ECLI:NL:GHSHE:2020:1344
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake beëindiging ouderlijk gezag en ondertoezichtstelling van een minderjarige
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van de vader van een minderjarige, geboren in 2011, tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 11 oktober 2019 het ouderlijk gezag van zowel de vader als de moeder beëindigd. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Kalle, verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het ouderlijk gezag van hem in stand te houden. De vader stelde dat hij in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen had doorgemaakt en dat het gezag van de ouders niet beëindigd hoefde te worden, aangezien de minderjarige al sinds 2015 in een pleeggezin verbleef en de vader actief betrokken was bij zijn opvoeding.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2020 werd de vader gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Stichting Intervence. De raad stelde dat de beëindiging van het gezag noodzakelijk was voor de duidelijkheid en continuïteit in de opvoeding van de minderjarige. De GI benadrukte dat er in het verleden problemen waren geweest met de vader, maar dat er nu een goede samenwerking was. De pleegvader gaf aan dat de minderjarige zich goed ontwikkelde in het pleeggezin.
Het hof oordeelde dat de vader inmiddels het perspectief van de minderjarige in het pleeggezin steunde en dat er geen noodzaak was voor gezagsbeëindiging. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank voor zover deze het ouderlijk gezag van de vader beëindigde en stelde het gezag van de vader over de minderjarige hernieuwd in. Tegelijkertijd werd de minderjarige opnieuw onder toezicht gesteld en werd een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van een jaar. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.