Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[appellant] ,
[geïntimeerde] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De vorderingen in hoger beroep
4.De beoordeling van het hoger beroep
welkeinboedelgoederen van [geïntimeerde] nu precies door [appellant] onrechtmatig op straat zijn gezet en als gevolg daarvan zijn beschadigd. Het staat [appellant] dus, anders dan [geïntimeerde] meent, geheel vrij om in de onderhavige schadestaatprocedure tegen die inboedellijst verweer te voeren, en dat doet hij ook, zoals hier zal blijken.
inclusiefhet niet (gemotiveerd) weersproken commentaar daarop door [appellant] tot uitgangspunt te worden genomen, alsmede hetgeen daaromtrent in rov. 4.3 door het hof is beslist. Rov. 2.5 van het bestreden tussenvonnis van de kantonrechter is daarom niet juist, zodat het vonnis niet in stand kan blijven en dient te worden vernietigd. Hoewel terugverwijzen van de zaak ongetwijfeld vertragend werkt, staat daartegenover het belang van beide partijen dat de zaak in twee feitelijke instanties kan dienen. Dat geldt temeer nu het hier het appel van een tussenvonnis betreft en nog de nodige instructie dient plaats te vinden, waaronder een nadere onderbouwing van schadeposten door [geïntimeerde] en een door de kantonrechter aangekondigd deskundigenbericht. Om die redenen ligt in de rede dat het hof de zaak terugverwijst naar de kantonrechter om met inachtneming van 's hofs arrest de zaak verder te beslissen (artikel 356 Rv).
€ 1.959(1 punt tarief IV)