3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1992, is sinds 31 juli 2017 in dienst bij [geïntimeerde] als International Sales Manager.
[geïntimeerde] is een vennootschap, gespecialiseerd in de productie van en handel in jongveevoeders op zuivelbasis, grondstoffen en halffabricaten.
[appellant] heeft zijn contract bij [geïntimeerde] opgezegd. [appellant] is tot 31 juli 2020 in dienst.
[appellant] heeft een baan als International Sales Manager geaccepteerd bij [de vennootschap naar Deens recht] (hierna: [de vennootschap naar Deens recht] ). [de vennootschap naar Deens recht] is een Deens bedrijf dat eiwitrijke ingrediënten verkoopt voor jongveevoeders.
[geïntimeerde] heeft een beroep gedaan op het navolgende artikel, opgenomen in de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst staat het volgende:
Gedurende de duur van deze arbeidsovereenkomst, zomede gedurende een periode van 12 maanden na de beëindiging ervan, ongeacht de wijze waarop en de redenen waarom het dienstverband tot een einde is gekomen – is het werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, niet toegestaan om activiteiten te ontplooien, op welke wijze en in welke vorm dan ook, hetzij in dienstbetrekking, hetzij onder eigen naam, hetzij door middel van samenwerking met natuurlijke of rechtspersonen, welke natuurlijke – of rechtspersonen dezelfde, gelijksoortige of aanverwante producten voeren als werkgever. Gelijksoortige of aanverwante activiteiten en producten worden gedefinieerd als: productie en/of marketing en verkoop van kunstmelk/melkvervangers voor kalveren, lammeren en biggen en concentraten/voormengsels/halffabricaten bevattende o.a. zuivel en eiwit voor de productie van voeders voor biggen en pluimvee. Hieronder is inbegrepen (financiële) deelname in en/of (in)directe zeggenschap over bedrijven welke gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan de activiteiten van de werkgever dan wel aan de werkgever gelieerde ondernemingen, in casu [de vennootschap 1] , [de vennootschap 2] en [de vennootschap 3] De strekking van dit concurrentiebeding is wereldwijd.”
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [appellant] gevorderd dat de kantonrechter in kort geding
primair: het concurrentiebeding voor zover van toepassing, per 1 augustus 2020 volledig schorst en [geïntimeerde] veroordeelt om hem toe te staan bij [de vennootschap naar Deens recht] of bij iedere andere werkgever in dienst te treden,
subsidiair: het concurrentiebeding beperkt tot een in goede justitie te bepalen omvang en looptijd,
primair en subsidiair: [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en kosten van het geding.
3.2.2.Aan deze vorderingen heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat het concurrentiebeding in een bodemprocedure zal worden vernietigd; het beding belemmert hem in zijn recht op vrije arbeidskeuze terwijl [geïntimeerde] geen (redelijk) belang heeft bij naleving van het beding (punt 3.2 van de dagvaarding in eerste aanleg).
3.2.3.[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en, naar het oordeel van de kantonrechter, in reconventie gevorderd om [appellant] te veroordelen tot naleving van het concurrentiebeding, zulks op straffe van een dwangsom ad € 1.000,-- per dag of gedeelte daarvan tot een maximum van € 10.000,--.
3.2.4.In het vonnis in kort geding van 19 juni 2020 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en die van [geïntimeerde] deels toegewezen in die zin dat [appellant] is veroordeeld om zich te onthouden van het overtreden van het concurrentiebeding, gedurende de looptijd van het beding of zoveel eerder als in de bodemprocedure over de geldigheid en werking van dit beding zal zijn beslist, en in het bijzonder van het op enigerlei wijze werkzaam zijn voor [de vennootschap naar Deens recht] of een daaraan gelieerde onderneming op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- met een maximum van € 10.000,--. [appellant] is voorts in reconventie in de proceskosten veroordeeld.