het volgende.
Het hof stelt vast dat de verdachte voor het eerst op 17 januari 2014 door de Rijksrecherche als verdachte is gehoord. Anders dan in het straftoemetingsverweer van de verdediging ligt besloten, kon de verdachte naar het oordeel van het hof eerst aan dit verhoor (en niet eerder, ter gelegenheid van het verhoor door een op instigatie van de gemeente ingeschakelde bedrijfsrechercheur) in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Nadat de verdachte was gedagvaard voor de rechtbank en de zaak in eerste aanleg was behandeld, heeft de rechtbank op 5 oktober 2016 vonnis gewezen. Vervolgens is door de officier van justitie op 18 oktober 2016 en namens de verdachte op 19 oktober 2016 hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 14 oktober 2020 – einduitspraak.
Het tijdsverloop tussen het aanvangsmoment van de ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en het wijzen van vonnis door de rechtbank bedraagt derhalve bijna 33 maanden. Het tijdsverloop tussen het instellen van hoger beroep en het wijzen van eindarrest bedraagt bijna 48 maanden. Voorts behelst de totale procesduur in eerste aanleg en hoger beroep 6 jaren en bijna 9 maanden, zodat de totale duur van de berechting in feitelijke aanleg buiten de grenzen van de redelijke termijn van vier jaren is getreden.
Bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden kunnen bijzondere omstandigheden een rol spelen, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Hoewel de onderhavige zaak omvangrijk en complex van aard is en er in hoger beroep ambtshalve getuigen zijn gehoord, is het hof van oordeel dat die omstandigheden niet het gehele tijdsverloop kunnen en mogen verklaren. Van andere bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat telkens einduitspraak is, respectievelijk thans wordt, gedaan na het verstrijken van twee jaren. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met bijna 9 maanden en in hoger beroep met bijna 24 maanden overschreden. Het hof zal deze overschrijdingen ten faveure van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof zal bepalen dat de helft van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk zal zijn.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van deze deels voorwaardelijke straf wordt tevens enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij gemeente ’s-Hertogenbosch
De benadeelde partij gemeente ’s-Hertogenbosch heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 289.447,51, te vermeerderen met de wettelijke rente, welke rente door de benadeelde partij vanaf de betaaldata van de facturen tot 1 september 2016 is berekend op een bedrag van € 53.703,74. De vordering ziet op een bedrag van € 234.243,17 aan schade bestaande uit ten onrechte aan [handelsnaam onderneming medeverdachte] betaalde facturen (post I), een bedrag van € 52.048,46 aan kosten voor het interne onderzoek door [bedrijfsrechercheurs] B.V. (post II) en een bedrag van € 3.155,88 aan kosten voor onderzoek naar de achteraf door [handelsnaam onderneming medeverdachte] verstrekte adviesrapportages door [ingenieursbureau] B.V. (post III). Voorts is in eerste aanleg een bedrag van € 4.000,00 aan proceskosten gevorderd.
De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding bij het vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen tot het bedrag van € 207.113,55 (post I gedeeltelijk en post III geheel) en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de betaaldata van de respectievelijke facturen tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is in het overige deel van haar vordering tot schadevergoeding (post I gedeeltelijk en post II geheel) niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling daarvan naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven, met uitzondering van de gevorderde kosten voor het interne onderzoek door [bedrijfsrechercheurs] B.V. (post II). De thans nog gevorderde hoofdsom bedraagt daarmee € 237.399,05. Tevens is de vordering tot vergoeding van proceskosten vermeerderd met een bedrag van € 3.919,00.
De raadsman van de verdachte heeft in verband met de bepleite vrijspraak van het onder feit 3 tenlastegelegde primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding. Subsidiair betwist de verdediging de noodzaak van het maken van de kosten door [ingenieursbureau] B.V. en het causale verband tussen de gestelde schade en het handelen van de verdachte. Daarnaast is de verdediging de mening toegedaan dat de behandeling van de vordering tot schadevergoeding een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, temeer nu de gemeente allang jegens de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een civielrechtelijke procedure had kunnen entameren.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij, te weten de gemeente ’s-Hertogenbosch, als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders [besloten vennootschap medeverdachte] en [medeverdachte] ter zake van het onder feit 3 tenlastegelegde rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Het hof zal hierna de gevorderde schadeposten, voor zover thans in hoger beroep nog aan de orde, successievelijk bespreken.
