In de ontslagbrief is de dringende reden als volgt weergegeven:
“ (…) 05-04-2019 is geconstateerd dat u de intentie had om goederen te ontvreemden, deze lagen reeds in uw auto, bij [onderneming] , waar u tewerkgesteld was via [verweerster] (…).
In het licht van de hiervoor vastgestelde feiten is het voor [appellante] duidelijk geweest dat de ontslagreden is dat zij tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden zonder toestemming van [onderneming] een rollator en incontinentiemateriaal wilde wegnemen en zich dat wilde toeëigenen.
Vaststaat dat op vrijdagmiddag 5 april 2019 een rollator en vijf pakken incontinentiemateriaal toebehorend aan [onderneming] in de auto van [appellante] zijn aangetroffen. Van de vijf pakken incontinentiemateriaal waren drie pakken (volgens de ook door [appellante] ondertekende verklaring van 5 april 2019) of twee pakken (volgens de verklaring van [appellante] ter zitting in hoger beroep) ongeopend.
[appellante] geeft als verklaring dat zij de rollator eerder al eens had geleend en dat iedereen wel spullen leende. Zij was van plan de rollator na het weekend op maandag terug te brengen. Voorts verklaart zij dat iedereen geopende pakken incontinentiemateriaal mocht meenemen omdat dat materiaal na een aantal dagen niet meer zou mogen worden gebruikt. De ongeopende pakken heeft zij per ongeluk meegenomen omdat het verschil tussen geopende en ongeopende pakken niet goed zichtbaar is, aldus [appellante] .
Het hof acht de verklaring van [appellante] in het licht van het volgende ongeloofwaardig.
Vaststaat dat [appellante] geen toestemming heeft gevraagd voor het meenemen van de rollator. Haar stellingen dat zij de rollator eerder had geleend en dat iedereen spullen meenam worden door haar op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Verklaringen van medewerkers of bewoners van [onderneming] die die deze stelling bevestigen, zijn niet overgelegd.
Ten aanzien van het in haar auto aangetroffen incontinentiemateriaal overweegt het hof het volgende. Vaststaat dat [appellante] niet aan een leidinggevende toestemming heeft gevraagd voor het meenemen van incontinentiemateriaal. Als al moet worden aangenomen dat geopende pakken incontinentiemateriaal mochten worden meegenomen, dan is dat geen rechtvaardiging voor het meenemen van de in haar auto aangetroffen ongeopende pakken. Dat de ongeopende pakken moeilijk van geopende pakken te onderscheiden zijn, zoals [appellante] ter zitting heeft verklaard, heeft [appellante] evenmin onderbouwd en vormt onvoldoende rechtvaardiging om die pakken mee te nemen. Dat een leidinggevende eerder zou hebben aangegeven dat een deel van de keldervoorraad weg kon, is niet relevant. Er is niet gebleken dat die mededeling enig verband hield met de rollator of het incontinentiemateriaal.
Steun voor de overtuiging dat [appellante] de rollator en het incontinentiemateriaal zonder toestemming en met de bedoeling om die zaken weg te nemen in haar auto heeft gelegd, vindt het hof ook in het overgelegd beeldmateriaal. Daaruit blijkt dat [appellante] zowel het incontinentiemateriaal als de rollator in een rolcontainer had gelegd bij de vuilniszakken die zij naar de vuilcontainer moest brengen en dat zij de rollator en het incontinentiemateriaal had ingepakt in dezelfde soort vuilniszakken.
Bovendien valt op dat [appellante] , nadat de rollator was aangetroffen op de achterbank van haar auto, desgevraagd heeft meegedeeld dat dit alles was, terwijl later naar aanleiding van de mededeling van een receptiemedewerker, die de beelden had gezien, nog eens de achterbak is opengemaakt waarna het incontinentiemateriaal is aangetroffen. [appellante] verklaart ter zitting in hoger beroep nog dat zij slechts ja heeft gezegd op de vraag of de rollator alles was wat zij geléénd had en niet op de vraag of de rollator alles was wat zij meegenomen had. Het door haar ondertekende verslag vermeldt echter dat haar gevraagd is of de rollator alles was wat in de auto lag. Bovendien had het op de weg van [appellante] gelegen om - ook indien gevraagd zou zijn of de rollator alles was wat zij geleend had - open kaart te spelen en mee te delen dat zij ook nog incontinentiemateriaal in de auto had gelegd. Een en ander draagt bij aan de overtuiging van het hof dat [appellante] zich de in de auto aangetroffen zaken zonder toestemming wilde toeëigenen.
[appellante] heeft nog een algemeen bewijsaanbod gedaan. Dit is echter onvoldoende toegesneden op enige stelling van haar, zodat het hof dit algemeen bewijsaanbod passeert. Zij heeft bij verzoekschrift in hoger beroep verder aangeboden een geluidsopname over te leggen waaruit zou blijken dat een medewerker toestemming zou hebben gegeven om incontinentiemateriaal mee te nemen, maar zij heeft dit aanbod ter zitting ingetrokken. Het hof ziet derhalve geen reden voor nadere bewijslevering.