In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep in twee arbeidsrechtelijke geschillen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. Nuijten, had hoger beroep ingesteld tegen beschikkingen van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had de hoger beroep procedure ingeleid met een dagvaarding op nader aan te voeren gronden, in plaats van een beroepschrift, wat leidde tot vragen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de processtukken waarmee het hoger beroep was ingeleid geen gronden bevatten, wat in beginsel zou leiden tot niet-ontvankelijkheid. Echter, het hof heeft ook overwogen dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht, aangezien de advocaat van de appellant niet bewust voor een verkeerde rechtsingang had gekozen. De advocaat had tijdens zijn vakantie instructies gegeven aan zijn secretaresse om de dagvaarding op te stellen, zonder dat hij de dossiers bij de hand had. Het hof heeft besloten dat de appellant alsnog de gelegenheid krijgt om de processtukken aan te vullen met de gronden voor het hoger beroep. De verweerster, vertegenwoordigd door mr. Y.A.E. Vlassenroot, is in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen. De beslissing houdt iedere verdere beslissing aan en stelt een termijn voor de indiening van het verweerschrift.