Vooropgesteld zij dat het hof, anders dan de verdediging, van oordeel is dat de vordering tot schadevergoeding geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De enkele omstandigheden dat de vordering ziet op meerdere schadeposten en dat de benadeelde partij in vergelijking met andere strafzaken een relatief hoog bedrag vordert, maakt nog niet dat daarvan sprake is. Het feit dat de gemeente de verdachte en zijn mededaders niet voor de handelskamer van de rechtbank heeft gedaagd doet in dit kader evenmin ter zake. Artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering biedt de gemeente immers de mogelijkheid, indien zij rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij te voegen in het strafproces.
Door te handelen zoals onder feit 3 bewezen is verklaard is de gemeente ’s-Hertogenbosch in de periode van 20 maart 2008 tot en met 23 september 2010 bewogen tot de afgifte van geldbedragen, die corresponderen met de facturen ter zake van advieswerkzaamheden ten behoeve van de projecten Number One, HBS Waterleidingstraat, Sint Jans Lyceum en Stedelijk VSO Rosmalen (post I). De bewezenverklaarde oplichtingshandelingen, in vereniging gepleegd, zijn naar het oordeel van het hof, ieder voor zich, alsmede in onderlinge samenhang bezien, te kwalificeren als een onrechtmatige daad jegens de gemeente waardoor schade is geleden. De causaliteit tussen het bewezenverklaarde handelen en de gestelde schade is daarmee gegeven. Aldus zijn de verdachte en zijn mededaders daarvoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:96, tweede lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek, alsmede krachtens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad [57] , komen kosten die zijn gemaakt om het gepleegde strafbare feit aan het licht te brengen voor vergoeding in aanmerking. Het hof stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting vast dat de gemeente ’s-Hertogenbosch zich genoodzaakt zag om de adviesrapportages van [handelsnaam onderneming medeverdachte] inhoudelijk door ingenieursbureau [ingenieursbureau] te laten toetsten, teneinde vast te kunnen stellen of de werkzaamheden, zoals door [medeverdachte] bij facturen in rekening gebracht en welke facturen door de verdachte ter betaling zijn gesteld, (juist) waren verricht. Die expertisekosten ad € 3.155,88 (post III), die redelijkerwijs noodzakelijk moesten worden gemaakt met het oog op de verzameling van bewijs om de aangifte van het strafbare feit van oplichting te kunnen staven, liggen derhalve naar het oordeel van het hof voor toewijzing gereed.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het hof de vordering van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 237.399,05 hoofdelijk zal toewijzen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente, telkens vanaf de hierna te noemen betaaldatum van de betreffende factuur tot aan de dag der algehele voldoening. Meer specifiek zal de wettelijke rente over een bedrag van € 12.602,10 worden toegewezen vanaf 12 november 2008, over een bedrag van € 13.893,25 vanaf 15 april 2009, over een bedrag van € 9.520,00 vanaf 28 september 2009, over een bedrag van € 15.142,75 vanaf 12 mei 2010, over een bedrag van € 14.875,00 vanaf 29 mei 2009, over een bedrag van € 15.410,50 vanaf 10 juni 2009, over een bedrag van € 15.291,50 vanaf 19 januari 2009, over een bedrag van € 9.520,00 vanaf 21 oktober 2009, over een bedrag van € 6.610,45 vanaf 21 mei 2008, over een bedrag van € 15.110,62 vanaf 14 augustus 2008, over een bedrag van € 14.815,50 vanaf 9 november 2009, over een bedrag van € 28.560,00 vanaf 7 januari 2010, over een bedrag van € 18.802,00 vanaf 25 maart 2010, over een bedrag van € 15.232,00 vanaf 13 april 2010, over een bedrag van € 28.857,50 vanaf 7 juni 2010 en over een bedrag van € 3.155,88 vanaf 21 februari 2011, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Het hof is van oordeel dat in het kader van de vaststelling van de proceskostenveroordeling aansluiting moet worden gezocht bij het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. Voor de rechtsgang in eerste aanleg wordt bij een vordering met een hoofdsom tussen€ 195.000,00 en € 390.000,00 in de regel € 2.000,00 per punt als salaris toegekend (tarief VI, zoals dat gold ten tijde van het wijzen van het vonnis door de rechtbank). De benadeelde partij komt in dit verband twee punten toe: één punt voor het door haar advocaat indienen van de vordering en één voor de aanwezigheid van haar advocaat ter terechtzitting in eerste aanleg.
