Uitspraak
1.De gedingen in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met de procesdossiers van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 1 november 2019;
- het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 27 januari 2020;
- een brief van 19 november 2019 van mr. Gelok met het proces-verbaal van de mondelinge behandelingen in eerste aanleg op 24 juli 2019; [verweerster] heeft alsnog ter zitting een kopie van dit proces-verbaal ontvangen en van de inhoud daarvan kennis genomen;
- de brief van mr. Gelok van 9 juli 2020;
3.De beoordeling
(…) Gedurende de afgelopen jaren hebben zich meerdere incidenten voorgedaan (…). In het gros van de gevallen ging het daarbij om het feit dat u zaken die [verweerster] in eigendom toebehoorden zonder toestemming mee naar huis heeft genomen. (…)
zaak 1aangevoerd dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, dat hij berust in de opzegging en aanspraak maakt op een billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW, de transitievergoeding en de vergoeding ex artikel 7:671 lid 10 BW (bedoeld is artikel 7:672 lid 10 BW, hof).
zaak 2gesteld dat [appellant] haar door zijn opzet of schuld reden heeft gegeven om hem op staande voet te ontslaan en heeft verzocht [appellant] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 677 lid 2 en 3 sub a BW van € 5.281,20.
zaak 1en zijn derde grief tegen de beschikking in
zaak 2.
zaak 1met betrekking tot de vakantietoeslag en de uitbetaling van vakantiedagen zijn niet aan de orde in hoger beroep bij gebreke van een grief tegen de beslissingen daarover.
zaak 1met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen gelet op het ontbreken van een grief tegen de afwijzing van dat verzoek door de kantonrechter.
zaak 2met betrekking tot de studiekosten en de buitengerechtelijke incassokosten spelen in hoger beroep geen rol meer, aangezien [verweerster] tegen de afwijzing daarvan niet heeft geappelleerd.
“(…) zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren”(artikel 7:678 lid 1 BW).
zaak 1brengt mee dat ook grief 3 tegen de beschikking in
zaak 2slaagt. Nu het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, is er ook geen sprake van dat [appellant] door zijn opzet of schuld aan [verweerster] een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen en is [appellant] niet de gefixeerde schadevergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW verschuldigd. Het verzoek van [verweerster] ter zake is in eerste aanleg ten onrechte toegewezen en hetgeen ter zake door [appellant] is betaald, € 5.281,20, dient aan [verweerster] te worden terugbetaald.
zaak 1geen billijke vergoeding toegekend, maar wel de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding zoals verzocht, vermeerderd met de wettelijke rente. De door [appellant] aan [verweerster] op grond van de beschikking in
zaak 2betaalde gefixeerde schadevergoeding dient door [verweerster] terugbetaald te worden.