2.9De hiervoor in dit artikel genoemde regeling met betrekking tot de partneralimentatie kan niet worden gewijzigd bij rechterlijke uitspraak De regeling dient als een geheel te worden beschouwd met de overige regelingen die partijen hebben getroffen.”
c) In de echtscheidingsbeschikking is – voor zover hier van belang - het volgende beslist:
“Neemt de getroffen onderlinge regelingen, zoals vermeld in het (…) overgelegde convenant (...) op in deze beschikking onder verwijzing naar de aangehechte kopieën van voormeld convenant (...);
Veroordeelt de man om vanaf de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw voor haar levensonderhoud te betalen een bedrag van € 5.000,00 euro bruto per maand (…);
Bepaalt dat de verplichting tot het betalen van partneralimentatie definitief eindigt met ingang van uiterlijk januari 2022, zonder dat deze termijn nog kan worden verlengd een en ander conform artikel 2.4 van voormeld convenant.”
d) Er zijn vervolgens op initiatief van [appellant] tussen partijen zowel onderhandelingen als procedures gevoerd.
e) Op 5 maart 2018 heeft [appellant] bij de rechtbank Amsterdam een verzoekschrift nihilstelling partneralimentatie ingediend en verzocht een voorlopige voorziening te treffen om de executiemaatregelen van [geïntimeerde] op te schorten hangende de bodemprocedure.
f) Bij beschikking van 18 april 2018 heeft de rechtbank Amsterdam de gevraagde voorlopige voorziening geweigerd.
g) Op 2 mei 2018 heeft [appellant] een kort geding aanhangig gemaakt met betrekking tot de partneralimentatie. Partijen hebben ter zitting van de behandeling van het kort geding op 23 mei 2018 een voorlopige regeling getroffen die is neergelegd in het proces-verbaal van de zitting (prod. 12 dagv.). De regeling luidt als volgt:
“Partijen zijn het volgende overeengekomen:
1. Totdat de rechtbank in de bodemprocedure tot wijziging van de alimentatie zal hebben beslist, zal de man vanaf 1 juni 2018 bij vooruitbetaling aan de vrouw een bedrag van € 4.500.00 bruto per maand aan alimentatie betalen.
2. Een bedrag van € 500.00 bruto per maand aan alimentatie uitgaande van de beschikking van 26 maart 2010 zal worden verrekend met de schulden van de vrouw aan de man, indien die in de bodemprocedure komen vast te staan.
Indien dat niet het geval is dan zal de man alsnog de hiervoor bedoelde maandelijkse betaling van € 500.00 bruto aan de vrouw voldoen.
3. De vrouw zal geen executiemaatregelen treffen uit hoofde van de beschikking van 26 maart 2010 zolang de man zich aan de hiervoor genoemde afspraken houdt.
4. Deze procedure wordt geroyeerd. Iedere partij draagt de eigen kosten”.
h) Bij brief van 19 december 2019 heeft (de advocaat van) [appellant] aan [geïntimeerde] mededeling gedaan van de overdracht van vorderingen van [de holding] Holding B.V. op [geïntimeerde] uit hoofde van verstrekte leningen aan [appellant] , aanspraak gemaakt op terugbetaling en meegedeeld dat [appellant] ingaande 1 januari 2019 maandelijks een bedrag van € 1.850,= aan aflossing zal verrekenen met de verschuldigde alimentatie van € 5.000,= (randnummer 9 dagv.).
i. i) In januari 2019 heeft [geïntimeerde] de deurwaarder verzocht de beschikking van 6 maart 2010 te gaan executeren.
j) Bij beschikking van 22 februari 2019 van de rechtbank Amsterdam is [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot nihilstelling van de alimentatie.
k) [appellant] heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
l) Op 14 maart 2019 is door de deurwaarder aan [appellant] een exploot betekend (prod. 15 dagv.), waarin namens [geïntimeerde] aanspraak wordt gemaakt op betaling van achterstallige alimentatie tot een bedrag van € 153.470,94 en is beslag aangekondigd.