Voor de rechtsgang in hoger beroep geldt een tarief van € 3.919,00 per punt (eveneens tarief VI conform principaal appèl rechtbank op hof, zoals dat heden geldt). De benadeelde partij komt één punt toe, namelijk voor de aanwezigheid van zijn advocaat ter terechtzitting in hoger beroep.
Op basis van het voorgaande zal het hof een bedrag van € 4.000,00 (eerste aanleg) plus een bedrag van € 3.919,00 (hoger beroep), zijnde in totaal een bedrag van € 7.919,00 aan proceskosten toekennen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer, te weten de gemeente ’s-Hertogenbosch, is toegebracht tot een bedrag van € 237.399,05. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de maximale duur van 365 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 225, 326 en 363 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gemeente ’s-Hertogenbosch ter zake van het bewezenverklaarde van het onder feit 3 primair tenlastegelegde tot het bedrag van
€ 237.399,05 (zegge: tweehonderdzevenendertigduizend driehonderdnegenennegentig euro en vijf cent)als vergoeding van materiële schade, waarvoor de verdachte met zijn mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2008 over een bedrag van € 6.610,45, vanaf 14 augustus 2008 over een bedrag van € 15.110,62, vanaf 12 november 2008 over een bedrag van € 12.602,10, vanaf 19 januari 2009 over een bedrag van € 15.291,50, vanaf 15 april 2009 over een bedrag van € 13.893,25, vanaf 29 mei 2009 over een bedrag van € 14.875,00, vanaf 10 juni 2009 over een bedrag van € 15.410,50, vanaf 28 september 2009 over een bedrag van € 9.520,00, vanaf 21 oktober 2009 over een bedrag van € 9.520,00, vanaf 9 november 2009 over een bedrag van € 14.815,50, vanaf 7 januari 2010 over een bedrag van € 28.560,00, vanaf 25 maart 2010 over een bedrag van € 18.802,00, vanaf 13 april 2010 over een bedrag van € 15.232,00, vanaf 12 mei 2010 over een bedrag van € 15.142,75, vanaf 7 juni 2010 over een bedrag van € 28.857,50 en vanaf 21 februari 2011 over een bedrag van € 3.155,88, telkens tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemeente ’s-Hertogenbosch gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van dit arrest begroot op
€ 7.919,00 (zegge: zevenduizend negenhonderdnegentien euro);
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, te weten de gemeente ’s-Hertogenbosch, ter zake van het bewezenverklaarde van het onder feit 3 primair tenlastegelegde een bedrag te betalen van
€ 237.399,05 (zegge: tweehonderdzevenendertigduizend driehonderdnegenennegentig euro en vijf cent)aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2008 over een bedrag van € 6.610,45, vanaf 14 augustus 2008 over een bedrag van € 15.110,62, vanaf 12 november 2008 over een bedrag van € 12.602,10, vanaf 19 januari 2009 over een bedrag van € 15.291,50, vanaf 15 april 2009 over een bedrag van € 13.893,25, vanaf 29 mei 2009 over een bedrag van € 14.875,00, vanaf 10 juni 2009 over een bedrag van € 15.410,50, vanaf 28 september 2009 over een bedrag van € 9.520,00, vanaf 21 oktober 2009 over een bedrag van € 9.520,00, vanaf 9 november 2009 over een bedrag van € 14.815,50, vanaf 7 januari 2010 over een bedrag van € 28.560,00, vanaf 25 maart 2010 over een bedrag van € 18.802,00, vanaf 13 april 2010 over een bedrag van € 15.232,00, vanaf 12 mei 2010 over een bedrag van € 15.142,75, vanaf 7 juni 2010 over een bedrag van € 28.857,50 en vanaf 21 februari 2011 over een bedrag van € 3.155,88, telkens tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 365 (driehonderd-vijfenzestig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 14 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. drs. Fortuin voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2010 door [interim hoofd ingenieursbureau] namens de gemeente
2.Proces-verbaal verhoor getuige [teamleider gebouwen] d.d. 13 december 2013, p. 1823-1834.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [directeur architectenbureau 1] d.d. 30 april 2014, p. 2088-2097.
