6.4.1In hoger beroep vordert [appellanten] , na eiswijziging, dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en opnieuw recht doende bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [appellanten] eigenaar is van het volledig kadastraal perceel bekend als gemeente Schijndel, sectie [sectieletter 1] , nummer [sectienummer 1] , en plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats] ;
voor recht verklaart dat [geïntimeerden ] strook X onrechtmatig in gebruik heeft;
[geïntimeerden ] veroordeelt om binnen dertig dagen na betekening van dit arrest strook X (zoals omschreven hiervoor in rov. 6.3) met alles wat zich daarop vanwege [geïntimeerden ] bevindt, inclusief de geplaatste zandwal, te ontruimen, te verlaten en in behoorlijke staat ter beschikking van [appellanten] te stellen en te houden;
[appellanten] machtigt om, wanneer [geïntimeerden ] niet (volledig) aan de veroordeling onder 3 voldoet, zelf de ontruiming van genoemde strook X op kosten van [geïntimeerden ] te bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm der wet;
[geïntimeerden ] verbiedt om na de feitelijke terbeschikkingstelling van genoemde strook X aan [appellanten] , genoemde strook X wederom geheel of gedeeltelijk in gebruik te nemen en bepaalt dat [geïntimeerden ] aan [appellanten] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd met dit verbod handelt een dwangsom verbeurt ter hoogte van € 250,00 per dag met een maximum van
€ 20.000,00 euro;
[geïntimeerden ] hoofdelijk veroordeelt binnen dertig dagen na betekening van dit arrest een nieuwe zandwal opgericht te hebben, althans medewerking te verlenen aan het oprichten van een nieuwe zandwal, van circa 1,5 meter hoogte, beplant met laurier, althans een ondoorzichtige scheidsmuur van twee meter hoogte, op de kadastrale grens tussen het perceel bekend als gemeente Schijndel, sectie [sectieletter 1] , nummer [sectienummer 1] en plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats] en de percelen bekend als gemeente Schijndel, sectie [sectieletter 1] nummer [sectienummer 3] en nummer [sectienummer 2] en plaatselijk bekend als [adres 2] anderzijds en [geïntimeerden ] veroordeelt de kosten daarvan (althans voor een gelijk deel bij) te dragen, op straffe van een dwangsom;
[geïntimeerden ] hoofdelijk veroordeelt in de schade van [appellanten] , thans begroot op € 3.588,12;
[geïntimeerden ] hoofdelijk veroordeelt in de kosten in beide instanties met nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.6.2.In de leveringsakte 2013 staat als feitelijke omschrijving van het geleverde niet enkel de kadastrale aanduiding vermeld. In artikel 6 lid 6 staat opgenomen dat tussen het verkochte en [adres 2] een zandwal is gerealiseerd. Daaruit blijkt naar het oordeel van het hof voldoende objectief de daadwerkelijke ligging van het stuk grond, in die zin dat (het midden van) de aanwezige zandwal de scheiding vormt tussen [adres 2] en het geleverde perceel [sectienummer 1] . Het hof verwerpt daarmee de stelling dat artikel 6 lid 6 slechts een obligatoire verplichting zou bevatten om de zandwal aan te brengen. Een puur obligatoire verplichting waaraan reeds is voldaan zal doorgaans niet worden opgenomen in een leveringsakte.
Dat het geleverde volgens [appellanten] daarmee geen 50 are bedraagt (hetgeen [geïntimeerden ] heeft betwist), doet daaraan niet af nu in artikel 2 lid 2 van de leveringsakte staat vermeld dat partijen geen rechten ontlenen aan het feit dat de grootte van het verkochte niet juist is.
