3.1In overweging 3.3 van het eindvonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
3.1.1[geïntimeerden] zijn de zoons van [appellant] en mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster). [appellant] en erflaatster waren gehuwd, tussen hen bestond een wettelijke gemeenschap van goederen.
3.1.2Erflaatster is op [datum] 2016 overleden. Zij heeft over haar nalatenschap beschikt bij testament van 3 april 1986 en wel door een ouderlijke boedelverdeling (art. 4:1167 (oud) BW). In het testament heeft erflaatster haar echtgenoot het recht gegeven om de ouderlijke boedelverdeling geheel niet te aanvaarden.
3.1.3In de verklaring van erfrecht van 19 mei 2017 staat dat [appellant] binnen de daarvoor in het testament gestelde termijn bij onderhandse akte heeft verklaard de ouderlijke boedelverdeling geheel niet te aanvaarden.
3.1.4[geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [appellant] zijn ieder voor 1/3 gedeelte de erfgenamen van erflaatster.
3.1.5Tussen partijen is een geschil ontstaan over de afwikkeling van de nalatenschap en de uitleg van het testament. In dat kader hebben partijen op 8 februari 2017 een minnelijke regeling gesloten die is vastgelegd in twee vaststellingsovereenkomsten: een ‘Vaststellingsovereenkomst toebedeling woning’ en een ‘Vaststellingsovereenkomst’.
3.1.6In de Vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
2. De kosten verbonden aan de woning staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats] aan de [adres] zullen worden voldaan, tot aan de verkoop en levering van de woning, van de twee genoemde bankrekeningen op naam van erflaatster (…) zonder nadere verrekening. Onder kosten wordt verstaan, de maandelijkse rente en aflossingen van de hypotheken afgesloten bij ING (…) en Nationale Nederlanden (…), de eigenaarslasten, gebruikerslasten, onderhoudslasten en verzekeringen. (…)
Artikel 3 Bankrekeningen(…)
1. De bankrekening bij de Rabobank met rekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van erflaatster, de bankrekening bij de ING Bank met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van erflaatster en de heer [appellant] , de bankrekening bij Centraal Beheer [rekeningnummer] zullen na verkoop en levering van de woning aan [geïntimeerde 1] respectievelijk aan een derde, worden opgeheven.
2. Indien er na verkoop- en levering van de woning, zoals genoemd in artikel 2 een positief saldo resteert op de in artikel 3 lid 1 genoemde bankrekeningen, zal dit saldo worden verdeeld tussen partijen in de verhouding 50% voor de heer [appellant] en 25% voor [geïntimeerde 1] en 25% voor [geïntimeerde 2] . (…)
Artikel 8 Inboedelgoederen en lijfsieraden
1. De inboedelgoederen die zich in de woning aan de [adres] te [plaats] bevinden, worden toebedeeld aan [appellant] , onder verrekening van de waarde die partijen daar in onderling overleg aan hebben toegekend. (…)”.
3.1.7Erflaatster was op het moment van overlijden voor 99/500ste deel mede-eigenaar van het appartement in de [adres] ( [postcode] ) in [plaats] , waar haar moeder destijds woonde (hierna: het appartement). Haar moeder, broers en zussen waren de overige mede-eigenaren: haar moeder voor 1/100ste deel, haar broers en zussen ieder ook voor 99/500ste deel. De eigendomsaandelen in het appartement zijn op 2 juni 2006 aan hen geleverd.
3.1.8De moeder van erflaatster is in een overeenkomst van kwijtschelding van november 2007 met haar kinderen, waaronder erflaatster, overeengekomen dat zij de vordering op haar kinderen met betrekking tot de aankoop van het appartement jaarlijks, vanaf 2007 tot en met 2010, in gedeelten kwijtscheldt. In de overeenkomst is overeengekomen:
“
Deze kwijtscheldingen geschieden onder de volgende voorwaarde: (…)
Dat het kwijtgescholdene (…) niet zal vallen in enige huwelijksgoederengemeenschap (…).
In afwijking van het hiervoor bepaalde wordt de alsdan nog resterende waarde van hetgeen geacht wordt te zijn verkregen door een afstammeling van mij wel in de verdeling of verrekening betrokken in geval het huwelijk of de samenleving van die verkrijger eindigt door zijn/haar overlijden, mits hij/zij ten tijde van zijn/haar overlijden in wettelijke algehele gemeenschap van goederen was gehuwd (…)”.
3.1.9Bij de verdeling van de nalatenschap van erflaatster door partijen is het eigendomsaandeel van erflaatster in het appartement buiten beschouwing gebleven.
3.1.10Moeder van erflaatster is overleden op [datum] 2017. Het appartement is daarna verkocht en in 2018 geleverd aan derden. Om die reden is een bedrag van
€ 186.165,01 ontvangen. Aan [appellant] is 99/500ste deel hiervan betaald, te weten € 36.860,67.