4.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, van 21 september 2016, p. 3.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, d.d. 22 juni 2020, p. 2, afgelegd in de zaak van de medeverdachte (en nadien toegevoegd aan de processtukken in de zaak tegen de verdachte).
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2010 door [interim hoofd ingenieursbureau] namens de gemeente ’s-Hertogenbosch, p. 29.
7.Protocol aanbesteden gemeente ’s-Hertogenbosch, p. 34-38.
8.Offerte architectenbureau [architectenbureau 1] aan de gemeente ’s-Hertogenbosch d.d. 21 januari 2010, p. 205-207, p. 1751-1753.
9.Proces-verbaal zaakdossier 1, p. 1729 en het overzicht wanneer documenten in het digitale systeem van de gemeente zijn opgeslagen, p. 1755.
10.Offerte [architectenbureau 2] aan de gemeente ’s-Hertogenbosch d.d. 24 februari 2010, p. 211-212 en p. 1757-1758.
11.Offerte architectenbureau [architectenbureau 3] aan de gemeente ’s-Hertogenbosch d.d. 9 februari 2010, p. 214 en p. 1760.
12.Offerte architectenbureau [architectenbureau 1] aan de gemeente ’s-Hertogenbosch d.d. 21 januari 2010, p. 216-218 en een overzicht waarop te zien is wanneer de offerte digitaal is opgeslagen, p. 220 en p. 1766.
13.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, van 21 september 2016, p. 2 en 3. Zie ook het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1163.
14.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, derde meervoudige kamer voor strafzaken, van 15 september 2020, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [interim hoofd ingenieursbureau] in opdracht van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, d.d. 17 juli 2020, p. 3, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
16.Schriftelijke opdrachtverlening door ing. [directeur Stadsbedrijven] , directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch, aan architectenbureau [architectenbureau 1] d.d. 25 maart 2010, p. 1820.
17.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2010 door [interim hoofd ingenieursbureau] namens de gemeente
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [bouwmanager ingenieursbureau] d.d. 14 november 2013, p. 1299-1300.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [teamleider gebouwen] d.d. 13 december 2013, p. 662.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [directeur bouwbedrijf 2] d.d. 5 maart 2012, p. 880-881.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [directeur bouwbedrijf 3] d.d. 24 januari 2012, p. 886-887.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [directeur bouwbedrijf 4] d.d. 20 januari 2012, p. 894-896.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [directeur bouwbedrijf 5] d.d. 24 januari 2012, p. 899-901.
24.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, van 21 september 2016, p. 3-4.
25.Proces-verbaal van aanbesteding d.d. 3 december 2009, p. 2156.
26.Proces-verbaal van aanbesteding d.d. 9 december 2009, p. 2159.
27.Offerte [bouwbedrijf 1] d.d. 3 december 2012, p. 2157-2158.
28.Offerte [installatiebedrijf 1] B.V. d.d. 9 december 2012, p. 2160-2161.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2014, p. 2572-2576; brief van de directeur van de Stadsbedrijven van de gemeente ’s-Hertogenbosch aan [handelsnaam onderneming medeverdachte] d.d. 9 december 2010, p. 2578-2580.
