In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden voor het opzettelijk aanwezig hebben van meer dan veertien kilogram harddrugs, meer dan acht kilogram softdrugs en mishandeling. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de eerdere uitspraak zou bevestigen, maar met een zwaardere straf. De verdediging heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar de opgelegde straf aangepast. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 730 dagen, waarvan 628 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De uitspraak is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van het bewezenverklaarde van toepassing waren.