In deze zaak gaat het om de opeisbaarheid van een borgsom van € 50.000,- die door [geïntimeerde] was gesteld voor de verplichtingen van Brand New Label B.V. (BNL) aan Alfa Commercial Finance B.V. (Alfa). Alfa had een factoringovereenkomst met BNL en stelde [geïntimeerde] aansprakelijk voor de borgsom nadat BNL failliet was verklaard. De rechtbank Oost-Brabant had in eerste aanleg geoordeeld dat de vordering van Alfa op [geïntimeerde] nog niet opeisbaar was, omdat er een fraudeonderzoek liep naar een werknemer van BNL. Alfa ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde dat de vordering van Alfa op [geïntimeerde] wel degelijk opeisbaar was. Het hof stelde vast dat er geen opschortende voorwaarden waren afgesproken die de vordering blokkeerden. De stelling van [geïntimeerde] dat er een afspraak was gemaakt om invordering voorlopig achterwege te laten, werd door het hof verworpen. Het hof concludeerde dat Alfa de borgsom op 14 april 2017 kon opeisen, en dat de vordering tot betaling van de borgsom werd toegewezen. Daarnaast werd de wettelijke rente over de borgsom toegewezen vanaf 6 mei 2017, evenals de buitengerechtelijke kosten van € 1.275,-. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en veroordeelde [geïntimeerde] tot betaling aan Alfa, inclusief de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.