Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 4 februari 2020;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 maart 2020;
3.De beoordeling
Vanmorgen is geconstateerd dat u in strijd met deze gedragscode heeft gehandeld door verdovende middelen te gebruiken tijdens de werktijd. Vanwege het door u getoonde volstrekt onaanvaardbare gedrag, bestaande uit het gebruiken van verdovende middelen tijdens werktijd en het aldus in strijd handelen met deze gedragscode, heb ik u mondeling op staande voet ontslagen (zoals bedoeld in artikel 7:678 BW). Dit ontslag bevestig ik u thans schriftelijk. Voor zover u meerdere keren verdovende middelen zou hebben gebruikt tijdens werktijd merk ik hierbij op dat iedere keer afzonderlijk dat u zulks heeft gedaan en aldus in strijd heeft gehandeld met de gedragscode, alsmede deze voorvallen in onderlinge samenhang beschouwd, aangemerkt kunnen worden als een dringende reden voor ontslag op staande voet.”
Het onder I Primair verzochte wenst verzoeker in te trekken (kort samengevat: vernietiging van de opzegging en herstel van de arbeidsrelatie);
wegens het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever ex art. 7:671c BW.”
- te verklaren voor recht dat aan de onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst geen dringende reden ten grondslag ligt;
- de werkgever te veroordelen tot betaling aan de werknemer van een billijke vergoeding van € 10.000,00 bruto;
- de werkgever te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding;
- te verklaren voor recht dat het studiekostenbeding niet rechtsgeldig is;
- de werkgever te veroordelen tot het verstrekken en uitbetalen van een eindafrekening;
- de werkgever te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris over de maand augustus 2019 met wettelijke verhoging;
- de werkgever te veroordelen tot betaling van wettelijke rente en
- de werkgever te veroordelen in de kosten van beide procedures.
kanintrekken omdat dat ontslag een eenzijdige rechtshandeling is die slechts met toestemming van [appellant] kan worden ingetrokken, en die toestemming – zo begrijpt de kantonrechter [appellant] – niet is gegeven. De kantonrechter deelt deze opvatting van [appellant] . Tegen dit oordeel is, terecht, geen grief gericht.
€ 2.000,-- toewijzen.
4.De beslissing
- de eerste aanleg en begroot die kosten aan de zijde van [appellant] tot op de datum van het bestreden vonnis van 4 november 2019 op € 81,00 aan griffierecht en op
- het hoger beroep, en begroot die kosten aan de zijde van [appellant] tot op heden op