ECLI:NL:GHDHA:2019:597
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- N. Schaar
- R.M. Bouritius
- E.P.J. Myjer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in strafvervolging wegens schending van het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, is de verdachte, geboren in 1996 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, in hoger beroep gegaan tegen een eerdere strafbeschikking. De zaak betreft een feitencomplex waarbij de verdachte en zijn medeverdachten op 3 oktober 2017 te Vlaardingen zijn aangehouden voor het opzettelijk vernielen van een huif van een trailer, die toebehoorde aan een derde partij. Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 maart 2019 werd duidelijk dat de zaken tegen de medeverdachten van de verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], op een andere manier waren afgedaan. Het Openbaar Ministerie was in de zaak van [medeverdachte 3] niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de verdachte wel werd vervolgd. Dit leidde tot de vraag of er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien de verdachte en zijn medeverdachten in gelijke omstandigheden verkeerden.
Het hof oordeelde dat er geen relevante verschillen waren tussen de zaak van de verdachte en die van zijn medeverdachten, wat leidde tot de conclusie dat de beslissing om de verdachte te vervolgen niet door een redelijk handelend officier van justitie kon worden genomen. Het hof verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging, waarbij het vonnis waarvan beroep werd vernietigd. Dit arrest benadrukt het belang van het gelijkheidsbeginsel in het strafrecht en de noodzaak voor een consistente behandeling van gelijke gevallen.