ECLI:NL:GHSHE:2020:1892

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
200.273.756_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag in het belang van de kinderen met medische problematiek

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, stelt dat de gezagsbeëindiging niet noodzakelijk is en dat hij bereid is om de kinderen in een pleeggezin op te laten groeien. De moeder en de Raad voor de Kinderbescherming zijn echter van mening dat de beëindiging van het gezag in het belang van de kinderen is, gezien hun kwetsbare situatie en de medische problematiek waar zij mee te maken hebben.

De mondelinge behandeling vond plaats op 25 mei 2020, waarbij de vader, de moeder, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De vader heeft zijn bezwaren tegen de gezagsbeëindiging uiteengezet, waarbij hij zijn betrokkenheid en bereidheid om samen te werken benadrukt. De Raad en de moeder hebben echter gesteld dat de vader niet in staat is om de zorg en opvoeding van de kinderen op een aanvaardbare manier te waarborgen, en dat het in het belang van de kinderen is dat zij ongestoord kunnen opgroeien in het pleeggezin.

Het hof heeft overwogen dat, hoewel de vader betrokken is, hij niet over de benodigde opvoedvaardigheden beschikt en dat zijn gezag behouden kan leiden tot spanningen en vertragingen bij belangrijke beslissingen voor de kinderen. Gezien de medische problematiek van de kinderen en de noodzaak voor stabiliteit en continuïteit in hun leven, heeft het hof besloten de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het gezag van de vader te beëindigen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 18 juni 2020
Zaaknummer : 200.273.756/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/351610 / FA RK 18-5965
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [de moeder] (hierna: de moeder);
- Stichting Intervence, de gecertificeerde instelling (hierna: de GI);
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, de voogdes (hierna: de WSS).
- de heer en mevrouw [de pleegouders] (hierna: de pleegouders).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 3 december 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 februari 2020, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen – naar het hof begrijpt zover het de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader betreft – en opnieuw rechtdoende het inleidend verzoek van de raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over de kinderen af te wijzen, dan wel een beschikking te geven welke het hof juist acht, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen op 10 maart 2020, heeft de moeder verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en voormelde beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Kouijzer;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de moeder, bijgestaan door mr. S. van de Voorde;
De GI, de WSS en de pleegouders zijn, met bericht van verhindering, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 30 oktober 2019;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 23 maart 2020;
  • de brief van de WSS d.d. 26 maart 2020;
  • de van de zijde van de vader op 18 februari 2020 ingekomen productie 5;
  • de brief van de pleegouders d.d. 17 maart 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de vader en de moeder zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
3.2.
De kinderen hebben vanaf 3 november 2015 onder toezicht gestaan van de GI en zij zijn op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds 13 januari 2017 uit huis geplaatst. Deze maatregelen zijn laatstelijk verlengd tot 3 mei 2020. Sinds 27 januari 2017 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het huidige pleeggezin.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank het gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en de WSS tot voogdes benoemd.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing, voor zover het de beëindiging van zijn gezag betreft, niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
Indien aan de criteria voor een gezagsbeëindiging is voldaan kan het hof het gezag beëindigen maar het hof hoeft dit niet te doen. De gezagsbeëindiging is niet noodzakelijk. Het raadsrapport is niet op ieder vlak actueel. Het is onjuist dat de vader het nergens mee eens is. De vader onderschrijft dat het perspectief van de kinderen in het pleeggezin ligt en hij is duurzaam bereid de kinderen elders te laten opgroeien. Hij kan de kinderen emotionele toestemming geven om zich te hechten aan de pleegouders. Voor de kinderen is er geen onduidelijkheid. Zij weten dat zij bij de pleegouders gaan opgroeien en kunnen hun ontwikkeling daar ongestoord voortzetten. Het contact met de pleegouders en de WSS is goed en de WSS houdt de vader goed op de hoogte.
Door de gezagsbeëindigende maatregel wordt de rol van de vader steeds verder gemarginaliseerd en mist hij de betrokkenheid. Vanwege de medische situatie van de kinderen is het passend dat de vader met het gezag belast blijft. De vader wil kunnen blijven meedenken en (mee)beslissen. De vader heeft zijn beperkingen maar hij is bereid samen te werken en zich te verdiepen in de te maken keuzes. De vader gaat niet dwarsliggen ten aanzien van medische aangelegenheden. Er zijn ook nooit noemenswaardige problemen geweest ten aanzien van te nemen beslissingen. Het gaat er bij de vader niet om dat hij beslissingen voor de moeder kan nemen. De vader heeft geen bezwaar tegen de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing en de verlenging daarvan kan jaarlijks schriftelijk worden afgedaan.
3.6.
De raad brengt, kort samengevat, het volgende naar voren.
