Hieraan is door en namens [appellant] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. Allereerst geeft de advocaat van [appellant] aan dat hij bij het indienen van zijn beroepschrift direct verzocht heeft om een termijn voor het indienen van grieven. Hij had het vonnis waarvan beroep weliswaar reeds in zijn bezit (en ook aan het ingediende beroepschrift gehecht), maar omdat hij slechts een “eenpitter” is en de beroepstermijn in dit soort zaken erg kort is zag hij geen kans om al direct, dat wil zeggen binnen de reguliere beroepstermijn, een volledig beroepschrift op te stellen en in te dienen. Nadat hij (later) van het hof een brief had ontvangen dat de termijn voor het indienen van grieven verlopen was heeft hij met de griffie van het hof gebeld en verzocht om een nadere termijn voor het alsnog indienen van grieven. Deze termijn is hem vervolgens niet verstrekt, hetgeen hem heeft verbaasd omdat hij een dergelijke termijn naar eigen zeggen in voorkomende gevallen normaliter wel krijgt.
Vervolgens stelt [appellant] dat de echtscheiding voor veel problemen heeft gezorgd, maar dat hij nu zijn leven weer aardig op de rails heeft. De schuld aan de verhuurder ( [verhuurder] ) is thans opgelost en de kleinere nieuwe schulden zijn inmiddels voldaan. [appellant] heeft geen stukken overgelegd waaruit kan worden herleid dat de schuld aan [verhuurder] inderdaad niet meer bestaat, maar een en ander blijkt volgens hem afdoende uit het feit dat hij via [verhuurder] een andere woning heeft kunnen betrekken, te weten aan het adres [adres] .
Met betrekking tot de schuld aan ISD Brabantse Wal merkt hij op dat inmiddels is overeengekomen dat deze schuld nog maar voor de helft door hem hoeft te worden afgelost. De andere helft zal door zijn ex-vrouw worden voldaan, althans op haar worden verhaald, zodat voor [appellant] een te betalen bedrag van circa € 5.000,00 resteert. Stukken waaruit deze regeling blijkt heeft hij niet voorhanden.
Voorts stelt [appellant] dat hij met de bewindvoerder heeft afgesproken dat hij deze in afwachting van de uitkomst van dit hoger beroep niet hoeft te informeren. [appellant] stelt dat hij voorheen de bewindvoerder wel steeds voldoende geïnformeerd heeft en dat de bewindvoerder van alle relevante zaken en kwesties op de hoogte was. Dat geldt niet voor het stuk grond date zijn ex-vrouw in Roemenië heeft. [appellant] wist hier ook niets van en zijn ex-vrouw heeft dit feit bij gelegenheid van de toelatingszitting ook verzwegen.
Desgevraagd erkent [appellant] dat hij voor het aflossen van zijn nieuwe schulden geen plan van aanpak heeft opgesteld. Maar de nieuwe restschuld bedraagt naar zijn idee nog circa
€ 5.000,00 en hij acht zichzelf in staat om hierop maandelijks een bedrag van tussen de
€ 200,00 en € 300,00 af te lossen, zeker nu hij binnenkort voor de duur van tenminste één jaar fulltime als chauffeur aan het werk kan.