In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 oktober 2020, betreft het een incident tot zekerheidstelling van proceskosten in hoger beroep. De appellant, wonende in Ghana, was eerder veroordeeld om een bedrag van € 33.500,-- te betalen aan de geïntimeerden, die nu zekerheid vorderen voor de proceskosten en schadevergoeding. De rechtbank had de appellant in een eerder vonnis niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet tegen de veroordeling. De geïntimeerden stellen dat de appellant geen bekende woonplaats in Nederland heeft en dat verhaal op zijn bezittingen in Ghana niet mogelijk is. Het hof oordeelt dat de appellant in de procedure bij de rechtbank moet worden aangemerkt als de oorspronkelijke gedaagde, waardoor de vordering van de geïntimeerden tot zekerheidstelling wordt afgewezen. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak, die is verwezen naar de rol voor memorie van grieven op 10 november 2020.