Voor zover relevant past deze uitleg - anders dan [appellanten] betoogt - ook bij hetgeen is afgesproken in de koopovereenkomst en de feitelijke gang van zaken. De verkoop aan [betrokkene] betrof een afgesplitst perceel waarvan de erfgrens feitelijk nog moest worden aangebracht. In de koopovereenkomst staat dat verkoper zal zorgdragen voor een zandwal tussen het verkochte en [adres 2] . Vervolgens heeft het kadaster gemeten, waarna verkoper - volgens de verklaring van [betrokkene] met zijn goedkeuring - de zandwal heeft geplaatst. Daarna is in de leveringsakte opgenomen dat de zandwal tussen het verkochte en [adres 2] is gerealiseerd.
Op grond van het voorgaande vormt de zandwal de erfgrens van de aan [betrokkene] geleverde grond en is strook X dus niet aan [betrokkene] overgedragen.
6.6.3.In de leveringsakte 2016 staat dat het recht van eigendom betrekking heeft op een perceel bouwgrond gelegen te [plaats] aan de [adres 3] ongenummerd, kadastraal bekend als nummer [sectienummer 1] ter grootte van vijftig are. Vervolgens staat in artikel 2.2 dat geen der partijen rechten ontleent aan het feit dat de vermelde grootte van het verkochte en/of de verdere omschrijving daarvan niet juist of volledig is.
Daarmee blijkt naar het oordeel van het hof uit de leveringsakte voldoende objectief dat niet is bedoeld om met de kadastrale grens of met de vermelde grootte van het perceel de omvang en/of erfgrens van de geleverde eigendom bepalen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat bij de leveringsakte 2016 een kadastrale kaart was gevoegd. De objectieve partijbedoeling die blijkt uit de leveringsakte 2016 is om aan te sluiten bij de feitelijke situatie. Aan feitelijke kenmerken vermeldt de leveringsakte dat het gaat om bouwgrond van een ongenummerd perceel dat in het kadaster wordt aangeduid met nummer [sectienummer 1] . De feitelijke situatie was (en is), dat strook X wel was genummerd en geen bouwgrond betrof. Deze strook was immers als oprit in gebruik bij de eigenaren van [adres 2] . Daarmee blijkt uit de leveringsakte 2016 niet dat strook X tot het geleverde eigendom behoort. De lezing van [appellanten] zou leiden tot het onaannemelijke rechtsgevolg dat een strook grond aan de andere zijde van de zandwal, in gebruik bij de eigenaren van [adres 2] als oprit, zou worden overgedragen als bouwgrond.Dat het meewegen van de feitelijke situatie ter plaatste verenigbaar kan zijn met een objectieve uitleg indien de akte verwijst naar feitelijke kenmerken en voor meerdere uitleg vatbaar is en dat de feitelijke situatie ter plaatse ook van belang kan zijn voor de beantwoording van vraag welke uitleg tot de meest aannemelijke rechtsgevolgen leidt, heeft de Hoge Raad voor de uitleg van een splitsingsakte uitgemaakt in HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:337, NJ 2014/119 (Bakermans c.s./Mitros) en dat geldt naar het oordeel van het hof evenzeer voor de uitleg van een leveringsakte als hier in geschil. Op grond van het voorgaande vormt het midden van de zandwal naar het oordeel van het hof de erfgrens van de aan [appellanten] geleverde grond en is strook X dus niet aan [appellanten] overgedragen.
Bovendien, ook in het geval dat dit anders zou zijn, faalt het beroep van [appellanten] op artikel 3:88 lid 1 BW en is [appellanten] geen eigenaar geworden van strook X omdat [betrokkene] niet beschikkingsbevoegd was. [appellanten] wist ten tijde van de levering niet dat de kadastrale grens van het gekochte afweek van de feitelijke grens. Dat bleek pas later bij het maken van de tekeningen voor de te bouwen woning met bijgebouw. In die zin heeft [appellanten] onvoldoende onderbouwd gesteld er (gerechtvaardigd) op te hebben vertrouwd dat hij strook X (had gekocht en) geleverd had gekregen. Aan bewijslevering komt het hof daarom niet toe.
Het door [appellanten] gedane bewijsaanbod terzake de uitleg van de leveringsakten is niet ter zake dienend, zodat het hof ook daaraan voorbijgaat. Het hof ziet geen aanleiding een descente te houden.