Het argument van de vader om de gezagsbeëindiging terug te draaien ziet op zijn diepgewortelde wens om te kunnen blijven meebeslissen. De hechtingsrelatie die de kinderen met de pleegouders aangaan moet ongehinderd kunnen doorgaan. Daarvoor is nodig dat het ouderschap op afstand goed wordt ingevuld. Vanwege de (medische) problematiek van de kinderen is er veel overleg nodig en zullen er veel keuzes gemaakt moeten worden, waardoor een groot beroep zal worden gedaan op de ouders op afstand. De gezagsbeëindiging is verzocht om te kunnen bereiken wat de kinderen vanwege hun problematiek nodig hebben. Alhoewel de intentie van de vader en zijn wens om betrokken te blijven prachtig zijn en hij zich neerlegt bij het verblijf van de kinderen bij de pleegouders, gaat het op een goede manier invullen van het ouderschap op afstand met de vader niet lukken. De vader heeft pedagogische beperkingen en zijn leerbaarheid is nihil. De vader pakt adviezen over de omgang wel op, maar het bieden van duidelijkheid en structuur tijdens de omgang is al lastig voor hem. Door de hulpverlening is erop ingezet hoe de omgang moet worden ingevuld door de ouder op afstand, zodanig dat de hechting van de kinderen met de pleegouders ongeschonden blijft, maar dat lukt de vader onvoldoende. Dat heeft effect op de relatie met de pleegouders en deze kinderen kunnen dat niet aan. De gezagsbeëindiging betekent dat de pleegouders en de WSS de kinderen ongestoord kunnen opvoeden en dat hebben deze kinderen nodig.
3.7.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
De gezagsbeëindiging is in het belang van de kinderen vanwege hun problematiek. Verder is het passend omdat er niet meer wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing. De kinderen hebben behoefte aan rust, regelmaat en continuïteit en het is niet in hun belang dat de ondertoezichtstelling jaarlijks moet worden verlengd. Als de vader het gezag behoudt zorgt dit voor spanningen waar ook de kinderen last van hebben. De kans is groot dat de kinderen dan klem raken omdat er scheve verhoudingen ontstaan. De vader moet beslissingen nemen over het contact tussen de moeder en de kinderen, terwijl er tussen de ouders geen communicatie plaatsvindt.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in
artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
3.8.2.
Vaststaat dat de vader het gezag niet misbruikt.
3.8.3.
Naar het oordeel van het hof is echter wel voldaan aan het hiervoor onder sub a vermelde criterium voor een gezag beëindigende maatregel. Niet in geschil is dat de vader niet in staat is de verzorging en opvoeding van de kinderen binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn op zich te nemen en dat het perspectief van de kinderen in het pleeggezin ligt. Het hof volgt de vader niet in zijn betoog dat de gezagsbeëindiging niet noodzakelijk is vanwege de duurzame bereidheid van de vader om de kinderen bij de pleegouders te laten opgroeien. De belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan immers voorop. Gebleken is dat de vader heel erg betrokken is en dat hij erg zijn best doet, maar hij is onvoldoende leerbaar en beschikt niet over voldoende opvoedvaardigheden. Anders dan in de uitspraak waarnaar de vader verwijst (ECLI:NL:GHSHE:2020:1344), vindt er tussen de vader en de kinderen slechts zeer beperkt contact plaats. Deels omdat dit voor de kinderen te belastend is, in ieder geval voor [minderjarige 1] , en deels omdat het voor de vader lastig is om een goede invulling te geven aan de omgangsmomenten. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn kwetsbare kinderen waarbij sprake is van een belaste voorgeschiedenis en (medische) problematiek. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is het uitermate belangrijk dat het hechtingsproces met de pleegouders ongestoord verloopt. Hiervoor is het noodzakelijk dat, indien de vader zijn gezag behoudt, het ouderschap op afstand op een goede manier wordt ingevuld. Door de hulpverlening is hierop ingezet, maar de vader blijkt hiertoe onvoldoende in staat. Daar komt bij dat de vader maar beperkt contact met de kinderen heeft: eenmaal per vier weken een uur met [minderjarige 1] en anderhalf uur met [minderjarige 2] . Hierdoor is de vader onvoldoende op de hoogte van de ontwikkeling van de kinderen en wordt het voor de vader steeds moeilijker in te schatten wat de kinderen nodig hebben. Dit terwijl er vanwege de (medische) problematiek van de kinderen nog veel belangrijke beslissingen genomen moeten worden. Indien de vader zijn gezag behoudt, hebben de GI en de pleegouders de toestemming van de vader nodig bij het nemen van dergelijke beslissingen. De vader geeft ook aan dat hij het gezag met name graag wil behouden om te kunnen (mee)beslissen. Het risico bestaat dat dit tot spanningen zal leiden en er mogelijk sprake kan zijn van een onaanvaardbare vertraging bij het nemen van belangrijke (medische) beslissingen, hetgeen zijn weerslag op de kinderen zal hebben. Het hof acht dit niet in het belang van de kinderen. Het voorgaande maakt dat het hof, ondanks de duurzame bereidheid van de vader, de gezagsbeëindiging in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk acht.
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
3.10.
Gelet op de aard van de procedure zal het hof de proceskosten compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 3 december 2019, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten aldus, dat ieder de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.L. Schaafsma-Beversluis en K.A. Boshouwers en is op 18 juni 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.