Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6355759 CV EXPL 17-8802)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 20 augustus 2019 met een productie (de bestreden vonnissen);
- de memorie van grieven van [appellant] van 12 november 2019 met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 4 februari 2020.
3.De beoordeling
In deze overeenkomst is - voor zover voor de beoordeling van belang - het volgende vermeld:
“De koopprijs/tegenprestatie bestaat uit een betaling door koper zoals omschreven in de koopovereenkomst van een bedrag van eenhonderd elfduizend zeshonderd euro (€ 111.600,00) alsmede door het meedelen in na te melden hypothecaire leningen tot een bedrag van een/achtste gedeelte van de huidige totale hypothecaire leningen, welk gedeelte bedraagt eenhonderd zevenenzeventigduizend tweeënzestig euro en vijftig eurocent (€ 177.062,50), zodat de totale koopsom/tegenprestatie tweehonderd achtentachtigduizend zeshonderdtweeënzestig euro en vijftig eurocent (€ 288.662,50) bedraagt. Van dit totaalbedrag is door koper voldaan door storting op een kwaliteitsrekening van (…) [notariskantoor] ., voormeld bedrag van (…) (€ 111.600,00).Verkoper verleent koper kwitantie voor de betaling van de totale koopprijs/tegenprestatie. (...)”
“dec 2012.doc”. Voor zover relevant zijn de volgende getallen aangepast. Bij het bedrag van de kapitaalstorting is een bedrag vermeld van
€ 111.600,00(in plaats van € 90.200). Bij het bedrag van de achtergestelde geldlening is een bedrag van
…oktober 2012”, waarbij
“oktober”is doorgestreept. Daarboven is handgeschreven vermeld:
“4 december”.
- tot betaling van een bedrag van € 4.708,00 wegens onverschuldigd betaalde rente over een (achtergestelde) geldlening van € 138.400,00 over de jaren 2013 tot en met 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017 tot de dag van algehele voldoening;
- tot betaling van een bedrag van € 54.580,11 wegens het door [geïntimeerde] aan [appellant] verschuldigde bedrag van € 177.062,50 waarvoor [geïntimeerde] mee diende te delen in de hypothecaire leningen van [appellant] , verrekend met de aan [geïntimeerde] toekomende opbrengst van het [bedrijfsverzamelgebouw] [plaats] van € 122,482,49, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 54.580,11 vanaf 1 december 2017 tot de dag van algehele voldoening;
- tot betaling van een bedrag van € 189.183,00 wegens het door [geïntimeerde] aan [appellant] , naar rato, verschuldigde bedrag van het negatief resultaat van het [bedrijfsverzamelgebouw] [plaats] over de jaren 2014 tot en met 2016, althans het door de kantonrechter, al dan niet na raadpleging van een (externe) ter zake deskundige, in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over het te betalen bedrag vanaf 1 december 2017 tot de dag van algehele voldoening,
(1) overwogen dat een deskundigenonderzoek naar de ondertekening van de participatieovereenkomst van december 2012 dient te worden uitgevoerd,
(2) [appellant] toegelaten tot bewijslevering inzake het gestelde meedelen van [geïntimeerde] in de hypothecaire leningen van [appellant] , en
(3) de vordering van [appellant] inzake het gestelde meedelen van [geïntimeerde] in het negatief resultaat van het [bedrijfsverzamelgebouw] niet toewijsbaar geoordeeld.
- i) de gestelde verplichting tot meedelen in de hypothecaire leningen van [appellant] (vordering c. van [appellant] ),
- ii) de omvang van de achtergestelde lening (de vordering van [geïntimeerde] en vorderingen a. en b. van [appellant] ), en
- iii) de gestelde verplichting tot meedelen in het negatieve exploitatieresultaat van het [bedrijfsverzamelgebouw] over de jaren 2014 tot en met 2016 (vordering d. van [appellant] ).
“kapitaalsbelang”.Dit, terwijl ter uitvoering daarvan levering van een deel van een
onroerende zaakheeft plaatsgevonden. Vooralsnog moet het er dan ook voor worden gehouden dat hierover in november 2012 nadere afspraken zijn gemaakt tussen partijen. (Daarbij neemt het hof in aanmerking dat als onvoldoende betwist vaststaat dat de participatieovereenkomst van oktober 2012 dateert van 30 oktober 2012). Daarnaast heeft [geïntimeerde] zelf aangevoerd dat hij vanaf medio november 2012 concepten van de akte van levering heeft ontvangen, waarin de bedragen afweken van de bedragen in de participatieovereenkomst van oktober 2012 (zie onder andere conclusie van antwoord in reconventie nrs 7, 37 en 38). Hij stelt hierover contact met [registeraccountant] te hebben gehad.
In het kader van de vordering tot terugbetaling van teveel betaalde rente (zie r.o. 3.8 onder a.), draagt [appellant] naar het voorlopig oordeel van het hof de stelplicht en bewijslast van de stelling dat hij onverschuldigd heeft betaald, omdat er een nieuwe overeenkomst met een verlaagd lening bedrag van € 138.400,00 is gesloten (de participatieovereenkomst van december 2012).
- Welke contacten en communicatie tussen [geïntimeerde] en/of [appellant] en/of [registeraccountant] en/of anderen over de (verschillende versies van de) participatieovereenkomst en de (concepten voor de) akte van levering zijn er geweest?
- Hoe zijn deze concreet verlopen?
- Wie waren daar bij betrokken/aanwezig?
- Op welke data was dit?
- Wat hebben partijen (met elkaar en/of met [registeraccountant] ) concreet besproken en afgesproken over de exacte betekenis van (de bepaling over) het door [geïntimeerde] meedelen in de hypothecaire leningen van [appellant] ?
- Wie waren daar bij betrokken/aanwezig?
- Wanneer was dit?
- Hoe is er daadwerkelijk afgerekend bij de notaris?
- Zijn er stukken beschikbaar waaruit blijkt welke betalingen toen op welke rekeningen zijn verricht?
- Wat hebben partijen concreet besproken en afgesproken over participatie van [geïntimeerde] in de exploitatieresultaten van [bedrijfsverzamelgebouw] ??
- Wie waren daar bij betrokken/aanwezig?
- Wanneer was dit?
concreteopties voor het treffen van een minnelijke regeling ten aanzien van de diverse onderdelen van dit geschil.