3.2.1.[geïntimeerden] vorderden in eerste aanleg (in conventie), na wijziging van eis, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verkort weergegeven:
i. te verklaren voor recht dat [appellant] het eigendomsaandeel in het appartement opzettelijk heeft verzwegen/zoekgemaakt en/of verborgen heeft gehouden voor [geïntimeerden] , terwijl dit eigendomsaandeel tot de huwelijksgoederengemeenschap tussen hem en erflaatster behoorde en nadien behoorde tot de nalatenschap van erflaatster;
ii. te verklaren voor recht dat het eigendomsaandeel van [appellant] in het appartement op grond van artikel 3:194 lid 2 BW door [appellant] is verbeurd en derhalve aan [geïntimeerden] toekomt;
iii. [appellant] te veroordelen tot voldoening aan [geïntimeerden] van primair € 36.860,67, subsidiair € 18.430,34 en meer subsidiair € 12.286,89, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, binnen 2 dagen na het vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente als dit bedrag niet binnen veertien dagen na de datum van het vonnis is betaald aan [geïntimeerden] ;
iv. [appellant] te veroordelen de rekeningen van de cv en het riool ad € 186,65 binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te voldoen aan [geïntimeerden] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 16 juli 2017;
v. [appellant] te veroordelen de rekeningen van de kosten verband houdende met de afscheidsdienst van erflaatster van € 499,80 te voldoen aan [geïntimeerden] , binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2017;
vi. [appellant] te veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording aan [geïntimeerden] conform de tussen partijen overeengekomen volmacht, door afgifte van alle bankafschriften vanaf 21 september 2016 waarop de af- en bijschrijvingen staan van de bank- en spaarrekeningen [rekeningnummer] , [rekeningnummer] en spaarrekening van Centraal Beheer met nummer [rekeningnummer] , binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, aan [geïntimeerden] te verstrekken, op straffe van een dwangsom;
vii. [appellant] te veroordelen tot nakoming van de in artikel 3.1 van de vaststellingsovereenkomst overeengekomen afspraken, in die zin dat [appellant] dient over te gaan tot verdeling van de saldi op de bank- en spaarrekeningen [rekeningnummer] , [rekeningnummer] en spaarrekening van Centraal Beheer met nummer [rekeningnummer] in de verhouding 50% voor [appellant] en 50% voor [geïntimeerden] door middel van betaling aan [geïntimeerden] , binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 16 juli 2017;
viii. [appellant] te veroordelen tot een schadevergoeding die in de plaats treedt van de 12 door [appellant] weggegooide dozen op zolder van € 500,00 die in eigendom toebehoorden aan [geïntimeerden] , althans een in goede justitie te bepalen bedrag, op grond van onrechtmatige daad, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen aan [geïntimeerden] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2017;
ix. [appellant] te veroordelen in de kosten van de procedure inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten als [appellant] deze niet binnen 14 dagen na de datum van het vonnis zal hebben betaald.
3.2.2[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
[appellant] vorderde in eerste aanleg (in reconventie), bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verkort weergegeven:
1. [geïntimeerden] te veroordelen aan hem binnen 48 uur na de datum van het vonnis af te geven de in randnummer 82 van zijn conclusie genoemde roerende zaken, op straffe van een dwangsom, althans voor zover de vordering tot afgifte niet toewijsbaar is [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen aan hem een schadevergoeding te betalen van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het instellen van deze eis;
2. [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, met inbegrip van de nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis.
3.2.3[geïntimeerden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Ook dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4In het vonnis van 29 augustus 2018 heeft de rechtbank, met betrekking tot de vorderingen van [geïntimeerden]
in conventieonder:
i en ii: verklaard voor recht zoals door [geïntimeerden] gevorderd, in die zin dat [appellant] het eigendomsaandeel
van erflaatsterin het appartement
opzettelijk heeft verzwegenvoor [geïntimeerden] , terwijl dit eigendomsaandeel tot de huwelijksgoederengemeenschap tussen hem en erflaatster behoort en nadien
voor de helfttot de nalatenschap van erflaatster (vonnis rov. 4.1) en het
aandeelvan [appellant] in het
gedeelte van het appartement dat tot de nalatenschap van erflaatster behoortis verbeurd en [geïntimeerden] toekomt (rov. 4.2);
iii: het subsidiair gevorderde toegewezen en [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van € 18.430,34, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de datum van het vonnis tot de dag van volledige betaling (vonnis rov. 4.3);
v: [appellant] veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan [geïntimeerden] te betalen een bedrag van
€ 249,90, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 20 november 2017 tot de dag van volledige betaling (vonnis rov. 4.4);
vi: [appellant] veroordeeld om binnen
vier wekenna betekening van het vonnis rekening en verantwoording aan [geïntimeerden] af te leggen conform de tussen partijen overeengekomen volmacht, door afgifte van alle bankafschriften vanaf 21 september 2016 waarop de af- en bijschrijvingen staan van de bank- en spaarrekeningen [rekeningnummer] , [rekeningnummer] en spaarrekening van Centraal Beheer met nummer [rekeningnummer] (vonnis rov. 4.5); en
vii: [appellant] veroordeeld om de in art. 3.1 van de vaststellingsovereenkomst overeengekomen afspraken na te komen, in die zin dat [appellant] dient over te gaan tot verdeling van de saldi op de bank- en spaarrekeningen [rekeningnummer] , [rekeningnummer] en spaarrekening van Centraal Beheer met nummer [rekeningnummer] in de verhouding 50% voor [appellant] en 50% voor [geïntimeerden] ,
met inachtneming van hetgeen [appellant] blijkens zijn productie 1 reeds aan [geïntimeerden] heeft betaald, door binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het [geïntimeerden] nog toekomende bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hen te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 20 november 2017 tot de dag van volledige betaling (vonnis rov. 4.6).
De vorderingen onder iv en viii zijn afgewezen (iv: betaling van rekeningen van € 186,65 voor de cv en het riool en viii: schadevergoeding van € 500,- voor 12 weggegooide dozen). Het vonnis is wat betreft rov. 4.3 tot en met 4.6 uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank heeft
in reconventie[geïntimeerden] hoofdelijk veroordeeld om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 1.438,61, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 28 februari 2018 tot de dag van volledige betaling.
In conventie en reconventiezijn de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.