30.Brief juridisch adviseur mr. drs. [juridisch adviseur medeverdachte] aan de burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch d.d. 23 december 2010, p. 2581-2583.
31.Adviesrapportages [handelsnaam onderneming medeverdachte] , p. 2589-2944.
32.Rapport ingenieursbureau [ingenieursbureau] d.d. 8 februari 2011, p. 3079-3094; relaasproces-verbaal zaaksdossier 3 d.d. 23 december 2014, p. 2512-2514.
33.Zie inzake de voorgehouden stukken ook het in opdracht van de advocaat-generaal bij het ressortsparket ’s-Hertogenbosch opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2019, documentcode 1907121500.AMB, in hoger beroep afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
34.Processen-verbaal van verhoor getuige [teamleider gebouwen] d.dis. 13 december 2013 en 12 februari 2014, p. 653-664, p. 665-680 en p. 1823-1843.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige [technisch medewerker ingenieursbureau] d.d. 27 februari 2014, p. 3974-3994.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige [opdrachtgever project Stedelijk VSO Rosmalen] d.d. 18 maart 2014, p. 3995-4000.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige [directeur Stedelijk VSO Rosmalen] d.d. 21 maart 2014, p. 4008-4009.
38.Proces-verbaal van verhoor verdachte [directeur architectenbureau 1] d.d. 5 juni 2014, p. 4192-4293.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [projectleider Sport en Recreatie 1] d.d. 18 maart 2014, p. 4001-4005.
40.Proces-verbaal van verhoor getuige [directrice HBS] d.d. 25 maart 2014, p. 4010-4012.
41.Proces-verbaal van verhoor getuige [directeur installatiebedrijf 2] d.d. 17 april 2014, p. 4013-4020.
42.Proces-verbaal van bevindingen digitaal onderzoek d.d. 15 december 2014, p. 636-650 en Proces-verbaal van verhoor getuige [nieuwe eigenaar besloten vennootschap medeverdachte] d.d. 30 juni 2014, p. 4187-4191.
43.Overzicht door [besloten vennootschap medeverdachte] in rekening gebrachte en door de gemeente ’s-Hertogenbosch betaalde facturen, p. 2578-2579.
44.Bevindingen naar aanleiding van een onderzoek in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, p. 2518; Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens d.d. 17 april 2014, p. 4764; Brief juridisch adviseur mr. drs. [juridisch adviseur medeverdachte] aan de burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch d.d. 23 december 2010, p. 2581 en Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 24 september 2014, p. 1495.
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2014, p. 2511 en p. 2521-2529 in combinatie met de Analyse ‘opnamen [medeverdachte] en stortingen [verdachte] ’ op p. 3040-3047.
46.Analyse ‘opnamen [medeverdachte] en stortingen [verdachte] ’, p. 3041.
47.Proces-verbaal van verhoor getuige [bouwmanager ingenieursbureau] d.d. 14 december 2013, p. 2562.
48.Proces-verbaal van bevindingen zaaksdossier 3 d.d. 23 december 2014, p. 2522-2523.
49.Analyse ‘opnamen [medeverdachte] en stortingen [verdachte] ’, p. 3042-3043.
50.Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker ingenieursbureau] d.d. 3 december 2013, p. 3745-3746.
51.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, van 21 september 2016, p. 7.
52.Vgl. Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 januari 2014, p. 4420-4421.
53.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, derde meervoudige kamer voor strafzaken, van 15 september 2020, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .
54.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, derde meervoudige kamer voor strafzaken, van 15 september 2020, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .
55.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2014, p. 2511 en p. 2521-2529 in combinatie met de Analyse ‘opnamen [medeverdachte] en stortingen [verdachte] ’ op p. 3040-3047.
56.De verdachte kon bij gelegenheid van zijn verhoor door de Rijksrecherche overigens niet verklaren waarom hij ongeveer € 15.000,00 meer heeft gestort dan kort tevoren was opgenomen. Vide p. 4420 e.v., in het bijzonder p. 4426.
57.Zie onder meer Hoge Raad 22 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7077.