Uitspraak
7345933 AZ VERZ 18-104
5.Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 februari 2020;
- het V8-formulier van mr. Van Kuijk, ingekomen ter griffie op 9 maart 2020, waarin wordt bericht dat [de werkgever] geen nieuwe getuigen wil horen en hiermee de enquête sluit;
- het V8-formulier van mr. Van den Bouwhuijsen, ingekomen ter griffie op 9 maart 2020, waarin wordt bericht dat [de werknemer] ervoor kiest geen getuigen in contra-enquête te horen;
- de akte uitlaten na enquête van [de werkgever] , ingekomen ter griffie op 9 april 2020;
- de akte uitlaten na enquête van [de werknemer] met producties 42-48, ingekomen ter griffie op 6 mei 2020;
- de akte uitlaten producties van [de werkgever] , ingekomen ter griffie op 9 juni 2020;
- de antwoordakte uitlaten producties (‘uitlating na akte uitlaten producties’) van [de werknemer] , ingekomen ter griffie op 6 juli 2020.
6.De verdere beoordeling
- de heer [getuige 1] (in de praktijk gespeld als [getuige 1] ), van 2014 tot mei
2019 werkzaam bij [de werkgever] , eerst als algemeen directeur en vanaf augustus 2018 als
commercieel directeur;
De getuigen zullen hierna met hun achternaam worden aangeduid.
Gelet op het voorgaande is niet vast komen te staan dat de getuigen het getuigenverhoor samen hebben voorbereid. Daarnaast heeft het hof op basis van de afgelegde getuigenverklaringen geen aanwijzing dat de getuigen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
[getuige 1] verklaart dat de functietoeslag bij [de werkgever] is ingevoerd voor drie situaties. Iemand kan volgens hem een functietoeslag krijgen:
1) tijdelijk, vooruitlopend op een definitieve plaatsing in een hoger gewaardeerde functie;
[getuige 2] en [getuige 3] bevestigen de verklaring van [getuige 1] over de reden voor de functietoeslag van [de werknemer] . [getuige 2] verklaart dat zij de reden van [getuige 1] heeft vernomen en dit op papier moest zetten. Zij verklaart dat zij de brieven uit het dossier aan [de werknemer] van 24 januari 2017 en 26 januari 2018 heeft opgesteld. [getuige 3] verklaart dat hij meerdere keren met [getuige 1] heeft gesproken over de functietoeslag van [de werknemer] . [getuige 3] verklaart tevens dat hij meerdere malen met [de werknemer] heeft gesproken over de redenen van zijn functietoeslag en dat [de werknemer] zelf heeft verklaard dat hij de functietoeslag kreeg vanwege e-mails en telefoontjes.
Uit de verklaringen van de getuigen volgt dat de reden van de functietoeslag met [de werknemer] is gecommuniceerd en voor hem duidelijk was, ook indien hij de brief van januari 2017 niet zou hebben ontvangen. Tegenover de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] staan geen andere verklaringen, nu [de werknemer] ervan heeft afgezien om zichzelf of andere getuigen te laten horen.
Hiermee staat echter nog niet vast dat [de werknemer] (zoals in de ontslagbrief is vermeld) ‘frequent en structureel meer uren dan werktijd heeft genoteerd dan hij daadwerkelijk heeft gewerkt’. Het hof wil in ieder geval met partijen bespreken hoe de uitkomst van de bewijslevering zich verhoudt tot de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde reden, in hoeverre deze reden vast staat en of er sprake is van een dringende reden. Het hof zal derhalve een comparitie van partijen gelasten.
heeft als reactie op dit overzicht als productie 33 bij het beroepschrift een overzicht overgelegd. Hij stelt dat uit dit overzicht blijkt dat er 20 uur en 53 minuten meer door de black box is geregistreerd dan [de werkgever] in haar overzicht heeft opgenomen. In dat als productie 33 overgelegde overzicht wordt onderaan dat document vermeld dat [de werkgever] 13 uur en 45 minuten aan fouten heeft gemaakt en dat er in totaal een verschil is van 20 uur en 53 minuten tussen de informatie zoals [de werknemer] deze uit de black box heeft afgeleid en het overzicht van [de werkgever] . Volgens [de werknemer] resteren derhalve 13 uur en 32 minuten (34 uur en 25 minuten minus 20 uur en 53 minuten). [de werknemer] stelt vervolgens in zijn akte uitlating na enquête van 6 mei 2020 dat hij 6 uur en 40 minuten hiervan niet kan controleren, omdat door [de werkgever] van 20 data geen black boxgegevens aan hem zijn verstrekt. De kans om aan te tonen dat [de werkgever] het niet bij het juiste eind heeft wordt hem op deze manier ontnomen, aldus [de werknemer] .
aan hem zijn verstrekt en dat hij daardoor 6 uur en 40 minuten niet kan controleren.