Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/324852 / HA ZA 17-575)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
GEMEENSCHAPPELIJKE HUISHOUDING
in conventie
manheeft tijdig hoger beroep ingesteld. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van de man alsnog toe te wijzen en de vorderingen van de vrouw af te wijzen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding zowel in eerste instantie als in hoger beroep.
vrouwheeft de grieven van de man weersproken. Zij heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij haar eis vermeerderd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis op de in het incidenteel appel genoemde punten, en opnieuw rechtdoende de grieven van de vrouw in incidenteel appel gegrond te verklaren en het bestreden vonnis voor het overige te bekrachtigen.
manheeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis door de vrouw. Dit betreft geen vermeerdering van eis, noch een wijziging van eis. Het gaat hier om compleet nieuwe vorderingen. Die kunnen niet in deze stand van de procedure worden ingesteld, aldus de man. Tevens zijn de vorderingen onduidelijk. Hij kan hierop niet reageren en verzoekt deze vorderingen af te wijzen wegens strijd met de goede procesorde en de substantiëringsplicht.
hofverwerpt dit bezwaar. Als verzoekster in eerste aanleg is de vrouw bevoegd in hoger beroep haar eis te vermeerderen gelet op art. 353 lid 1 jo 130 Rv. De vermeerdering van eis is tijdig - bij memorie van antwoord tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel - ingediend. Niet is toegelicht dat door de vermeerdering van eis de procedure onredelijk zou worden vertraagd dan wel de verdediging onredelijk zou worden bemoeilijkt. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Het hof zal de vermeerdering van eis dan ook in de beoordeling betrekken.
- de verkoop van de woning (grief 1 en 6 van de man, grief 2 van de vrouw);
- de gebruiksvergoeding (grief 2 en 3 van de man, grief 3 van de vrouw);
- de hypotheeklasten (grief 4 en 5 van de man).
- de OZB belasting en premie opstalverzekering (grief 1 van de vrouw);
- de zorgtoeslag (vermeerdering van eis van de vrouw);
- de kosten van de leaseauto (vermeerdering van eis van de vrouw).
hofhet volgende voorop.
manbetaling door de vrouw van de helft van de hypotheeklasten over de periode van januari 2015 tot juni 2017. Hij beroept zich daarbij op een vergoedingsrecht.
hofoverweegt als volgt.
manhet hof verzocht in het dictum op te nemen dat de vrouw gehouden is om de helft van de hypotheeklasten te voldoen.
hofoverweegt als volgt.
vrouwhet volgende aangevoerd. Begin 2015 heeft de vrouw de echtelijke woning verlaten. Haar volledige salaris werd echter tot juni 2017 gestort op de gezamenlijke rekening van partijen. Van die rekening werden alle lasten voldaan, waaronder de OZB belasting en de premies opstalverzekering. Nu de vrouw veroordeeld is om de helft van die lasten over de periode 2015, 2016 en 2017 te voldoen, voldoet zij deze lasten dubbel.
hofoverweegt als volgt.
vrouwvordert betaling door de man van de aan de vrouw toekomende zorgtoeslag over de jaren 2015, 2016 en 2017. Het gaat daarbij om een bedrag van in totaal € 4.979,--. De man heeft verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt.
vrouwvordert betaling door de man van het deel van de kosten die de vrouw heeft voldaan aan de leaseauto (bestelbus) van de man in de periode januari 2015 tot juni 2017. Het gaat daarbij om een totaalbedrag van € 3.833,95. De man heeft verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt.
mankeren zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de woning moet worden verkocht aan een derde. Ter toelichting op zijn grieven voert de man het volgende aan.
vrouwheeft verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt.
hofbegrijpt, mede gelet op hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht op de mondelinge behandeling, dat de vrouw met haar tweede grief bedoelt een beroep te doen op art. 3:300 BW zowel ten aanzien van de verkoop van de woning als de voor levering daarvan te verrichten rechtshandelingen.
manhet volgende aan.
vrouwheeft verweer gevoerd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de man een gebruiksvergoeding aan haar dient te betalen en heeft daarbij de juiste berekeningsmethodiek gehanteerd.
manheeft verweer gevoerd. Hij verwijst naar hetgeen hij heeft aangevoerd ter zake van zijn grieven met betrekking tot de gebruiksvergoeding.
hofoverweegt als volgt.
4.De uitspraak
- in conventie de man is veroordeeld om een gebruiksvergoeding aan de vrouw te voldoen van € 304,17 per maand;
- in reconventie is bepaald dat de vrouw gehouden is aan de man te voldoen de helft van de OZB belasting en premies opstalverzekering over de jaren 2015, 2016 en 2017;
- indien de man niet binnen een week na betekening van dit arrest meewerkt aan het verstrekken van een verkoopdracht aan een door partijen in onderling overleg aan te wijzen NVM-makelaar, dit arrest dezelfde kracht zal hebben als de handtekening van de man onder de overeenkomst van opdracht tot verkoop aan de makelaar;
- indien de man niet meewerkt aan de verkoop van de woning aan een derde dit arrest dezelfde kracht zal hebben als de handtekening van de man onder de overeenkomst tot verkoop en levering van de woning aan een koper als ook onder alle verdere stukken die nodig zijn om tot verkoop en levering van de woning te komen, mits die overeenkomsten en stukken geen bepalingen bevatten die afwijken van wat in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is, zulks ter beoordeling van de betreffende makelaar;
- veroordeelt de man om, op eerste gezamenlijk verzoek van de vrouw en de makelaar, binnen één week nadat de concept leveringsakte is opgesteld mee te werken aan het notarieel transport van de woning;
- bepaalt dat, wanneer de man niet binnen de hierboven bedoelde termijn van één week zijn medewerking aan het notarieel transport van de woning verleent, dit arrest dezelfde kracht zal hebben als de handtekening (en parafen) van de man onder (en in) de benodigde notariële akte, mits die akte geen bepalingen inhoudt die afwijken van wat in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is, zulks ter beoordeling van de notaris ten overstaan van wie de akte gepasseerd wordt;