3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 2000, is in het kader van zijn beroeps begeleidende leerweg (BBL) op 1 oktober 2018 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij [appellant] . De arbeidsovereenkomst had een looptijd tot 31 juli 2019. De functie die [verweerder] vervulde was die van leerling loonwerker, met een salaris van laatstelijk € 1.099,50 bruto per maand.
3.1.2.In de arbeidsovereenkomst staat onder meer:
“Artikel 1 : algemene arbeidsvoorwaarden1.1. Deze arbeidsovereenkomst is aangegaan in het kader van de BBL-opleiding die de werknemer volgt. Deze arbeidsovereenkomst is onlosmakelijk verbonden aan de opleiding machinist.(…)1.3. Op het moment dat de leerovereenkomst voortijdig door leerling dan wel door school (al dan niet in overleg met of op aangeven van werkgever) wordt beëindigd, eindigt deze arbeidsovereenkomst per dezelfde datum.”
3.1.3.Op 16 mei 2019 heeft [verweerder] zich (gedeeltelijk) ziekgemeld wegens een ontsteking van zijn knie. Vanaf begin juni 2019 heeft [verweerder] zijn werkzaamheden gedeeltelijk hervat.
3.1.4.Op 11 juni 2019 heeft [vader van appellant] (vader van [appellant] ) een WhatsApp bericht aan [verweerder] gezonden, waarin hij [verweerder] heeft gesommeerd om de volgende dag ’s ochtends om 8 uur aanwezig te zijn.
3.1.5.Op 12 juni 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [vader van appellant] en [verweerder] over het dienstverband tussen [verweerder] en [appellant] .
3.1.6.Op 13 juni 2019 heeft [appellant] een brief aan [verweerder] verzonden met de volgende inhoud:
“Aan de hand van deze brief bevestigen wij op jouw initiatief de beëindiging van jouw arbeidsovereenkomst, zoals tussen ons is overeengekomen op 12-06-2019 in aanwezigheid van [vader van appellant] .De arbeidsovereenkomst zal per 12-06-2019 worden beëindigd. Deze beëindiging vindt plaats in goed overleg en met wederzijds goedvinden.
Gelieve de kopie van deze brief voor akkoord te ondertekenen (…)”
[verweerder] heeft deze brief geretourneerd noch voor akkoord ondertekend.
3.1.7.[verweerder] heeft bij brief van 17 juni 2019 verzocht om uitbetaling van het loon van de maand mei. Ook heeft hij verzocht om het salaris normaal door te blijven betalen zoals in het arbeidscontract is bepaald.
3.1.8.Bij e-mailbericht van 27 juni 2019 bericht [onderwijsspecialist] , onderwijsspecialist van het Techniek College [plaats] aan [appellant] het volgende:
“Dit betreft de beëindiging van de praktijkovereenkomst van [verweerder] .Naar aanleiding van het gesprek dat er is geweest met de heer [vader van appellant] op 12 juni en de redenen tot verbreking van de praktijkovereenkomst is deze mail.
Wij zullen en hebben als Techniek College [plaats] per 12-6 de praktijkovereenkomst van [verweerder] met [appellant] verbroken (…)”
3.1.9.Bij brief van 28 juni 2019 heeft de gemachtigd van [verweerder] [appellant] aangeschreven waarbij namens [verweerder] is ontkend en betwist dat hij heeft ingestemd met de opzegging van de arbeidsovereenkomst met ingang van 12 juni 2019.
3.1.10.Per e-mailbericht van 2 juli 2019 reageert [boekhouder] , de boekhouder van [appellant] hierop met de mededeling dat [verweerder] op 12 juni 2019 in een gesprek met [vader van appellant] zijn dienstverband bij [appellant] heeft opgezegd en dat door het opleidingsinstituut de praktijkovereenkomst is verbroken en - indien de arbeidsovereenkomst niet door opzegging van [verweerder] is geëindigd - deze is geëindigd op grond van art. 1 lid 3 van de arbeidsovereenkomst door het voortijdig stoppen van de opleiding.
3.2.1.In deze procedure verzocht [verweerder] bij de kantonrechter:
- vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst;
- veroordeling van [appellant] tot betaling van niet betaald loon over april 2019 tot een bedrag van € 500,-- netto vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- veroordeling van [appellant] tot doorbetaling van het loon over de maanden mei (€ 1.749,56 netto), juni (1.099,50 netto) en juli 2019 (€ 1.099,50 netto), vermeerderd met 8% vakantietoeslag , de wettelijke rente en de wettelijke verhoging;
- veroordeling van [appellant] tot uitbetaling van 21 niet genoten vakantiedagen vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging;
- veroordeling van [appellant] tot betaling van € 119,--.;
- veroordeling van [appellant] tot afgifte van de salarisspecificaties over juni en juli 2019 op straffe van een dwangsom;
- veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding, daaronder begrepen de nakosten.
3.2.2.Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de vorderingen van [verweerder] toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke verhoging is gematigd tot 25% en dat geen dwangsom is verbonden aan de veroordeling tot afgifte van de salarisspecificaties.